Toen ik vorig jaar een week doorbracht op de Veluwe, had ik tijdens een veel te late boswandeling de schrik van mijn leven. Ik wist niet dat de schemering in een dichtbegroeid bos zo veel sneller indaalt dan in de stad. Aan het eind van het donkere pad verscheen plots het silhouet van een wolf. Toen hij bleef staan en me aankeek trok mijn lijf de langste sprint ooit.
Tijdens het lezen van Mens en machine, het nieuwe boek van journalist en historicus Roderick Nieuwenhuis, dacht ik terug aan dat moment. Mijn schreeuwende impuls om te rennen, hoewel ik wist dat je beter kunt blijven staan, waar kwam die vandaan? Volgens voormalig Denker des Vaderlands Marjan Slob hebben we met de opkomst van de techniek heerschappij over de natuur afgedwongen, en haar daarmee van de troon gestoten. De terugkeer van de wolf is een teken dat de natuur terugslaat. Vandaar die angst voor die wolf.
Volgens Roderick Nieuwenhuis stelt Martin Heidegger in zijn fameuze De vraag naar de techniek (1954) „de belangrijkste vraag ten aanzien van de machine die er kan worden gesteld: overheerst de mens de machine, of is het andersom?” Nieuwenhuis beantwoordt die vraag halverwege zijn rijke boek ten faveure van de machine, omdat de mens voor het eerst in de geschiedenis met een machine in de broekzak rondloopt: de smartphone. Heidegger zou zeggen dat we met de techniek de natuur ‘bestelbaar’ hebben gemaakt, gereduceerd tot grondstof. Nu we deze ook ten alle tijden binnen handbereik hebben, begint de machine mens en natuur te overheersen.
Op de toon van een bevlogen historicus die de journalistiek als beroep koos, hebben zijn talrijke hoofdstukken titels als koppen van krantenartikelen (‘De mens slaat machines stuk als er het gevoel heerst dat technologie op onnadenkende manier wordt ingezet’), en tellen ze vaak niet meer dan een paar pagina’s. Het leest prettig, ook omdat hij zijn boek opdeelt in zeven grote thema’s: meritocratie, vooruitgang, lichamelijkheid, schoonheid, nostalgie, woede en keuzevrijheid, en hij daarbij een imposante hoeveelheid denkers, journalisten, wetenschappers, architecten, schrijvers en dichters aanhaalt.
Als volleerd machinist neemt Nieuwenhuis de lezer op sneltreinvaart mee door een geschiedenis van ideeën over de verhouding tussen mens en machine, van Aristoteles tot ChatGPT. Op behapbare en toch zeer uitgebreide wijze laat Nieuwenhuis een enorme belezenheid zien. Ook de vele persoonlijke anekdotes bieden lucht tussen de hoge bomen van de theorie. Zijn poging om een beroemde Rietveldstoel na te bouwen loopt als goed gevonden rode draad door het boek. Tussendoor is hij openhartig over zijn slapeloosheid, depressies en hevige eczeem, en over hoe de techniek hem daarbij helpt in de vorm van medicatie en medische machines. Het maakt Mens en machine een opmerkelijk vlot, leesbaar boek.
Té vlot
Maar dat vlotte is ook af en toe té vlot. Zo maakt Nieuwenhuis over Heidegger de opmerking: „De politieke gebeurtenissen uit zijn tijd koppelt [Heidegger] samen met de oorlog herhaaldelijk aan de ‘vergeetachtigheid van Zijn’.” Dat laatste moet ‘zijnsvergetelheid’ zijn: de veronachtzaming van de vraag naar de betekenis van het zijn. Dat doet verder niet af aan het doel van het boek – de beschrijving van een ideeëngeschiedenis –, maar omdat Heidegger volgens Nieuwenhuis de belangrijkste vraag over de techniek stelt, is het wel opvallend.
Daarbij zou, in een boek over ideeën, een meer uitgesproken eigen idee niet misstaan. Na zo’n uitgebreid onderzoek wil je lezen wat Nieuwenhuis zelf vindt van de relatie tussen mens en machine. In zijn vorige boek Een simpel leven (2022) beschrijft hij hoe de eenvoud toch niet het ideaal bleek te zijn, terwijl hij daar jaren naar op zoek was geweest. Zo’n denkontwikkeling mis je in Mens en machine, al stelt Nieuwenhuis in de epiloog wel de vraag waarom we ons gevangen zouden laten nemen door de machine en waarschuwt hij voor ‘machinegevaar’. Uiteindelijk is het toch aan de lezer of de angst aanzet tot rennen of bevriezen. Maar waar de wolf direct onze instincten activeert, doet AI dat niet. Volgens mij zit daar het echte gevaar.
