
‘Je bent echt vrij wanneer je ongedwongen/ naar eigen keuze doen kunt wat je moet.” In deze dichtregel van Jan Terlouw, die in mei 2025 overleed, schuilt een idee van vrijheid dat ons vandaag vreemd in de oren klinkt. Want ben je niet pas echt vrij als je doen kunt wat je wilt? Hoezo moeten?
Toch is dat woord geen vergissing. Voor D66-politicus en schrijver Terlouw was de vrijheid niet vrijblijvend, maar behelsde het de plicht om het goede te doen. Vrijheid, moraliteit en de vraag naar het goede leven waren in zijn denken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Met zijn inzet voor het klimaat, zijn betrokkenheid bij talloze maatschappelijke organisaties en zijn warme woorden op tv over het touwtje uit de brievenbus, liet hij tot op hoge leeftijd zien dat liberale overtuigingen niet alleen beslag krijgen in de inrichting van de staat, maar óók in hoe we ons tot anderen verhouden en wat we bijdragen aan de samenleving. Liberalisme is ook een levenswijze.
Juist nu liberale waarden grootscheeps onder vuur liggen en de maatschappelijke kwesties van deze tijd óók morele kwesties zijn, hebben we dít liberalisme nodig: een liberalisme dat inspireert het goede te doen.
Hedendaagse liberalen spreken weliswaar graag over vrijheid; ze zwijgen over wat je ermee moet. Het liberalisme staat te boek als een ideologie die zich richt op het doen en laten van de staat, als een „systeem om diverse samenlevingen te besturen”, in de definitie van politiek filosoof Francis Fukuyama. Het is aan de staat om de rechten en vrijheden van het individu te beschermen en te garanderen dat iedereen hier in gelijke mate gebruik van kan maken; het is aan het individu om hiermee, binnen de grenzen van de wet, te doen wat hij wil.
Wie door deze bril van het ‘liberalisme als bestuurssysteem’ kijkt naar het wereldwijde democratische verval (de liberale democratie is vandaag de zeldzaamste staatsvorm ter wereld), ziet vooral hoe rechtsstatelijke instituties eroderen en individuele rechten en vrijheden onder druk staan. De vereiste tegenaanval is vanuit dit perspectief: we moeten alles op alles zetten om die instituties – onafhankelijke rechtspraak, vrije verkiezingen, checks and balances – te verdedigen tegen illiberale en autocratische tendensen.
Liberalisme als waardensysteem
Dit is juist, en tegelijkertijd is dit slechts een kant van het verhaal. De opmars van illiberale regimes is niet alleen een aanval op een politiek en juridisch systeem, maar ook op een liberaal waardensysteem. De institutionele afbraak die we in landen als de Verenigde Staten of Hongarije zien, gaat gepaard met een offensief van waarden die haaks staan op het vrijheidsstreven van het liberalisme. En hier heeft de rechtsstatelijke verdediging van het liberalisme weinig grip op. Je kunt nog zo veel rechten, procedures en instituties versterken, maar als die onderliggende waarden verdwijnen, resteert een lege huls.
Waar liberalen hun eigen ideologie vooral begrijpen als bestuurssysteem, daar zien de conservatieve en christelijke critici primair een cultureel fenomeen. Zij menen dat het individuele vrijheidsstreven van het liberalisme tot in de haarvaten van de samenleving is doorgedrongen: van de media, het onderwijs en familie tot seksualiteit, popcultuur en het werkzame leven. Deze liberale cultuur zou de traditionele kaders van het gezin, het geloof en de natiestaat ondermijnen en morele leegte, sociale desintegratie en een collectieve identiteitscrisis tot gevolg hebben.
Liberalen negeren deze cultuurkritiek het liefst. Tegen een karikatuur van het liberalisme, als oorzaak van alle vermeende kwalen van de moderniteit, valt ook weinig te beginnen. Maar dat laat onverlet dat de critici inspelen op reële gevoelens. De vele crises die op ons afkomen, creëren voor steeds meer mensen een gevoel van onbehagen. De emancipatie van het individu heeft ongekende ruimte gecreëerd om het leven vorm te geven, maar laat ook een keerzijde zien: in een neoliberale cultuur die de zin van het leven zoekt in prestatie, zelfoptimalisatie en eindeloze keuzevrijheid, vinden velen vooral uitputting, teleurstelling en eenzaamheid.
Mensen zoeken houvast. Voor sommigen betekent dat een terugkeer naar de kerk, voor anderen een zoektocht naar nieuwe spiritualiteit. Ook zoeken steeds meer mensen hun heil in reactionaire en illiberale ideologieën, die klip en klaar voorschrijven hoe het leven geleefd moet worden. Illiberale denkers en influencers voorzien in de vraag naar zingeving en zekerheid met een morele blauwdruk van in steen gehouwen normen, identiteiten en sociale structuren die geen ruimte overlaat voor twijfel, laat staan verscheidenheid: de man als leider, het gezin als fundament, de natie als cultuurgemeenschap en een samenleving waar individuele vrijheid ondergeschikt is aan de sociale, seksuele of culturele positie die je ‘van nature’ is toebedeeld.
De Canadese politiek filosoof Alexandre Lefebvre beschrijft dit project als een beweging van ‘statecraft’ naar ‘soulcraft’: hij voorziet een toekomst waarin de politiek niet alleen draait om beheer en bestuur van de publieke zaak, maar zich ook richt op cultivatie van een gemeenschappelijke moraal.
Kortstondige zelfreflectie
Tegen deze achtergrond kan het liberalisme de vraag naar waarden, moraliteit en het goede leven niet langer mijden. Het kan het zich niet veroorloven om de antwoorden over te laten aan de illiberalen.
Maar wat is de moraal van de liberaal? Op zoek naar een ‘bezielend verband’ wierp VVD-leider Frits Bolkestein deze vraag al eens op, in de jaren negentig. Het resulteerde in een kortstondig moment van zelfreflectie bij de klassiek-liberalen: mogen wij wel moraliseren? In klare taal maakte Bolkestein het duivelse dilemma duidelijk: een liberale samenleving gedijt alleen bij breed gedeelde normen en waarden; tegelijkertijd is het liberalisme als politieke theorie ‘moreel agnostisch’. Bolkestein concludeerde: „Het uitdenken van een kader waarbinnen de deugden de nadruk kunnen krijgen die zij verdienen, is een grote uitdaging voor het hedendaagse liberalisme.”
Dat een liberale staat zichzelf ondermijnt zodra hij een morele heropvoeding van zijn burgers overweegt, is evident. Maar de premisse dat het liberalisme geen opvatting van het goede leven heeft, vergeet dat het liberalisme van oudsher zoveel méér is dan een staatsinrichting die zoveel mogelijk vrijheid verschaft. Het idee dat het liberalisme zich alleen bekommert om individuele rechten en vrijheden ontstond pas in de loop van de twintigste eeuw, als reactie op de totalitaire dreiging van de Koude Oorlog. Wie verder terug kijkt, ziet een traditie die bol staat van liberale deugden en morele idealen die het individu juist moesten helpen zijn nieuwverworven vrijheid op verantwoorde wijze te gebruiken.
Een liberale levenswijze vraagt van ons veel meer dan elkaar lijdzaam tolereren
De historicus Helena Rosenblatt bracht deze „vergeten geschiedenis” van het liberalisme voortreffelijk in kaart. Liberalen van het eerste uur, zo laat ze zien, pleitten „onvermoeibaar voor vrijgevigheid, morele integriteit en publieke deugden”. Negentiende-eeuwse liberalen als Tocqueville, John Stuart Mill en Thomas Hill Green ontwikkelden hun ideeën in een tijd van grote maatschappelijke veranderingen, waarin democratie, kapitalisme en nationalisme in rap tempo een nieuwe sociale werkelijkheid creëerden. Ze omarmden de vrijheden die deze modernisering voorbracht, maar waarschuwden ook voor de keerzijde: de mogelijkheid dat deze vrijheid omslaat in egoïsme, hebzucht, materialisme en andere ondeugden. Zij zagen ook dat die vrijheden ongelijk verdeeld bleven: schrijnende armoede en uitbuiting golden voor hen niet alleen als politiek falen, maar ook als morele tekortkoming van een samenleving die zichzelf vrij noemde.
Het liberalisme van die tijd was dus óók een ethisch project, dat geen moeite had een liberale levenswijze te bepleiten. Vrijheid werd gezien als iets dat geleerd, beoefend en gedeeld moest worden. En wat je met die vrijheid deed, moest worden geleid door morele kwaliteiten als verdraagzaamheid, vrijgevigheid, zelfbeheersing, empathie en solidariteit. Van oudsher hechten liberalen veel belang aan onderwijs, verenigingen en het publieke debat. Het zijn de oefenruimtes bij uitstek waar maatschappelijke betrokkenheid, sociale verantwoordelijkheid en moreel oordeelsvermogen worden gestimuleerd, zonder dat dit van bovenaf wordt opgelegd.
Liberale rolmodellen
Veel vroege liberalen leefden hun idealen voor en fungeerden als rolmodellen. Denk aan Aletta Jacobs, de eerste vrouw die in Nederland ging studeren, promoveerde en een artsenpraktijk opende. Ze leerde vrouwen het belang van anticonceptie, streed onvermoeibaar voor het vrouwenkiesrecht en wist als een influencer avant la lettre de harten en geesten van veel vrouwen te raken.
Neem de natuurkundige, filosoof en pedagoog Philip Kohnstamm, ruim tien jaar voorzitter van de Vrijzinnig-Democratische Bond: hij schreef niet alleen uitgebreid over het belang van educatie voor de democratie, maar was ook medeoprichter van de ‘Middenstands-Credietbank’, het Amsterdams Lyceum en het Nutsseminarium voor Pedagogiek, dat zich richtte op de opleiding van docenten.
Of denk aan de Bouwonderneming Jordaan, dat mede op initiatief van de liberalen Helena Mercier en Arnold Kerdijk werd opgericht om de verkrotting in die wijk tegen te gaan en de volkshuisvesting voor arbeiders te verbeteren, wat uiteindelijk zou inspireren tot de eerste woningwet uit 1901.
Het zijn slechts een paar voorbeelden van sociaal-liberalen voor wie het liberalisme heel duidelijk een morele dimensie kende en een maatschappelijke opdracht behelsde. Zij lieten zien wat een liberale levenswijze vermag – niet door te beleren, maar door zelf het goede voorbeeld te geven.
De kracht van het liberalisme blijft de erkenning dat vrijheid verscheidenheid voortbrengt, en dat pluralisme moeten we hoog in het vaandel houden. Tegelijkertijd gaat liberalisme „er ook om een bepaald soort persoon te zijn”, zoals Josette Daemen eerder al in deze serie stelde. Deze existentiële dimensie van het liberalisme moeten we nieuw leven inblazen.
Een liberale levenswijze vraagt van ons veel meer dan elkaar lijdzaam tolereren. In een tijd van grote ongelijkheid, ecologische afbraak en democratisch verval, vraagt vrijheid om verantwoordelijkheid, betrokkenheid en zorgzaamheid – voor elkaar, voor de aarde, voor toekomstige generaties. Gelukkig zijn er talloze mensen die zich hier iedere dag voor inzetten en met moed en verbeeldingskracht laten zien dat morgen beter kan zijn dan vandaag. Niet met vingerwijzen en grote woorden, maar in de keuzes die ze maken, het voorbeeld dat ze geven en de inspiratie die ze daarmee bieden. Jan Terlouw liet zien dat dit geen abstract ideaal hoeft te zijn, maar een praktische levenshouding – zichtbaar in wat je doet, hoe je leeft en wat je nalaat.
