Een korte wandeling door een filosofisch labyrint

U leest nu deze woorden, en u begrijpt al waar het heen gaat: dit wordt een aflevering in de tip-rubriek van de bijlage Wetenschap die u aan het lezen bent, digitaal of op papier.

Maar hoe kan dat? Hoe kan het dat u weet wat de voorafgaande woorden betekenen en hoe ze moeten worden begrepen? Wat is (of betekent) eigenlijk ‘betekenis’? Die van woorden, een zin, van een ‘taalhandeling’, een verspreking of een belediging?

Het lijken misschien vragen voor op een zondagmiddag in de tuin, met een glas witte wijn, maar meer en minder nuchtere filosofen breken zich er al eeuwen het hoofd over. Dat kan uiteenlopen van bevlogen, bijna-mystieke speculaties tot complexe beschouwingen die nauwelijks nog te onderscheiden zijn van hoogst technische linguïstiek of cognitieve psychologie.

In de analytische filosofie, sinds de twintigste eeuw dominant aan Angelsaksische universiteiten (en steeds meer wereldwijd) is dat uitgemond in het zoeken naar een theory of meaning die moet verklaren dat we begrijpen wat wij (en anderen) zeggen, wat we lezen – of zelfs denken, volgens sommige filosofen die ervan uitgaan dat taal fundamenteler is dan denken. Het heeft geleid tot een uitdijende verzameling filosofische onderzoeksprogramma’s en theorieën, sommige weer verlaten of half uitgeput, andere aan de beademing of nog springlevend en courant.

In Meaning, een nieuw deeltje in de onvolprezen (en veel nagevolgde) reeks ‘ultra-korte inleidingen’ van Oxford University Press, gidsen de Britse filosofen Emma Borg en Sarah Fisher de lezer in heldere taal door het betekenis-labyrint. Continentale stromingen als fenomenologie of hermeneutiek ontbreken, de nadruk ligt uitdrukkelijk op Engelse en Amerikaanse filosofen, ook recente. Al komt uiteraard Gottlob Frege (1848-1925) aan bod, de grondlegger van moderne logica en taalfilosofie, evenals zijn beroemde pupil Wittgenstein.

Achtereenvolgens behandelen Borg en Fisher uiteenlopende theorieën over betekenis en hoe die ontstaat: door verwijzing (woorden verwijzen naar iets in de werkelijkheid), door een verband met waarheid (weten wat een zin betekent, is weten wanneer die waar is) en de gebreken daarvan (zinnen met exact dezelfde waarheidsvoorwaarden kunnen een radicaal verschillende betekenis hebben).

Alternatieve theorieën zijn die over gebruik (weten wat een woord of zin betekent is weten hoe je die moet gebruiken), speech acts (‘taaldaden’) en intentie-theorieën (de bedoeling van de spreker bepaalt betekenis) en mankementen die daar weer aan kleven. Ook ‘toxische’ taal, versprekingen en andere bad language komen aan bod, een groeiend onderzoeksterrein.

Zo biedt Meaning een prettige, up-to-date inleiding in een onderwerp dat te weinig bekend is bij een publiek dat al ruim voldoende freischwebende filosofische meningen krijgt over leven, dood of de actualiteit.