Met dansen, zingen en herdenken leert Keti Koti Junior scholieren over de pijnlijke kanten van de Nederlandse geschiedenis

Een paar maanden geleden wist Dina (11) nog niet wat Keti Koti betekent. Ja, iets met vrijheid, dat had haar moeder weleens uitgelegd. Ze was ook een keer met haar zusje op 1 juli naar een soort festival geweest, met optredens van zangers en rappers en veel mooi aangeklede mensen. „Superleuk, maar ik had eigenlijk geen idee waar het echt over ging.”

Nu kan ze je van alles vertellen over de herdenking van de afschaffing van slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen. Over wanneer dat gebeurde („1863”) en wat de tot slaaf gemaakten is aangedaan („Ze werden allemaal mishandeld, verkocht en soms vermoord.”) Dina’s klas, groep 8 van de Amsterdamse basisschool Piet Hein, deed mee aan Keti Koti Junior: een lesprogramma over het Nederlandse slavernijverleden. Ter afsluiting zijn ze deze vrijdag, samen met leerlingen van zestien andere deelnemende scholen, in het Wereldmuseum.

In de monumentale museumhal zitten zo’n driehonderd kinderen op klapstoeltjes – de andere helft komt vanmiddag. Hun enthousiasme is overweldigend: docenten en medewerkers bedekken hun oren als Kofi Ogún het podium betreedt en de scholieren welkom heet. Ogún, bestuurder van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) benadrukt nog eens het thema van dit jaar: veerkracht. „Keti Koti gaat natuurlijk over slavernij, maar óók hierover: geloven in jezelf, sterk zijn. Dat is belangrijk. Zonder die kracht zouden we hier nu niet staan.”

Een paar leerlingen houden ‘sankofa’s’ omhoog: mythische vogels uit West-Afrika

NiNsee nam zes jaar geleden het initiatief voor Keti Koti Junior. Het idee van dit educatieve programma is dat kinderen niet alleen les krijgen over de pijnlijke kanten van de Nederlandse geschiedenis, maar er ook zelf mee aan de slag gaan. Ze maken bijvoorbeeld een Keti Koti Junior Journaal en doen creatieve opdrachten, begeleid door kunstenaars.

De resultaten zijn overal in de zaal te zien: op het podium prijkt een diorama – een soort kijkdoos – geïnspireerd op het werk van de Surinaams-Arubaanse kunstenaar Rita Maasdamme. Een paar leerlingen houden sankofa’s omhoog: mythische vogels uit West-Afrika. Ze dragen gouden eieren bij zich en vliegen vooruit terwijl ze naar achteren kijken. Deze vogel, vertelt presentator Raïsha Zeegelaar, symboliseert dat je door te reflecteren op je afkomst met meer inzicht vooruit kunt gaan.

Dima Tkachuk (11), kunstenaar Isan Corinde en Tikhon Romanychev (11) met hun zelfgemaakte ‘voetmat’. Foto Bram Petraeus

Citotoets

Vooralsnog doen alleen Amsterdamse scholen mee aan Keti Koti Junior. NiNsee hoopt het programma landelijk uit te breiden. Veel politici – van onder meer NSC, SP en VVD – pleitten onlangs in een debat in de Tweede Kamer voor meer aandacht voor het slavernijverleden in het onderwijs. Demissionair minister Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken, NSC) liet weten dat opnieuw naar de inhoud van geschiedenislessen wordt gekeken. In de toekomst, zei ze, zal meer worden stilgestaan bij het koloniale verleden van Nederland en de slavernij.

„Focus!” roept Raïsha Zeegelaar op het podium. „Doe maar alsof we een Citotoets gaan maken.” Het is tijd voor een quiz: twaalf kinderen strijden om een boek, maar vooral om de eer van hun school. Ze weten bijna alles: hoe je de oorspronkelijke inwoners van een land noemt (de inheemsen), welke landen géén kolonie van Nederland waren, hoe lang een stuk suikerriet kan worden (zes meter). Er moet een bonusvraag aan te pas komen: hoelang bestaat het slavernijmonument, hier vlak bij in het Oosterpark? Een jongen heeft het juiste antwoord: 23 jaar. Zeegelaar: „Applaus voor deze strijder!”

Slaafgemaakten werden allemaal mishandeld, verkocht en soms vermoord

Dina
(11)

Dina zegt na afloop dat ze het meest genoot van de optredens. Ze heeft veel gedanst en meegezongen. De vrouwen die in koto (Surinaamse traditionele klederdracht) door de zaal liepen, vond ze indrukwekkend: „Zó kleurrijk, zó mooi.” Ze vindt het goed dat steeds meer Nederlanders Keti Koti vieren. „En dat de minister-president sorry heeft gezegd voor wat zijn voorouders hebben gedaan.”

Dat sommige mensen vinden dat de slavernij al heel lang geleden is en niet meer belangrijk, kan Dina zich niet voorstellen. „Als je in een land woont, moet je toch het verleden kennen?”

Dina Tsegaye (11): „Als je in een land woont, moet je toch het verleden kennen?” Foto Bram Petraeus

Lapjesdeken

Klasgenootjes Tikhon (11) en Dima (11) zijn het roerend eens met Dina. Door de Keti Koti-lessen ontdekten ze „meer van de wereld”. Dit onthielden ze zoal:

Dima: „Dat er wel négenhonderd mensen op een schip vervoerd werden.”

Tikhon: „Dat ze zomaar uit hun huis werden gehaald.”

Dima vindt het „gewoon niet normaal” dat door de slavernij heel veel mensen met een zwarte huidskleur stierven. „Mensen in deze eeuw moeten dat ook weten.”

Ze laten het werk zien dat hun klas maakte met kunstenaar Isan Corinde. Het is een ‘voetmat’: een soort lapjesdeken die de kunstenaar tijdens zijn jeugd in Suriname veel zag. Ze leerden ervan, vertellen de jongens, dat de Marrons, de afstammelingen van Afrikanen die door slavenhalers naar Suriname werden gebracht, zelf allerlei producten maakten om te overleven. Dima: „En dat je, als je niks hebt, van niets alles moet maken.”

Dinsdag moeten ze naar school, maar ze hopen dat 1 juli ooit officieel een vrije dag wordt. „Het gaat over heel Nederland, en over iedereen.”


Lees ook

De Keti Koti jeugdherdenking is een rituele performance: ‘Theater is doen alsof, dit is echt’

Pamela Schaap, regisseur van Keti Koti jeugdherdenking. Foto Jamal Leeflang