De Zuid-Afrikaanse schrijver Olive Schreiner wilde haar woede over ongelijkheid omzetten in een roman, maar kreeg het niet voor elkaar

‘De moeder van de meisjes lag in barensnood.” Met deze woorden opende de Zuid-Afrikaanse schrijver Olive Schreiner (1855-1920) haar roman Van man tot man, een boek dat haar magnum opus moest worden en waaraan ze decennia lang zou werken. In 1886 had ze een schets af waar ze tevreden over was, maar uiteindelijk stierf ze voor de voltooiing van haar boek. In1883 was ondertussen The Story of an African Farm verschenen, een roman die de geschiedenis in zou gaan als haar magnum opus.

Het is een geweldige openingszin, zakelijk en toch vol drama, die uitstekend past in de naturalistische roman in die tijd, zij het dat Schreiner niet aan ‘hysterische’ personages doet. In Van man tot man zijn het twee zusjes die opgroeien op het Zuid-Afrikaanse platteland. De ene, Rebekah, leest veel, observeert de wereld en trouwt uiteindelijk waarna ze met haar man naar Kaapstad vertrekt. Het jongere zusje, Bertie, wordt als tiener ontmaagd door de huisleraar waarna ze als ‘gevallen’ vrouw nergens meer welkom is, om als ‘vod’ in een Londens bordeel terecht te komen.

Zo samengevat klinkt dat behoorlijk plat, maar dat is schijn. Van man tot man heeft iets weg van de The Stepford Wives maar dan in Zuid-Afrikaanse setting. De Afrikaner vrouwen zijn allemaal goed gekleed, bakken en borduren dat het een aard heeft, drinken thee om te roddelen, sturen vanaf de veranda de bedienden aan en wachten tot hun man thuiskomt. Schreiner wil veel aankaarten, dat zal mede de reden zijn dat de roman nooit afkwam. Deze nieuwe Nederlandse vertaling is dan ook gebaseerd op het boek dat haar Zuid-Afrikaanse collega J.M. Coetzee ervan maakte: hij redigeerde, schrapte en schreef het laatste hoofdstuk om de roman alsnog te voltooien.

Strenge moeder

Schreiner, opgegroeid met een strenge moeder die haar kinderen sloeg wanneer ze Afrikaans spraken, was een ‘nestbevuiler’. Ze was niet alleen iemand die zich in pamfletten en toespraken tegen het koloniale systeem keerde, maar ook iemand die zich uitsprak tegen de Britten tijdens de Anglo-Boerenoorlog. Dat was natuurlijk voer voor spotprenten, haat en minachting. Schreiner kreeg de bijnaam ‘Shrieker’ (viswijf), schrijft Dorothy Driver in De strijd van Olive Schreiner. Een Zuid-Afrikaanse krant sprak van verraad, ook al „verdienen vrouwen een zekere mate van clementie.”

Het was precies die neerbuigendheid waar het Schreiner ook in Van man tot man om ging. Bertie mag dan eindigen in een bordeel, ook Rebekah is als getrouwde vrouw een soort prostituee, toont Schreiner. Mannen gaan vreemd en hun vrouwen hebben het er mee te doen omdat ze zowel financieel als sociaal afhankelijk van hen zijn. Ze wilde die materialistische visie op de ondergeschikte rol van de vrouw aankaarten. De beste samenleving was er volgens Schreiner een waarin het draait om gelijkheid, zowel tussen man als vrouw, als tussen zwarte of witte huidskleur. Het is de reden waarom ze naast haar eigen kinderen ook Saartje, het kind dat haar man verwekte bij een bediende, liefdevol opvoedt.

Al die idealen zitten Schreiner bij vlagen in de weg, ook in deze versie nog, waardoor ze dit boek niet tot een goeie roman wist te voltooien. De ideeën en woede vinden soms een onhandige uitweg in zinnen als „Maar wanneer de vreemdelingen met hun vreselijk witte gezichten komen, wordt alles anders. Ze verwoesten de steden waar ze eeuwenlang hebben gebouwd en laten ervoor in de plaats hun eigen gigantische paleizen verrijzen, met behulp van werktuigen die door de aarde snijden alsof het kaas is.” Ware woorden voor wie de (koloniale) geschiedenis wil samenvatten in enkele regels, maar hoe groot is de kans dat een moeder dit daadwerkelijk aan haar kleine kinderen vertelt als verhaaltje voor het slapengaan?


Lees ook

Heer, hier zal nooit meer iets groeien

Heer, hier zal nooit meer iets groeien

Slothoofdstuk

Coetzee heeft er een lopende roman van willen maken, door het teveel aan politieke uitweidingen eruit te halen. Ze had beter haar tijd aan fictie kunnen besteden dan aan haar activistische carrière, legt Coetzee uit in de verantwoording. Het is de vraag of hij gelijk heeft. Van man tot man is namelijk ook een roman over verdriet en machteloosheid, waar onvolmaaktheid en gaten juist bij horen.

In het eerste hoofdstuk bijvoorbeeld gaat het om het doodgeboren kind – een van een tweeling – waar Rebekah zich aan vastklampt als kleuter. Een van de traumatische gebeurtenissen uit Schreiners eigen jeugd was het verlies van haar zusje toen deze anderhalf jaar oud was, en de dood van haar eigen dochter toen deze nog maar enkele uren oud was. Vier miskramen volgden terwijl Schreiner toch al kampte met een slechte gezondheid. Naast al dit persoonlijk leed, dat verstopt zit in deze roman, waren er, zoals Driver opmerkt, de „angsten waarvoor vrouwelijke schrijvers uit de negentiende en twintigste eeuw bijzonder vatbaar voor waren: het evenaren of verbeteren van de eerste fenomenale successen, de vrees om opnieuw geconfronteerd te worden met de vaak uiterst vijandige manier waarop zowel pers en publiek als haar meeste familieleden op haar werk reageerden.”

Coetzee koos ervoor Schreiners ideeën en kwelgeesten glad te strijken omdat hij de fictie wilde laten bloeien. Dat is een keuze, die hij als geen ander kan maken, maar met het nieuwe slothoofdstuk overspeelt hij zijn hand. Spoiler alert: Bertie sterft niet aan een ziekte zoals in de opzet van Schreiner, maar komt terecht in een armoedig dorp waar niemand oordeelt. Ze leeft met een man die haar gered heeft, ze is niet meer beeldschoon, maar „so lekker dik”. Wanneer een zendeling haar vindt, ziet hij hoe eenvoud geluk brengt, hoe een samenleving zonder oordelen beter gedijt en Bertie legt hem nog even uit waarom ze alleen hier gelukkig kan zijn, en beter af is dan de vrouwen die wel leven zoals het ‘hoort’. Het is onnodige uitleg, doet afbreuk aan de ideeën die Schreiner al zoekende wilde overbrengen én voor het eerst in deze roman wordt er Afrikaans gesproken – de taal waar ze vroeger om afgeranseld werd. Het voelt als een middelvinger naar Schreiner, als straf voor het lange zoeken omdat ze woorden zocht in fictie terwijl de werkelijkheid maar bleef binnen sijpelen.

Dorothy Driver: De strijd van Olive Schreiner is verschenen bij uitgeverij Cossee.