In september 2022 onthulden redacteuren Lamyae Aharouay en Hugo Logtenberg dat er een extern onderzoek zou komen naar het gedrag van voormalig Kamervoorzitter Khadija Arib. Al snel ging het vooral over de vraag: wie heeft er gelekt naar NRC? En waarom? Afgelopen weken beheerste de affaire opnieuw het nieuws. Maar wat is nou de kern van de zaak-Arib? En hoe bescherm je als journalist je bronnen?
Paul Drijvers (1958), scheidend hoogleraar in de didactiek van de wiskunde, wil het in dit interview eigenlijk zo min mogelijk hebben over de richtingenstrijd in het Nederlandse reken- en wiskundeonderwijs. Die tussen het ‘traditionele rekenen’ (denk: kale sommen oefenen) en het ‘realistische rekenen’ (denk: verhaaltjessommen). Toch gaat het er steeds over.
De titel van zijn afscheidsrede aan de Universiteit Utrecht (UU) – hij gaat met pensioen – verwijst er namelijk naar: ‘Tien handvatten voor evenwichtig wiskundeonderwijs’. Met dat „evenwichtig” keert hij zich tégen de richtingenstrijd. Drijvers vindt dat die het onderwijs niet ten goede komt; de verschillen worden overdreven en dat werkt „verlammend”, zegt hij via een videoverbinding. Als achtergrond heeft hij een foto van het Academiegebouw ingesteld, het ceremoniële hart van de UU waar hij deze maandagmiddag zijn afscheidscollege zal geven en zijn boek Didactiek van de wiskunde, handboek voor leraren in opleiding en de praktijk zal presenteren.
Paul Drijvers.
Die richtingenstrijd tussen het traditionele en realistische rekenen is al decennia oud. In het traditioneel rekenen ligt de nadruk op directe instructie door de leraar en het automatiseren van vaste rekenprocedures. Vanaf de jaren tachtig won het realistisch rekenen aan invloed. Daarbij ligt de nadruk op ontdekkend leren, inzicht en rekenen in ‘betekenisvolle contexten’. Vanaf het begin van deze eeuw zijn er, vooral in het basisonderwijs, overwegend realistische rekenmethodes beschikbaar.
De strijd wordt niet altijd even hevig gestreden, maar kent een golfbeweging. De afgelopen jaren stak het debat weer flink de kop op, vooral in de politiek en in de media. De realistische rekenaars lijken het onderspit te delven. Het gaat niet goed met de basisvaardigheden, dus we moeten terug naar het traditionele rekenen, is momenteel de tendens. Sommige scholen zijn al overgestapt van realistisch rekenen naar traditioneel rekenen.
Lees ook
Op basisschool Noorderlicht krijgen de kinderen weer rechttoe rechtaan rekenen – en ze scoren nu veel beter
Je zou Drijvers tot de realistische rekenaars kunnen rekenen, omdat hij verbonden is aan het Freudenthal Instituut van de UU, vernoemd naar de grondlegger van het realistisch rekenen. Maar hij hekelt dat scherpe onderscheid, alsof het twee verschillende religies zijn. „Ik ben geen volgeling van het realistisch wiskundeonderwijs. Ik heb me altijd vrij gevoeld om óók daar kritisch op te zijn.”
Met welke boodschap neemt u afscheid als hoogleraar?
„Allereerst wil ik het beeld rechtzetten dat er sprake zou zijn van een ‘rekenramp’. Afgelopen december zijn drie nieuwe onderzoeken verschenen en daarin komt Nederland best goed uit de verf. Uit onderzoek van de Onderwijsinspectie naar kinderen uit groep acht bleek bijvoorbeeld dat het rekenniveau ongeveer hetzelfde is als twintig jaar geleden. Uit het PISA-onderzoek van anderhalf jaar geleden [driejaarlijks internationaal onderzoek naar de lees- en rekenvaardigheden van vijftienjarigen] bleek inderdaad dat de resultaten iets zijn gedaald, maar dat geldt voor alle landen. Nederland staat nog steeds op plek 10 van de 81.
„Dat betekent niet dat we zo’n daling niet serieus moeten nemen. Maar om dan meteen te zeggen: we moeten terug naar vroeger en bijvoorbeeld weer gaan staartdelen? Nee. Mijn boodschap is: het doel van ons wiskundeonderwijs moet zijn dat leerlingen zich kunnen redden in de steeds complexer wordende samenleving. Denk aan technologische ontwikkelingen en ook aan de enorme hoeveelheid informatie die elke dag op ons afkomt.”
Heeft u een voorbeeld?
„In mijn lezing zit een grafiek die ik vond op een patiëntenwebsite. Die gaat over de gemiddelde lengte van volwassen mannen en laat zien dat Nederlanders de grootsten zijn en Indonesiërs de kleinsten. Volgens de grafiek, met poppetjes in plaats van een lijn, zou een Indonesiër tot ongeveer net boven mijn knie komen. Dat kan natuurlijk helemaal niet! Het komt doordat de verticale as niet bij nul begint, terwijl de voeten van de poppetjes wel allemaal op de horizontale as staan. Je wil dat leerlingen leren om zoiets snel door te hebben. Dat ze snappen: dit kan niet kloppen. Denk ook aan de coronatijd toen een enorme hoeveelheid grafieken, diagrammen en kansberekeningen op ons afkwamen. Of aan medische ingrepen en risico’s. Het is belangrijk dat je risico’s kunt afwegen.”
Dit klinkt dan weer als realistisch rekenen. Het is toch ook belangrijk om sommen te kunnen maken?
„Ja, dat is ook belangrijk. Ik pleit voor evenwichtig onderwijs. Want voor die toepassingen heb je natuurlijk procedurele vaardigheden nodig. In de wereld van het realistische wiskundeonderwijs is vanaf het begin af aan al gezegd dat oefenen óók belangrijk is. Maar dan wel het liefst oefeningen die enigszins intelligent zijn, waar toch af en toe ook iets verrassends of speels in zit.”
„Ja, je kunt wel met een mooi verhaaltje komen, maar als dat niet strookt met de realiteit dan schiet je je doel voorbij. Ik denk dat er de laatste jaren te weinig aandacht is geweest voor de didactische kwaliteit van reken- en wiskundeboeken.
„Er staat ook een voorbeeld van zo’n verhaaltjessom in mijn nieuwe boek [zie kader]. Die gaat over een grasveld in een tuin. De eigenaar besluit dat te vergroten en dan moet je aan de hand van de nieuwe oppervlakte berekenen hoe breed de nieuwe stroken zijn. Dat is natuurlijk onzin, want als je je gazon gaat uitbreiden dan heb je toch van tevoren een plan voor de afmetingen van de nieuwe strookjes? En als je maar wat deed, dan ga je toch niet achteraf opmeten wat de afmetingen van de strookjes eigenlijk zijn?”
Lees ook
Bij lezen staat Nederland nu bijna onderaan in de EU
Het officiële gedeelte van de NAVO-top begint dinsdagavond om 19.00 uur met een informeel diner voor regeringsleiders en hun partners op paleis Huis ten Bosch, in de Oranjezaal. Koning Willem-Alexander en koningin Máxima verwelkomen in hun woonpaleis onder anderen de Amerikaanse president Donald Trump en de Oekraïense president Volodymyr Zelensky – die niet deelneemt aan de top zelf.
Wat er op het driegangenmenu staat, is nog niet bekend. Noch wie waar zit aan de negen ronde tafels. Wel dat het diner wordt gehouden in de Oranjezaal, die bol staat van de symboliek over macht en hoe vrede tot welvaart leidt.
Al in de zeventiende eeuw was deze Sael van Oranje een van de belangrijkste bezienswaardigheden van Nederland. Kunsthistoricus Elmer Kolfin, die een boek over de Oranjezaal schreef, vertelde een aantal jaar geleden aan NRC: „Huis ten Bosch was toen wel modern, maar niet bijzonder. Maar de Oranjezaal was – en is – overweldigend. Overal waar je kijkt, gebeurt iets. Het is alsof je in een andere wereld stapt.”
Dat komt door de muurschilderingen die Amalia van Solms na de dood van haar echtgenoot, stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647), liet aanbrengen. Hij wordt er als krijgsheer en als vredesstichter verbeeld. De hele zaal staat vol verwijzingen naar oorlog (de god Mars), conflict en verdeeldheid (vertrappeld door paarden), vindingrijkheid (Minerva), scherpzinnigheid (een haan), vrede (olijftakken) en welvaart (hoorns des overvloeds).
‘Vrede leidt tot rijkdom’
De boodschap is dat vrede tot rijkdom leidt. Rondom Vrede, een vrouw in een wit gewaad, ontvouwen engeltjes de tekst: Ultimus ante omnes de parta pace triumphus (De hoogste overwinning is de triomf van de verworven vrede).
De zaal werd in 1899 ook gebruikt voor de Eerste Internationale Vredescongerentie van Den Haag, toen werd een verbod op giftgassen en dumdumkogels afgesloten, en werd het Permanent Hof van Arbitrage opgericht, dat nog altijd bestaat (en in het Vredespaleis zetelt).
Toen waren er honderd gasten, vanavond zullen het er 66 zijn. Bij het diner vanavond zal, zo meldt de Rijksvoorlichtingsdienst, ,,zo veel mogelijk gebruik gemaakt worden van lokale en/of regionale producten en van seizoensgebonden producten.” Gegeten wordt van het Blossom Panache-servies dat Willem-Alexander en Máxima in 2017 lieten maken. Tot dan toe werd een servies van Wilhemina gebruikt, dat niet in de afwasmachine kon.
Dit Delfts Blauwe-servies heeft op de bovenkant een ijsvogel staan, die verwijst naar de lijfspreuk van Willem van Oranje: “Saevis tranquillus in undis” (Zich stevig staande houden in woelige baren). Daarvoor zouden de gasten wel hun bord moeten omdraaien, de tekst staat op de onderkant.
Lees ook
Wekenlange chaos voor anderhalve dag vergaderen. Waarom wil Den Haag eigenlijk gaststad zijn van de NAVO-top?
Liveblog NAVO-top
Secretaris-generaal Mark Rutte opent NAVO-top: ‘Geen zorgen, de VS staan aan onze kant’
Val nooit in slaap in een berg verse kersen. Ja, het klinkt verleidelijk, maar geloof me: de risico’s wegen aanzienlijk zwaarder dan de voordelen. Vraag het maar aan de Moorse muurgekko die sinds gisteren in Tilburg woont. Tot voor kort liep-ie waarschijnlijk ergens in Zuid-Europa in de zon, nu zit die schmuck in quarantaine in Dierenpark de Oliemeulen. Hij werd gevonden tussen een lading fruit, in een Jumbo-distributiecentrum in Veghel. Daar ving het personeel de kleine verstekeling in een leeg kersenbakje.
De medewerker van het dierenpark die dinsdag het verhaal vertelde in Brabant Vandaag (Omroep Brabant) toonde het geïmproviseerde vervoersmiddel aan de camera. In dat doorzichtige ding had de gekko dus zijn vergissing zitten overdenken, of misschien wel zijn hele leven, met uitzicht op de wanden van de dierenambulance. Als hij had kunnen lezen, had hij na het verlaten van de wagen de volgende tekst op het bord bij zijn nieuwe woonplek zien staan: „Dierenpark de Oliemeulen. Het vreemdste dierenpark van Nederland.” Was hij nou maar bij dat fruit weggebleven…
Maar voor spijt is het te laat, en nu de gekko hier toch is wil ik hem graag welkom heten. Welkom in Nederland, arme jongen. Het minste (of meeste?) dat ik voor je kan doen is je bijpraten over wat er hier op tv te zien is. Misschien dat je daar wat aan hebt bij het overbruggen van je quarantaineperiode, die tussen de zestig en negentig dagen zal duren. Ik stel me zo voor dat je dan wel wat leuke afleiding kunt gebruiken.
Daarom zal ik maar even overslaan dat je geen talkshow kunt kijken zonder dat een volledige tafel, inclusief de presentor, eensgezind op GroenLinks-PvdA zit in te beuken. En dat dit al een aantal dagen duurt. Mensen met andere opinies zijn op, vrees ik. Wat wel weer ontroerend is – ik probeer de stemming een beetje optimistisch voor je te houden, lieve gekko, zo aan het begin van je quarantainetijd – is hoe begaan de veelal van De Telegraaf afkomstige talkshowgasten plots blijken te zijn met het lot van de linkse partij.
Opvallend is het in elk geval wel dat haast uitsluitend met hen en met opgestapte leden wordt gesproken. Maar dat maakt het ook weer overzichtelijk: als je één aflevering van een SBS6- of WNL-praatprogramma over dit onderwerp hebt gezien (of gewoon De Telegraaf hebt gelezen), hoef je de rest van het materiaal eigenlijk niet meer te bekijken. Doe je dat wel elke dag, dan bereik je uiteindelijk vanzelf het punt dat je tegen gekko’s gaat praten. Maar dat is voor mij misschien een groter probleem dan voor jou.
Met angst leren omgaan
Wat kun je doen in de tijd die je overhoudt als je deze shows overslaat? Therapie (HUMAN) terugkijken, bijvoorbeeld; als je behoefte hebt aan een programma waarin mensen stilstaan bij wat hen van binnenuit bezighoudt, in plaats van wat ze van alles daarbuiten vinden. Maandagavond werd de laatste aflevering van het tweede seizoen uitgezonden, maar je kunt het hele vierluik terugkijken op NPO Start.
De serie volgt de sessies van vijf therapeuten met verschillende expertises – een kinderpsycholoog, een psychiater die gespecialiseerd is in psychoses, etc. – met hun cliënten. Die cliënten zijn geanonimiseerd: ze blijven buiten beeld en hun aandeel in het gesprek is nagespeeld door stemacteurs. Wel is er iedere aflevering een BN’er die openhartig vertelt over diens eigen ervaringen met therapie. In de laatste aflevering was dat presentator Max Terpstra, die een tijd lang zo werd dwarsgezeten door zijn fobie om over te geven dat hij publieke plekken vermeed. In therapie leerde hij op een gezonde manier met zijn angst om te gaan en te begrijpen waar die vandaan kwam. Nu kon hij er zelfs op tv over vertellen.
Zie je, beste gekko: er zijn nog gewoon mooie dingen op tv. Er zijn alleen fases waarin je er iets harder naar moet zoeken. En, om eerlijk te zijn: wat dat betreft heb je een uitdagend moment gekozen voor je noodlottige kersendutje.