Eerst verdwijnen de hoge tonen. Zingende merels, koolmezen, de tjiftjaf. Regendruppels op het dak, zachte klanken als de f en de s. Daarna gaan meer letters heen. De p, de k, de t. Horen was al een beproeving in drukke cafés en restaurants maar nu ook in de verjaardagskring in de huiskamer. Je gaat de woorden raden, want het zeggen van ‘wat zeg je’ kent een sociaal quotum van twee. Tina Helfrich (75) uit Velp kijkt regelmatig naar de lippen van haar gesprekspartners om te zien of ze „daar nog iets uit kan halen”. Mathilde Boom (81) uit Amsterdam heeft sinds kort een hoortoestel omdat ze de tv steeds harder moest zetten. Haar salsavriendin Sylvia Bijsmans (84) draagt in gezelschap een zendertje om haar hals en legt de ontvanger op tafel, maar heeft er weinig baat bij zodra mensen door elkaar heen praten. En Jaap de Boer (81) uit Amstelveen legde contact met een audicien want in grote groepen ontgaat hem „zo ongeveer alles”.
Nederland vergrijst en dus wordt Nederland dover. Van de tienduizenden trilharen in het slakkenhuis die geluidsvibraties doorseinen aan de hersenen gaan er met het ouder worden steeds meer kapot. Het is een onherroepelijk proces dat versterkt kan worden door factoren als medicijngebruik, je genenpakket en gehoorschade geleden in concertzalen en fabriekshallen.
Van de 70- tot 75-jarigen heeft 22 procent moeite met het verstaan van anderen, bleek uit onderzoek in 2020 van het ErasmusMC en kenniscentrum VeiligheidNL. Onder 80- tot 85-jarigen ligt het percentage al op 52, onder negentigplussers op 91 procent. Hoortoestellen toveren weggevallen tonen tevoorschijn, maar ze zijn niet zaligmakend en bovendien stellen mensen de aanschaf vaak uit: ze associëren hoortoestellen met ouderdom en tsja: wie wil oud zijn? Slechthorendheid kan leiden tot het mijden van borrels, feestjes, etentjes, cursussen – tot isolement. Er is ook een samenhang aangetoond tussen gehoorverlies en dementie, een mogelijk gevolg van onderprikkeling van de hersenen.
De impact wordt onderschat, zegt Wouter Hildebrandt (84), drager van een hoortoestel en desondanks slechthorend. „Mensen praten niet meer zoveel met je, want zo’n gesprek kost hun moeite.” Wouter Hildebrandt woonde half juni een bijeenkomst bij over slechthorendheid in een Amstelveens buurthuis waar NRC ook aanwezig was, georganiseerd door de Amstelveense stichting Hart voor gehoor. Een audicien praatte een groep ouderen met gehoorverlies bij over de keur aan hoortoestellen op de markt. Hildebrandts vrouw Marijke (79) zat naast hem, al hoort zij nog „goed genoeg.” Ja, zeiden ze desgevraagd, ze wilden wel wat doorpraten over het leven met gehoorverlies.
Meeknikken
Zijn slechthorendheid ging pas opspelen na zijn pensionering, vertelt Wouter Hildebrandt een paar dagen later in het lichte, drempelloze Amstelveense appartement waar ze sinds de vroege jaren negentig wonen. Hij zit in een moderne, bruinleren fauteuil, Marijke rechts van hem op de bank. Zijn oren zijn gevuld met doorzichtige hoortoestellen waarvan de slangetjes over zijn oorschelpen lopen.
Wouter en Marijke leerden elkaar kennen toen ze een eind in de dertig waren. Zij werkte voor het opleidingscentrum van internationaal verpakkingsbedrijf Van Leer, hij kwam vanuit het hoofdkantoor langs voor een training. Wouter, jurist, werkte later twintig jaar voor IBM. „Human resources”, zegt hij met zijn zachte stem. Dat zijn gehoor slecht werd, merkte hij na zijn pensionering als lid van „allerlei commissies in Amstelveen, sociaal beleid enzo”. Dat waren „vrij grote groepen.” Hij kon de gesprekken niet goed meer volgen.

„Ik kon het goed verbergen”, zegt hij. „Knikken: dat werkt. En als iemand een lang verhaal vertelt, dan hoef je ook niet zoveel te zeggen. Je kunt het houden op ‘ja’.” Hij doet het voor, zijn gezicht geplooid in de stand van de aandachtig meeknikkende luisteraar. „Ja. Ja. Ja. Ja.”
Tot hij écht te weinig meekreeg. „Wéér iets dat verloren gaat, zo zag ik het. Ik liep al niet meer zo makkelijk en zo snel, kon niet meer zo goed slaan, met tennis, met golf. Dan hóóp je dat je gehoor goed genoeg blijft. Maar nee.”
Marijke: „Hij heeft ook een herseninfarct gehad. Nu bijna vijf jaar geleden. Daarvoor deden we nog alles, tot skiën aan toe. Dat was een enorme klap.”
„Ik heb een tijd niet kunnen lopen. Daar heb ik nog steeds moeite mee. Ik sleep met mijn rechterbeen.”
„Hij loopt met een rollator of een stok. Dat doof worden herinner ik me minder, hoe dat precies is gegaan. Maar het is wel achteruitgegaan. Nu moet ik goed articuleren en steeds herhalen wat ik zeg. Dat is behoorlijk irritant. Volgens mij heb je er zo langzamerhand een gewoonte van gemaakt meteen ‘wat zeg je’ te zeggen, ook al versta je het.”
„Ik pak misschien 80 procent op van wat iemand zegt die tegenover me zit. Maar die 20 procent weet ik niet, dus dan vraag ik nog een keer ‘wat zeg je’.”
„Nou, ga er maar gewoon van uit dat je het verstaat, schat.”
Duidelijk articuleren
Praten met slechthorenden vergt veel van gesprekspartners, zegt Cas Smits (52), hoogleraar audiologie en klinisch fysicus-audioloog in het Amsterdam UMC. „De persoon die wél goed hoort moet zich voortdurend aanpassen: dingen twee, drie, vier keer zeggen, duidelijk articuleren, de ander aankijken, controleren of de boodschap is overgekomen.” Dat kost hem als audioloog al enige moeite, zegt Smits, als hij met patiënten praat. „En dan voer ik nog relatief korte gesprekken. In een relatie gaat het moeizaam communiceren continu door.”
Wouter Hildebrandt merkt dat hij minder snel reageert, vertelt hij. „Het formuleren gaat ook wat moeilijker. In gezelschap leun ik wat meer achterover. Vroeger was ik nooit te bleu om de lead te nemen. Dan hadden vrienden het over een plek in Italië of Frankrijk waar ze naartoe gingen en dan zei ik: o daar ja, daar kun je dát zien en dan kun je daar en daar naartoe gaan.”
Foto’s Saskia van den Boom
Marijke: „Ja je had altijd wat te vertellen, je weet akelig veel, nog steeds. En nu zie je inderdaad dat hij inzakt als we met vrienden gaan eten. We eten ook met z’n vieren hooguit. Naar verjaardagen gaan we achteraf, dan maken we een afspraak.”
„Als mensen mij aankijken, is het makkelijker ze te volgen. Komt het geluid van opzij, dan is het veel moeilijker. Daar is ook geen goede oplossing voor, gehoortechnisch, heb ik begrepen.”
Het lijkt simpel: je hoort slecht, een hoortoestel versterkt het geluid en daarmee zijn de problemen de wereld uit. Maar slechthorendheid is complex, vertelt audioloog Smits. Je neemt slechts een deel van de frequenties niet goed waar. De overige tonen hoor je soms net zo goed als mensen zónder gehoorproblemen. Een hoortoestel heeft dus de uitdagende taak om de verloren frequenties terug te winnen zonder de niet-verloren frequenties te hard te laten binnenkomen. Bij slechthorenden is het verschil tussen een geluid ‘net niet’ horen en een geluid ‘te hard’ horen bovendien klein, zodat het hoortoestel de verloren tonen soms niet alleen terugtovert maar per ongeluk opschroeft naar een onaangenaam hoog volume.
We eten met z’n vieren hooguit. Naar verjaardagen gaan we achteraf
Een hoortoestel, zegt Smits, is eigenlijk een „optelsom van compromissen”. Daar komt de uitdaging bij om in sociale settings uit het geroezemoes van stemmen, muziektonen en glasgerinkel louter de gewenste geluiden te destilleren. Smits: „In één-op-ééngesprekken helpen hoortoestellen absoluut en in klein gezelschap helpen ze vaak.” Maar in rumoerige settings helpen ze slechts „sommige mensen een beetje.”
Dat zeggen ook de ouderen in het Amstelveense buurthuis tijdens de bijeenkomst over gehoorverlies, waar de Hildebrandts bij waren. „In een bus hoef je met mij écht geen gesprek te voeren”, zei een hoortoesteldraagster die tegenover het echtpaar zat. Anderen klaagden over het versterkte geluid van de wind tijdens het fietsen. „Dan kunt u in de winkel vragen of ze er een fietsprogramma in zetten”, zei de aanwezige audicien. „Fietsprogramma?” mompelden de aanwezigen, „nooit van gehoord.”
„We hebben nog altijd een abonnement op het Concertgebouw”, vertelt Wouter Hildebrandt in zijn fauteuil. „Maar we komen niet meer in de Grote Zaal. Het rumoer wordt mij daar snel te veel. En zodra het orkest begint te spelen moet ik mijn hoortoestel weer bijstellen.” Het theater laten ze al een tijdje aan zich voorbijgaan. Het filmhuis, ja, dat lukt.
Verbaasde audicien
Enfin, vele slechthorenden ervaren de manco’s van hoortoestellen niet aan den lijve omdat ze ervoor kiezen er geen te dragen. „Pas na zes, zeven jaar van gehoorproblemen stappen mensen de winkel binnen, is onze ervaring”, zegt de audicien die presenteerde in het buurthuis, Sylvia Vilhana da Silva (53) van de firma Makker Hoortoestellen. Ze is tien jaar audicien en telde hoeveel klanten enthousiast de winkel binnenliepen. „Nul.” Er zijn, zegt ze, „dames van 90, 95 jaar oud die zeggen: niemand mag het zien hoor, niemand mag het zien!’” En dan stelt Vilhana da Silva hen gerust en vertelt ze dat de tijd van het steunkouskleurige hoortoestelblok achter het oor gelukkig voorbij is. Dat de kleur van het hoortoestel vaak wordt gekozen aan de hand van de haarkleur en dat je er dan bijna niets van ziet, probeert u het vooral een maandje op proef.
Vilhana da Silva meet het gehoor van klanten en vat de bevindingen in een audiogram. Ze verbaast zich geregeld over wat ze tegenkomt. „Ze horen geen stemmen, natuurgeluiden, verkeersgeluiden… Het kan niet anders dan dat ze elke dag superveel energie kwijt zijn om in elk geval íéts te kunnen horen.”
Mensen raken veelal niet gealarmeerd door hun gehoorverlies want het gaat in kleine stapjes. Ze wennen maand na maand, jaar na jaar aan een nieuw normaal dat steeds iets slechter verstaanbaar is. Ook ontwikkelt men een scherpe antenne voor vrienden en kennissen die nog slechter horen en ook geen hoortoestel dragen: laat eerst hén maar eens overstag gaan. „Het valt wel mee”, zeggen klanten tegen Vilhana da Silva als ze eindelijk de drempel van de winkel hebben genomen. Of: „Ik hóéf ook niet alles meer te horen.” Of: „Het hoort gewoon bij de leeftijd.” Dat laatste klopt als een bus, zegt ze. „Maar daar kun je dus iets aan dóén.”
Haar over het oor
Je budget doet ertoe: hoortoestellen verschillen zeer in kwaliteit en prijs. De meest basale modellen kosten zo’n 300 euro per oor en worden voor 75 procent vergoed door de zorgverzekeraar. Deze modellen laten in rumoer zeer te wensen over. De beste, deels vergoede modellen kosten gemiddeld zo’n 750 euro per oor, zegt Vilhana da Silva. De niet-vergoede modellen zijn nieuwer, presteren beter en kosten gauw 1.700 euro per oor. Je hebt ze ook voor 2.600 euro.
Stel je de aanschaf jarenlang uit dan is de kans groot dat je erg aan het hoortoestel moet wennen. „Het gehoorverlies is dan vaak al zó vergevorderd dat je het apparaat niet meteen op honderd procent van zijn vermogen kan instellen. De overgang is dan te groot, dat wordt veel te hard”, zegt Vilhana da Silva. „Dus zetten we het toestel op 75 procent, met als nadeel dat mensen in gezelschap nog steeds niet alles horen wat ze willen horen. Dat moet je gewoon wat tijd gunnen.” Maar die tijd nemen mensen vaak niet, want zo tolerant als ze zijn voor hun gehoorverlies, zo streng zijn ze voor het hoortoestel. Werkt het niet, dan halen ze het uit hun oor en stoppen het diep in een la.
Wouter Hildebrandt draagt een duur, niet-vergoed toestel en legt zich neer bij dat wat in gezelschap langs hem heengaat. „Als het echt belangrijk is, dan zeggen ze het nog wel een keer”, zegt hij. Marijke Hildebrandt overweegt inmiddels ook een gang naar de audicien. Vorig jaar hoorde ze tijdens een cursus filosofie de docent niet goed terwijl ze nota bene vooraan was gaan zitten. En na het tennis in de winter, natafelend met medespelers, kon ze de gesprekken niet helemaal volgen. Nee, ze heeft geen moeite met een hoortoestel. Oké, oké, zegt ze: ze is blij dat d’r haar over haar oor valt.
