Er is een Marjolein Faber-vormig gat gevallen in het asieldebat. Niet alleen omdat de voormalige minister van Asiel en Migratie zelf niet meer in Vak K zit, maar ook omdat de steun van de PVV voor de eigen wetten sinds de val van het kabinet niet meer zeker is. Dat bleek donderdag in de Tweede Kamer, tijdens het debat over de asielwetten van Faber.
PVV-Kamerlid Marina Vondeling zei dat haar partij geen „slap aftreksel” van de wetten gaat steunen. Zonder de PVV hebben de wetten, die nu worden verdedigd door de demissionaire ministers David van Weel (VVD, Justitie en Asiel/Migratie) en Mona Keijzer (BBB, Volkshuisvesting en Asiel/Migratie), geen meerderheid. Sommige partijen in de Kamer willen aanpassingen doorvoeren die de wetten volgens de PVV afzwakken, terwijl de partij van Wilders ze juist verder wil aanscherpen.
Lees ook
Fabers wetten leven voort: dit zijn de vier ingrijpende asielvoorstellen die de Kamer vandaag behandelt
In de wetten wordt onder meer geregeld dat er een tweestatusstelsel komt dat onderscheid maakt tussen oorlogsvluchtelingen en vluchtelingen die persoonlijk gevaar lopen, bijvoorbeeld vanwege hun geaardheid. Die wet bemoeilijkt ook het recht op gezinshereniging, het naar Nederland halen van gezins- of familieleden door vluchtelingen. In de zogeheten ‘asielnoodmaatregelenwet’ wordt de permanente verblijfsvergunning afgeschaft en wordt vaker getoetst of vluchtelingen nog recht hebben op verblijf.
Iedereen die enig gevoel heeft voor uitvoering en uitvoeringsorganisaties snapt dat dit gekkenwerk is
De wetten, nog gemaakt door minister Faber, kregen eerder veel kritiek. Zo gaf de Raad van State ze een zware onvoldoende en zei de adviseur dat het maar de vraag is of de wetgeving tot de komst van minder asielzoekers zou leiden. Ook de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de belangrijkste uitvoeringsorganisatie, was kritisch en vreest meer rechtszaken doordat asielzoekers in beroep gaan.
Meerderheid
Na de val van het kabinet leek er toch een centrumrechtse meerderheid voor de wetten. Het CDA, cruciaal voor de meerderheid in de Eerste Kamer, „wil dat we als Kamer deze wetten over de streep trekken”, zei CDA-leider Henri Bontenbal donderdag in het debat. Maar het CDA wil de wetten ook „repareren”. Bontenbal kwam met een amendement om het tweestatusstelsel een half jaar later in te voeren, waardoor de wetgeving tegelijk met de regels van het EU-migratiepact ingaat.
Dit is ook een nadrukkelijke vraag van de IND, die anders twee keer in korte tijd de werkwijze moet aanpassen. „Iedereen die enig gevoel heeft voor uitvoering en uitvoeringsorganisaties snapt dat dit gekkenwerk is.” Het CDA weegt de kritiek van de IND „zéér zwaar mee”. Oftewel: Bontenbal is vrijwel zeker niet bereid voor de wetten te stemmen, als zijn amendement niet wordt aangenomen.
Boven het debat hingen de verkiezingen van 29 oktober, waar rechtse partijen zich willen profileren op asiel. VVD en BBB kwamen met amendementen om de wetten nog strenger te maken. VVD-Kamerlid Queeny Rajkowski stelde onder meer voor dat al na één jaar wordt getoetst of een vluchteling kan terugkeren, of dat het hebben van een zorgverzekering een voorwaarde wordt voor gezinshereniging.
Op vragen van andere partijen of dit voor de IND niet onuitvoerbaar was, had Rajkowski geen duidelijk antwoord of verwees ze naar het oordeel van het kabinet. „Als het onuitvoerbaar blijkt dan horen we het wel”, zei Rajkowski, tot ongeloof van alle partijen, die vonden dat zij haar werk als Kamerlid niet serieus neemt.
Onderverhuren
Ook BBB-woordvoerder Claudia van Zanten kwam met een voorstel dat vragen opriep bij andere partijen. De partij wil het „bewust faciliteren van illegaal verblijf” strafbaar maken en verwees daarbij naar het illegaal onderverhuren van woningen. Maar de formulering is nu zo breed dat andere partijen wilde weten of een Nederlander die een lift of taxirit geeft aan een uitgeprocedeerde asielzoeker strafbaar zou zijn. Het leek erop dat Van Zanten daar niet over had nagedacht.
De PVV kwam ook met eigen amendementen die bepalend kunnen zijn voor de vraag of de asielwetten nog een meerderheid halen. Zo eist de partij dat de spreidingswet onmiddellijk wordt ingetrokken. Die wet verdeelt de opvang van asielzoekers gelijkmatiger over het land. Ook wil de PVV illegaliteit strafbaar stellen en asielzoekers vragen een verklaring te ondertekenen waarin staat dat ze de islamitische shariawetgeving niet steunen. Met name dat laatste gaat veel andere partijen te ver.
Wij gaan onze pootjes niet laten hangen naar het CDA, natuurlijk
De asielwetten lijken alleen een meerderheid in de Eerste Kamer te kunnen halen als de PVV uiteindelijk akkoord gaat met het amendement van het CDA om het tweestatusstelsel later in te voeren. Maar Vondeling zei daarover: „Wij gaan onze pootjes niet laten hangen naar het CDA, natuurlijk.”
Vondeling wilde verder nog niet zeggen of de PVV de asielwetten alleen steunt als de eigen amendementen worden aangenomen, maar noemde deze aanpassingen wel „heel belangrijk” voor haar partij. Ze gaf aan dat de PVV-fractie pas volgende week een definitief standpunt inneemt over alle amendementen. En dat betekent dat pas volgende week duidelijk wordt of de asielwetten nog een meerderheid krijgen.
PVV-leider Wilders staat voor een duivels dilemma: als hij de wetten alsnog laat stranden, zal hij de hele campagne horen dat juist de PVV een strenger asielbeleid heeft geblokkeerd. Tenzij hij de inschatting maakt dat hij zijn kiezers overtuigend kan uitleggen dat juist andere partijen de PVV hebben tegengewerkt.
Lees ook
Ineens komt er toch nog schot in behandeling van wet over ‘asielnoodmaatregelen’
Het aantal immigranten in Nederland is in 2024 opnieuw gedaald. Dat blijkt uit vrijdagochtend gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De daling was vooral merkbaar in het aantal kennismigranten dat naar Nederland kwam.
Volgens de cijfers van het CBS kwamen in 2024 316.000 immigranten naar Nederland, ongeveer de helft daarvan kwam van buiten de Europese Unie (EU).
Twee jaar eerder, in 2022, kwamen er nog meer dan 400.000 immigranten naar Nederland, waarvan 230.000 van buiten de EU. In vergelijking met andere jaren was het aantal migranten van buiten de EU destijds uitzonderlijk hoog. De Nederlandse regering besloot toen via een speciale regeling ruim honderdduizend Oekraïense oorlogsvluchtelingen op te vangen.
Het aandeel asielmigranten blijft relatief laag. Zowel in 2023 als in 2024 waren asielmigranten één van de kleinste groepen van alle immigranten in Nederland. Afgelopen jaren schommelde dat aantal rond de tien procent. „Over de afgelopen 25 jaar was jaarlijks gemiddeld 9 procent van de immigranten een asielmigrant”, aldus het CBS.
Lees ook
Nauwelijks controle over komst en werk kennismigranten. ‘De regeling is bedacht om het bedrijven zo makkelijk mogelijk te maken’
In 2022 piekte ook het aantal kennismigranten, toen kwamen er zo’n 26.000 naar Nederland. Sindsdien daalt dat aantal gestaag. Volgens het CBS kwamen in 2024 bijna 16.000 kennismigranten, even veel als in 2021.
Die daling is opmerkelijk, want jarenlang bleef het aantal kennismigranten, die vooral uit India, Turkije en China komen, steeds stijgen. Los van het coronajaar 2020 nam het aantal sinds 2012 bijna alleen maar toe. Uit een jaarrapport van de IND blijkt dat de naturalisatiedienst minder snel vergunningen op basis van kennis en talent goedkeurt. In 2022 willigde de dienst nog 94 procent van alle aanvragen in, twee jaar later nog maar voor 87 procent.
Lees ook
Waarom moet de vluchteling inburgeren en de kennismigrant niet? In Amsterdam stemt de raad over een cursus voor expats
Vier uitblinkende onderzoekers ontvangen in oktober de hoogste onderscheidingen in de Nederlandse wetenschap, de Spinoza- en Stevinpremies. Dat maakte onderzoeksfinancier NWO bekend. Geneticus Thijn Brummelkamp en historicus Judith Pollmann worden dit jaar beloond met de Spinozapremie. De Stevinpremie gaat naar Ilse Aben, onderzoeker aardobservatie en Ingrid Robeyns, ethicus. Alle vier onderzoekers krijgen een bedrag van 1,5 miljoen euro, dat ze naar eigen inzicht mogen besteden aan wetenschappelijk onderzoek en activiteiten daaromheen.
Judith Pollmann: ‘In ons geschiedenisbeeld ligt een gat in de eerste helft van de 18de eeuw’
De historicus Judith Pollmann (1964) is hoogleraar vroegmoderne geschiedenis in Leiden. Volgens de jury van de Spinoza-premie is zij „een nieuwsgierige wetenschapper die haar collega’s uitdaagt met nieuwe perspectieven en een originele aanpak”.
Recentelijk publiceerde ze een boek over de Nederlandse burgeroorlog die – zo zou je kunnen zeggen – het échte verhaal vormde achter de nationale mythe van de opstand tegen Spanje in de zestiende eeuw (1572. Burgeroorlog in de Nederlanden). En ze onderzoekt ongebruikelijke bronnen, zoals lokale kronieken.
Judith Pollmann.
Foto Studio Oostrum
En mede die kronieken inspireren nu een van de onderzoeksonderwerpen waaraan ze de Spinoza-premie wil gaan besteden. Ze zegt het in een video-interview. „In ons geschiedenisbeeld ligt een gat in de eerste helft van de achttiende eeuw. We hebben een goed verhaal over wat we de Gouden Eeuw noemden tot 1672, en we weten ook weer alles vanaf 1750, met de Verlichting, de patriottenbeweging en de opkomst van de natiestaat. Maar daartussen? Het komt vaak neer op de enorme staatsschuld en dat het militair niet zo goed ging.”
Maar, zegt ze, „waarom waren die mannen van het pek en teer van de 17de eeuw toen opeens niet meer in staat om vernieuwing te omarmen? In die kronieken, een soort lokale dagboeken, zie ik sporen van iets heel anders. Die kronieken bevatten dan steeds meer cijfers en ze slaan een andere toon aan over manieren om problemen op te lossen. Er is – denk ik – wel degelijk iets aan het veranderen, maar daarvoor moeten we misschien naar andere archieven kijken, niet per se in de grote steden, maar wel in die van de provincies, Holland, maar ook de Staten van Overijssel, of Gelderland, die hadden de macht om na te denken over vervoer, posterijen, demografie. Dat wil ik onderzoeken.”
En Pollmann wil nog veel meer weten. Bijvoorbeeld welke kennisinfrastructuur er bestond op het platteland van, zeg, 1450 tot 1850. „De ‘inheemse’ kennis over hoe je met het landschap en het water omging, met landbouwtechnieken, met voedsel, met ziekte, alles. In feite alles wat door de moderne wetenschap later als bijgeloof en achterlijkheid is afgedaan! Met moderne technieken kun je die oude gewoontes nu veel beter onderzoeken, alleen al omdat je nu kunt zoeken in gedigitaliseerde handschriften.”
En dat is echt relevant voor ons eenentwintigste-eeuwers, bepleit Pollmann vanuit haar werkkamer in Leiden. „Dit soort onderzoek kan ons ook nu helpen beter om te gaan met verschillende methodes van kennisverwerving, in respect voor andere epistemologieën zoals Unesco het zo mooi verwoordt.”
Hendrik Spiering
Thijn Brummelkamp: ‘Eigenlijk is dit het enige waar ik écht goed in ben’
Thijn Brummelkamp (1975) is wetenschappelijk directeur van het Nederlands Kanker Instituut (NKI) en hoogleraar experimentele genetica aan de Universiteit Utrecht. Hij kreeg een Spinozapremie voor zijn onderzoek naar de functie van genen in menselijke cellen.
„Ik was heel blij verrast toen de voorzitter van NWO mij belde over de prijs”, vertelt Brummelkamp aan de telefoon. „Het gebeurde vlak voordat ik een lezing ging houden in Utrecht, maar ik kon natuurlijk niemand vertellen wat er aan de hand was. Ik voel me heel dankbaar voor deze erkenning voor het werk van mij en mijn collega’s.”
Thijn Brummelkamp.
Foto Studio Oostrum
Tijdens zijn promotieonderzoek aan het NKI ontwikkelde Brummelkamp methoden om specifieke genen in cellen uit te schakelen. „Wetenschappers waren hier al lang naar op zoek. Al snel werd het wereldwijd toegepast en dat hielp ook met mijn carrière. Na mijn promotie mocht ik in Amerika mijn eigen onderzoeksgroep opzetten.” In 2011 keerde Brummelkamp met zijn onderzoeksgroep terug naar het NKI, waar hij hetzelfde onderzoek voortzette.
„Wat we doen is het beste te zien als het ‘interviewen’ van cellen”, legt hij uit. „We vragen cellen hoe ze bepaalde taken uitvoeren, en welke genen ze daarvoor gebruiken. Hiermee kun je fundamentele kennis opdoen over de werking, maar je kunt het ook gebruiken voor het testen van de aangrijpingspunten van nieuwe medicijnen.”
„Ik ben erachter gekomen dat dit werk het enige is waar ik echt goed in ben, en dat geeft me veel enthousiasme. Vroeger vond ik het al leuk om te kijken hoe apparaten werken door ze uit elkaar te halen. Nu doe ik hetzelfde bij de menselijke cel: het meest complexe apparaat in de natuur. Ik ben ambitieus en steek er veel energie in, maar die energie haal ik er vaak ook weer uit. Daarnaast vereist het ook doorzettingsvermogen. Soms interpreteer je een antwoord verkeerd, en zit je wel drie jaar op het verkeerde spoor. Dat is ook een kant van de medaille.”
Het mooie van de Spinozapremie is dat je geld kunt gebruiken voor ongebonden onderzoek, zegt Brummelkamp. „Meestal willen onderzoeksfinanciers precies weten wat er onderzocht en ontdekt gaat worden. Dsat hoeft nu een keer niet. Met het geld wil ik graag meer vragen stellen over de taken en functies van cellen, bijvoorbeeld over celdood. Wanneer het dna van cellen beschadigd raakt, zorgt een bewakingsmechanisme ervoor dat ze doodgaan en opgeruimd worden. Door bepaalde genen te deactiveren, ontdekten we onlangs een heel nieuw mechanisme dat hetzelfde doet. Dit zou ons bijvoorbeeld meer kunnen vertellen over hoe patiënten reageren op chemotherapie.”
Marcel Hobma
Ingrid Robeyns: ‘Ik kom niet uit een familie waar men zegt: ga maar in Cambridge promoveren’
Heeft Ingrid Robeyns geluk gehad met de toekenning van de Stevinpremie, of is de onderscheiding vooral haar eigen verdienste?
Aan de telefoon vanuit Londen, waar ze net een conferentie heeft bijgewoond, barst de hoogleraar ethiek in lachen uit. „Allebei, denk ik. Dat ik heb besloten deze vorm van filosofie te gaan doen – sociaal betrokken, interdisciplinair – was een keuze. Dat zie ik wel als mijn eigen verdienste. Maar ik heb ook geluk gehad.”
Ingrid Robeyns.
Foto Studio Oostrum
Dat laatste bijvoorbeeld toen ze de beroemde econoom en filosoof Amartya Sen aanschreef of ze bij hem kon promoveren. „Ik kom niet uit een familie waar men zegt: ga maar in Cambridge promoveren. Ik dacht heel lang dat het onmogelijk was. Een vriendin heeft me in een cultureel café toen midden in de nacht laten beloven dat ik het zou proberen. Daar heb ik geluk mee gehad.” In 2003 promoveerde ze bij Sen.
De vraag naar verdienste, geluk (en pech) is relevant, want de begrippen spelen een grote rol in het werk van Robeyns (1972), geboren in Leuven en sinds 2014 hoogleraar ethiek aan de Universiteit Utrecht. Zij maakte naam met kritiek op de meritocratische ideologie van verdienste en met haar pleidooi voor ‘limitarisme’, een harde bovengrens aan het vermogen van burgers. Een te grote ongelijkheid in vermogen is sociaal onwenselijk, betoogt ze in het publieksboek Limitarisme (2023), en vooral een kwestie van pech of geluk. „Het overgrote deel van de vermogende mensen heeft simpelweg meer geluk gehad dan anderen”, zei ze in een interview in NRC in februari 2024.
Robeyns engageerde zich de afgelopen jaren ook met de strijd tegen bezuinigingen op het hoger onderwijs en is een criticus van de „neoliberale” universiteit die een „diplomafabriek” is geworden, schreef ze in deze krant. In een opinie-artikel samen met Rens Bos en Remco Breuker stelde ze in NRC dat universiteiten niet meer weten hoe om te gaan „met studenten die zich ook als democratisch burger en moreel wezen willen ontwikkelen”.
NWO prijst Robeyns omdat zij „concrete oplossingen voor ongelijkheid en democratisch verval” biedt en „laat zien dat filosofie kan bijdragen aan echte verandering”. Robeyns: „Bij het belang van wetenschap voor de samenleving wordt vaak allereerst gedacht aan innovaties die direct iets opleveren of waar je een verdienmodel van kunt maken. Bij filosofie is dat anders. Ik ontwikkel geen vaccin dat snel werkt. Filosofische concepten hebben meer tijd nodig om ingang te vinden.”
Wat gaat ze doen met het geld? „Ik zou heel graag een internationale groep mensen bijeenbrengen, fysiek, die hebben nagedacht over het vormgeven van een nieuwe, zorgzame en duurzame economie.”
Sjoerd de Jong
Ilse Aben: ‘Het praktisch nut wil ik nog wel verder uitbouwen’
„Het is buitengewoon eervol om deze prijs te krijgen”, zegt Ilse Aben. „Ik zie het als erkenning voor het zeer bijzondere Nederlandse Tropomi-instrument en iedereen die eraan heeft gewerkt.”
Dat het nu veel gaat over methaanuitstoot komt door Tropomi. Het instrument, dat bestaat uit geavanceerde spectrometers gecombineerd met een telescoop, zit op de Sentinel 5P-satelliet van ESA. Het meet gassen zoals methaan en koolmonoxide, die in relatief kleine concentraties voorkomen in de atmosfeer. „Maar vergis je niet, die gassen bepalen wel onze leefomgeving voor een groot deel”, zegt Aben.
Ilse Aben.
Foto Studio Oostrum
Aben, senior onderzoeker bij SRON en bijzonder hoogleraar aan de VU, krijgt de prijs omdat een van de initiatiefnemers van Tropomi is en zich met haar team nog altijd volop inzet om metingen te gebruiken om klimaatverandering tegen te gaan. „Dankzij haar pionierswerk vanuit de ruimte worden onzichtbare problemen zichtbaar gemaakt – én opgelost”, schrijft de NWO.
Methaan is na CO2 het belangrijkste broeikasgas, het veroorzaakt een derde van de klimaatopwarming. Methaan blijft kort bestaan in de atmosfeer, zo’n 10 jaar, terwijl CO2 honderden jaren blijft bestaan. „Dat maakt methaan laaghangend fruit”, zegt Aben. „Als je nu stopt met uitstoten heeft het klimaat er relatief snel profijt van.”
Tropomi brengt superuitstoters van methaan in beeld, puntbronnen zoals een lek in olie- en gasinfrastructuur of uitstoot uit kolenmijnen of van vuilstortplaatsen. „Het gaf een dramatisch beeld, toen we dat voor het eerst zagen. We hadden geen idee dat er zoveel van die superuitstoters wereldwijd zijn. Maar het bood wel mogelijkheid om te handelen”, zegt Aben. Elke dag meet Tropomi de hele aardatmosfeer in een resolutie van 5 bij 7 kilometer, 20 miljoen metingen per dag. Als er ergens veel methaan is gemeten met Tropomi, wordt er met andere satellietinstrumenten daarop ingezoomd om het tot op 25 meter in beeld te krijgen. Gebaseerd op deze tweetrapsraket onderneemt VN-instituut IMEO actie richting uitstoters.
„Het is heel bevredigend om wetenschappelijk aan zo’n systeem te kunnen bijdragen”, zegt Aben. „Je merkt het al aan mijn enthousiasme, en ook mijn jongere collega’s zijn hartstikke gemotiveerd. Het praktisch toepassen van het wetenschappelijk werk wil ik verder uitbouwen. We ondersteunen bijvoorbeeld vuilstortplaatsen met het reduceren van uitstoot. Er worden binnenkort ook weer nieuwe satellieten gelanceerd, het is een mooie wetenschappelijke uitdaging om nog meer uit de gezamenlijke metingen te halen.Gelukkig kan Tropomi nog heel lang mee.”
De leden van GroenLinks en PvdA zijn eruit: hun partijen gaan als één verder. In aanloop naar de verkiezingen moeten ze ideologische keuzes gaan maken. Politiek redacteur Liam van de Ven ziet nog een worsteling: wat voor partij wil het eigenlijk worden?
Heb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze redactie via [email protected].