Wonen in een dorp in Andalusië? Heerlijk, maar Stefan Brijs schrijft ook over droogte en het geduld van de bloemen

In het Spaanse Andalusië heerst „een groene goudkoorts”, aldus schrijver Stefan Brijs (1969) in zijn dagboek Het geduld van de bloemen, een vervolg op het eerdere Berichten uit de vallei (2020). Die groene goudkoorts woedt onder de boeren die in de steeds droger wordende landstreek toch een rijke oogst willen binnenhalen. Dat kan alleen door irrigatie en bevloeiing, wat tot gevolg heeft dat natuurlijke waterbronnen als rivieren en meren uitgeput raken. In dit boeiende journaal gaat het veelvuldig over deze en vergelijkbare, complexe aspecten van klimaatverandering en de invloed daarvan op het boerenbestaan in de woonomgeving van Brijs.

De achteloze lezer zou denken: wonen zoals Stefan Brijs doet in een stil dorp op een heuvel in een paradijselijke, subtropische streek moet een gelukzalig gevoel geven. Dat is natuurlijk waar, maar Brijs beschrijft opnieuw, evenals in Berichten uit de vallei, de dreiging die hij dagelijks aan den lijve ondervindt. En niet alleen hij, vooral ook de flora en fauna om hem heen.

De kaalkopibis

Vanuit zijn schrijfhut kan hij zien dat aan de overzijde van de vallei bomen worden gerooid en rotsen geëgaliseerd om avocado-plantages in te richten, het nieuwe groene goud. Maar avocado’s gebruiken ongekende hoeveelheden water. Dat kwam vroeger uit de rivieren, maar die zijn goeddeels drooggevallen.

Niet voor niets noteert hij aan het begin, op 15 januari 2024, dat hij vreest dat het „heel stil en doods” gaat worden als al het leven om hem heen verdwijnt. Vooral het gekwetter van zo’n alledaagse vogelsoort als de huismus zal hij missen.

Het boek volgt de seizoenen en is onderverdeeld in ‘Troost’ en ‘Hoop’. Brijs beschrijft in het openingshoofdstuk de dood van zijn moeder in haar Vlaamse woonplaats en zoekt vervolgens troost én hoop, de fundamentele emoties van dit journaal waarin de natuur een hoofdrol speelt. Dat doet hij prachtig. Daarbij laat hij zich inspireren door de bloemen die bij regenval opbloeien. Want gelukkig regent het ook wel eens, en komen ze massaal en bedwelmend te voorschijn, alsof ze al die tijd geduldig hebben gewacht onder de harde, droge aardkorst. Ook aan de waarneming van vogels ontleent hij troost.

Wat betreft zijn schrijfstijl heeft Brijs veel weg van Jan Brokken. Zijn kalm geformuleerde zinnen hebben, als je nauwgezet leest of herleest, ook iets spectaculairs. Neem bijvoorbeeld zijn beschrijving van de kaalkopibis, niet bepaald moeders mooiste onder de vogels. Hij neemt een groep van dertig waar, op het hoge dak van een hooischuur, die daar bijeen zijn als op een „heksensoiree”. De kaalkop als heks, maar wat voor een, in elk geval in een verenkleed met „metaalachtige tinten in bordeaux, paars en bronsgroen”. Vervolgens: „Alsof ze een baljurk met pailletten hebben aangetrokken. Sommige vogels zijn druk bezig zich op te maken. Ze leggen de vleugels en de staartveren in de plooi, om de ogen brengen ze gele eyeliner aan, de snavel wordt rood gepoederd, om poten gaan ringen van kunststof en aluminium.”

Mannen met meetlinten

Omdat Brijs en zijn vrouw sinds 2014 in Andalusië wonen heeft hij veel kennis van en een diepgaande band met huis, dorp, streek opgebouwd. Hij volgt nauwgezet het broeden van de zwaluwen op het terras en knielt voor een bijzondere orchidee, die hij in de berm aantreft. Hij is nadrukkelijk geen passant, maar een bewoner.

Voor alles is het een vorm van empathie die hij ervaart, in dit geliefde landschap. Schitterend beschrijft hij het wantrouwen dat hem bekruipt als hij mannen met meetlinten in het landschap in de weer ziet. Hij vreest een nieuwe, monotone avocadoplantage. Dat voorgevoel beklemt hem: zoveel natuur is er al voor de groene koorts geofferd.