Opinie | Integratie? Je moeder

‘Kom uit het land van Pim Fortuyn en Volkert van der G. / Het land van Theo van Gogh en Mohammed B.” Bijna iedere Nederlander van boven de 25 kent het nummer ‘Het Land Van’, van Lange Frans en Baas B. Voor sommige luisteraars gaat het over trots: op dijken, Oranje, kroketten en frikandellen.

Anderen voelen misschien meer bij de passages over de donkere kanten van ons cultureel archief: apartheid, uitsluiting en de wereldwijde oorlogen die Nederland – in navolging van de Verenigde Staten – bleef (en blijft) steunen. En vooruit, over het verdwijnen van de gulden. „Kom uit het land van rood-wit-blauw en de gouden leeuw. Plunderen de wereld, noemen het een gouden eeuw”.

Toen het nummer in 2005 uitkwam, zong ik als 10-jarige naar hartelust mee. Ik kreeg een warm gevoel bij „Integratie is een schitterend woord, maar shit, ‘t is focking bitter wanneer niemand het hoort. Ik deel m’n land met Turken en Marokkanen, Antillianen, Molukkers en Surinamers.”

Tot de opkomst van Pim Fortuyn wist ik als kind niet veel meer over mijn achtergrond dan dat ik een Turkse baba had, en een Nederlandse mama. Mijn ene grootmoeder heette oma, en de andere nene (Turks voor oma). Maar opeens hoorde ik allemaal verontrustende zaken over integratie en ‘mensen zoals ik’.

Fortuyn had de hoofdrol in een van mijn nachtmerries. In de droom moesten mijn zusjes en ik bij hem in de auto instappen. Toen hij ging rijden, bleek hij blind achter het stuur te zitten. Vanaf het moment dat ik me er bewust van werd, was mijn achtergrond problematisch. ‘Het Land Van’ was een sprankje positiviteit dat ik, behalve van mijn ouders, elders niet meekreeg.

Dus waar hebben we echt last van: migranten of racisten?

Maar nadat ‘Het Land Van’ uit de hitlijsten verdween, keerden we in Nederland snel terug van de muzikale naar de politieke werkelijkheid. Nog geen zes maanden na de release van het nummer in 2005, richtte Geert Wilders de PVV op. Het land van Oranje en frikandellen werd het land van ‘kopvoddentaks’ en ‘minder Marokkanen’.

Inmiddels heeft de PVV bereikt waar zelfs voorman en enig lid Geert Wilders niet van durfde te dromen: de PVV is de grootste partij van Nederland en nam deel aan het kabinet. Die droom is met de val van het kabinet (tijdelijk) in duigen gevallen. De onkunde van zijn bewindslieden heeft laten zien dat de PVV naast racistische uitspraken weinig te bieden heeft. Het land is een jaar lang onbestuurbaar geweest. Dus waar hebben we echt last van: migranten of racisten?

Integratiepaard

Maar het open en blote racisme van het inmiddels demissionaire kabinet Schoof I heeft meer teweeg gebracht dan de ontmaskering van de PVV. De generatie ‘migranten’ die opgroeide met het politieke adagium ‘aanpassen of wegwezen’ laat zich niet langer de les lezen over wat zij denken, maken en schrijven. Die generatie is getransformeerd van politiek object, naar politieke actor.

Na de Maccabi-rellen in november 2024 buitelden politici over elkaar heen om te veroordelen wat er was gebeurd. Nog voor er een duidelijk beeld was van de avond – geweld van beide kanten – haalden kabinetsleden het integratiepaard van stal.

Dat gebeurt steeds opnieuw bij gebeurtenissen die te complex zijn om te doorgronden. Zodra iemand met een niet-westerse migratieachtergrond erbij betrokken is, grijpen politici hun kans. Dan hoeft er geen onderzoek gedaan te worden naar de oorzaak (want: integratieprobleem) én kan het ze een beetje electoraal gewin opleveren (want: de mensen zijn bang).

Na de Maccabi-rellen was het anders. Het integratiepaard bleek een Trojaans paard te zijn. Niet sterk genoeg om het kabinet te doen vallen, maar wel om het hevig te doen wankelen. De opmerkingen van onder anderen premier Schoof en staatssecretaris Jurgen Nobel waren voor sommige politici de druppel. De twee kabinetsleden hadden gesteld dat het ‘integratieprobleem’ de bron was van de rellen. Wethouder in Amsterdam, Sofyan Mbarki, noemde zichzelf trots ‘het integratieprobleem’ en staatssecretaris Nora Achahbar stapte op uit onvrede over de toon van haar collega’s.

Valse belofte

De vlugheid waarmee politici mensen met een migratieachtergrond in de verdomhoek zetten bracht een bepaalde bevrijding met zich mee. Lang werd geloofd dat wie zijn best deed, mee mocht doen. Maar het inmiddels gevallen kabinet Schoof leverde het definitieve bewijs: de belofte dat je mee mag doen als je je best doet, is een valse belofte. Eens een migrant, altijd een migrant. En dat is een vloek en een zegen.

In het afgelopen jaar zagen we hoe ‘migranten’ in de politiek, journalistiek en de culturele sector zich uitspraken over onrecht, verworven posities opgaven die anderen als ultiem ‘integratiesucces’ zien en boeken schreven over waarachtige verhalen. Dit deden zij ieder uit eigen overwegingen, maar ik verslond hun werk. Nog veel meer dan ‘Het Land Van’, gaven zij mij de kracht om als jonge journalist in te zien: het is het niet waard om je best te doen om ‘erbij te horen’, je moet bouwen op eigen gedachten, verhalen en kracht.

Socioloog en schrijver Sinan Çankaya verwoordde het kort en bondig in een interview met NRC: „Fuck integratie.” Het gaf het interview naar aanleiding van zijn ‘spetterende’ essay Galmende Geschiedenissen. Hierin schrijft hij dat de genocide in Gaza hem heeft wakker geschud. De selectieve verontwaardiging in Nederland heeft hem, en velen anderen, doen inzien dat de ‘westerse normen en waarden’ niet voor iedereen gelden.

Het boek hielp mij om mijzelf beter te leren kennen. Op mijn achttiende (en later nog eens) bezocht ik Auschwitz voor mijn profielwerkstuk. Op jonge leeftijd al ontwikkelde ik een diepe interesse voor deze geschiedenis, ontstaan vanuit de drang om te begrijpen wat er was gebeurd. Maar die obsessie werd ook een van mijn wapenfeiten: ik wilde mensen duidelijk maken wat voor Turk ze in de kuip hadden.

Eerder dit jaar nam journalist Lotfi El Hamidi afscheid als chef van de opinieredactie bij NRC met een vlammend stuk. Hij schrijft over de klappen die je als ‘migrant’ te verduren krijgt als je op plekken komt waar je afwijkt van de norm. Ook gaat hij in op de blinde vlekken die ontstaan op nieuwsredacties als het personeelsbestand te eenzijdig is. Het stuk liet me inzien dat ik niet gek was: deze dynamiek zag ik ook op verschillende redacties waar ik werkte. Soms wordt er openlijk aan je onafhankelijkheid getwijfeld omdat je een (niet-westerse) migratieachtergrond hebt.

In de kunsten gebeurde er ook veel, met als hoogtepunt het boek Oroppa. Schrijfster Safae el Khannoussi noemt haar boek zelf „een middelvinger naar rechtse figuren die ons waanideeën over migranten opdringen”. Ze kreeg er de Libris Literatuurprijs voor toegekend. Met haar boek vult ze een gat in de Nederlandse literatuur: de steden waar haar verhalen in huizen zijn vaak beschreven, maar El Khannoussi vulde ze met verhalen van migranten.

Het was een uitzonderlijk jaar.

Vrije ruimte

Om vanuit de as van wat je hebt verbrand iets nieuws te bouwen, heb je tools nodig: een goede pen kan zo’n tool zijn. Het is geen toeval dat bovengenoemde mensen journalisten, culturele makers en academici zijn – mensen voor wie schrijven en de juiste woorden vinden belangrijk is.

Maar ook breder in de maatschappij hoor je stemmen van mensen (mensen die Wilders migranten noemt) die zich hebben bevrijd van witte verwachtingen – een bevrijding die deels door sociale media wordt aangewakkerd.

Want daar, op Instagram bijvoorbeeld, is ‘vrije’ ruimte (die helaas steeds verder wordt ingeperkt door moederbedrijf Meta). In de veilige bubbel van je telefoon en je hoofd kun je van de ene wereld naar de andere hoppen. Je kunt er een hele wereldreis maken zonder uit je kamer te komen. Dat is in de offlinewereld moeilijker: daar stuit je al snel op een muur van witte onschuld: wanneer je aankaart dat je belemmerd wordt door discriminatie en racisme wordt daar vijandig op gereageerd door de witte norm. In die ruimte ben je meestal drukker met het ontwijken van die muren dan met zelfontplooiing.

Op sociale media kan je erkenning vinden die in de buitenwereld vaak uitblijft. In foto’s en video’s worden begrippen als micro-aggression (kleine, op het oog onschuldige opmerkingen of handelingen die discriminerend zijn), tokenism (iemand uit een minderheid gebruiken als symbool van inclusie, zonder echte gelijkwaardigheid) of othering (mensen wegzetten als anders dan de norm) uitgelegd en van context voorzien.

Tegelijkertijd is de vrije ruimte van sociale media beperkt: de platforms geven je vooral wat je wilt zien, om je zo lang mogelijk te laten scrollen. Dus wie daar zijn of haar geluid vindt, moet zich bewust blijven van die dynamiek.

Er vindt een uitbarsting van zelfbewustzijn plaats. Die voel ik ook in mij

De opstand, of de bevrijding, verplaatst zich langzaam van de veilige online bubbel naar de straat, naar de werkvloer en de politiek. De woorden die iemand kiest om zijn perspectief te laten zien, en de steun die hij vindt in een online bubbel, zijn een vorm van bewapening om die opstand, die strijd, mee te lijf te gaan.

En die is nog lang niet gestreden. Meldingen van discriminatie stijgen, er wordt weggekeken bij genocide, radicaal-rechts is de grootste en de witte norm wil nog steeds dat het ‘gezellig blijft’. Ondanks dit alles, of eigenlijk dankzij dit alles, vindt er een uitbarsting van zelfbewustzijn plaats.

Die voel ik ook in mij.

Het gaat om acceptatie van wie je bent, niet van de versie die anderen bereid zijn te accepteren. Binnen of buiten de eigen bubbel. Als volgende generaties migranten – en hun kinderen en kleinkinderen – zich geen zorgen meer hoeven te maken over hoe zij zich verhouden tot de dominante cultuur, dan kunnen zij gewoon zijn. Dan hebben zij geen lied nodig dat hen een plek aan tafel ‘gunt’. Ze kiezen dan zelf aan welke tafel ze plaatsnemen en wat ze willen vertellen.