Een drassig pad loopt vanaf de Commewijne rivier, ten oosten van Paramaribo, langs de oude koffieplantage Frederiksdorp waar in witte oude koloniale huisjes nu toeristen logeren. Daarachter begint het oerwoud met aansluitend een moerasgebied waar kaaimannen zwemmen en een paar weken geleden nog een jaguar is gesignaleerd. Dikke muskieten zoemen langs onze oren. Een gids steekt wierrook-stokjes aan om ze te verjagen en stopt af en toe bij een voorwerp of een bord met tekst en geeft dan uitleg over de man die een legendarische rol speelde in de Surinaamse koloniale geschiedenis: Boni.
Noem zijn naam en vrijwel iedere Surinamer weet over wie je het hebt, kent wel een verhaal of een van magie doordrenkte mythe over hem of heeft een bepaald gevoel bij deze beroemde achttiende-eeuwse vrijheidsstrijder. Dertig jaar lang pleegde Boni (1730-1793) overvallen op plantages in Suriname en bevrijdde hij tot slaaf gemaakte Afrikaanse mannen, vrouwen en kinderen die zich vervolgens bij zijn gemeenschap voegden. Zelf was Boni nooit als slaaf te werk gesteld op een plantage; hij werd in vrijheid geboren in de jungle, nadat zijn moeder, hoogzwanger van hoogstwaarschijnlijk een Nederlandse plantage-eigenaar, gevlucht was van de plantage Anna’s zorg (in de volksmond Barbakoeba genoemd), waar ze te werk was gesteld.
Boni werd leider van een naar hem vernoemde Marrongemeenschap, de Boni’s, en hij bouwde met zijn manschappen het Fort Buku in een moerasgebied in de kuststreek van het huidige district Marowijne; een plek die lange tijd onvindbaar was voor zijn vijanden. Tijdens een reeks zogeheten Boni-oorlogen voerden Boni en zijn manschappen het gewapend verzet tegen de Nederlandse kolonisten aan en namen de overvallen op plantages toe.
Het Nederlandse leger jaagde op de Marrons met steun van huurlingen en redi musu’s, dat waren slaafgemaakten die in ruil voor vrijheid en geld meevochten aan de kant van de koloniale machthebbers. Dat kostte het regime veel geld en dreef de plantagehouders tot wanhoop. Dankzij Boni’s krachtige leiderschap en guerrilla-technieken lukte het de Nederlandse kolonisten nooit om hem helemaal te verslaan. Hij werd uiteindelijk verraden, zeer waarschijnlijk door een leider van een rivaliserende Marrongroep, nadat het Nederlandse regime een prijs op zijn hoofd had gezet.

Toeristenonderkomen op plantage Frederiksdorp en de ingang naar de plantage vanaf de Commewijne.

Foto’s Ranu Abhelakh
Fascinatie
Voor de Surinaams-Nederlandse schrijfster en documentairemaakster Tessa Leuwsha vormde Boni de inspiratie voor haar nieuwe boek: Boni. In het spoor van de Surinaamse vrijheidsstrijder. Haar fascinatie voor hem gaat terug naar de middelbare school in Amsterdam-Zuid waar ze in Wij slaven van Suriname van Anton de Kom voor het eerst over hem las.
De Kom schreef: „Het opperhoofd Bonni. In zijn aderen vloeide het bloed der blanken. Hij is niet in slavernij geboren, hij heeft de ketenen nooit gedragen der knechtschap. Hij was opgegroeid in de wildernis en verstond ieder teken der geheimzinnige zwijgende taal van het oerwoud. In hem verenigden zich de kracht en moed van de jaguar met de slanke vlugheid van onze herten. Maar bovenal was zijn karakter gekenmerkt door diezelfde edele trots, die wij terugvinden bij zijn moeder.” Leuwsha haalt de woorden van De Kom aan in haar boek. „Het was vooral die alinea die me als tiener aansprak. Boni wordt beschreven als een dubbelbloed, net als ik. Toen ik jaren later in het land van mijn Surinaamse vader ging wonen en mijn familiegeschiedenis begon uit te pluizen, kwam het verhaal van Boni weer naar boven bij me. Sindsdien heeft het me nooit meer losgelaten.”
Op lichtgekleurde gympies loopt Leuwsha over een glibberig bruggetje over een kreek door het bos langs de zogeheten Bonitrail: een naar Boni vernoemde route voor toeristen, achter plantage Frederiksdorp, waar het verhaal van de vrijheidsstrijder wordt toegelicht door een gids en verbeeld met voorwerpen, teksten en kunstwerken. Frederiksdorp wordt gerund door Leuwsha’s partner, ondernemer en kunstenaar Sirano Zalman. Behalve een bestemming voor toerisme is de plantage ook een plek waar de slavernijgeschiedenis onder de aandacht wordt gebracht vanuit het Surinaamse perspectief.

Kunstvoorwerpen en teksten langs de Bonitrail.
Foto Ranu Abhelakh
Dat is ook een kenmerk van het werk van Leuwhsa. In eerdere boeken tekende ze onder meer het levensverhaal op van haar oma Fansi ( Fansi’s stilte) en verfilmde ze dat boek met bijzonder archiefbeeld in de documentaire Moeder Suriname, Mama Sranan. Ze schreef over haar naar Nederland geëmigreerde en ontwortelde Surinaamse vader (De Parbo-blues). In haar nieuwste boek brengt ze Boni opnieuw tot leven. Niet alleen aan de hand van historische archieven die ze doorspitte, ze put ook rijkelijk uit de orale geschiedenis over Boni. Ze gebruikt fictie om zijn leven verder in te kleuren. Leuwsha bezocht voor het boek het buurland Frans-Guyana waar nog steeds nazaten van de Boni’s wonen. In Ghana deed ze bijzondere ontdekkingen over Boni’s mogelijke herkomst.
De vele veldslagen en expedities van het koloniale leger tegen Boni en zijn manschappen zijn gedetailleerd opgeschreven en vastgelegd in de Nederlandse journaals uit die tijd en in boeken van huurlingen zoals de Schots-Nederlander John Gabriël Stedman, die in opdracht van het koloniale regime op Marrons joeg en meehielp met het neerslaan van slavenopstanden. Maar dat is allemaal opgeschreven vanuit een koloniaal perspectief. Hoe Boni werkelijk was als leider en als mens, wat zijn drijfveren waren, daarover valt niets te lezen.
Leuwsha: „Als je naar de geschiedschrijving van de koloniale tijd kijkt, en zeker tijdens de slavernij, dan werden de belangrijke figuren niet als mensen gezien, laat staan dat hun eigen perspectief uit zulke bronnen naar voren komt. Voor dit boek wilde ik achterhalen hoe het echt was om Boni te zijn. Wat was zijn moeder voor persoon? Wat betekende het om een plantage te ontvluchten en om een Marron te worden in die tijd? Ik ben zelf een nakomeling van deze geschiedenis. Ik wilde dit zelf ervaren en snappen door de geschiedenis emotie te geven.”

Het bootje symboliseert de overtocht van slaafgemaakten vanuit Afrika.

Foto’s Ranu Abhelakh
Orale overlevering
De vele mythes in Suriname over Boni, bijvoorbeeld over het geheime Fort Buku dat lang onvindbaar was voor de Nederlanders, of de verhalen over Boni’s bovennatuurlijke krachten, vormen een houvast in het beschrijven van Boni. Via orale vertellingen, liederen en dansen die nu nog door Marrons in het binnenland van Suriname worden gedaan, kon Leuwsha veel te weten komen. Ze luisterde in dorpen in het binnenland naar de verhalen die dorpsoudsten nog wisten te vertellen over Boni.
Leuwsha: „In het binnenland vind je nog steeds de dorpen waar de weggelopen slaven zijn gaan wonen. Mensen leven langs de rivier, dicht bij elkaar, zonder televisie. De traditie is nog steeds dat je elkaar verhalen vertelt, dat is tot op de dag van vandaag de belangrijkste vorm van kennisoverdracht.”
Leuwsha koos ervoor om Boni’s moeder centraal te stellen en met behulp van verschillende orale bronnen haar verhaal middels fictie tot leven te wekken. Alle orale verhalen die Leuwsha over haar tegenkwam, inclusief wat Anton de Kom over haar optekende, onderstrepen hoe ze in het moerasgebied van Boni beviel en vervolgens met haar baby werd opgenomen in een nabijgelegen Marrondorp waar Boni als volwassene leider van werd.
Leuwsha: „Er bestaat natuurlijk een risico dat mensen mijn boek wegwuiven omdat de gebeurtenissen niet allemaal feitelijk te bewijzen zijn. Maar daar breng ik tegenin dat de traditionele schriftelijke bronnen over Boni verre van compleet zijn. Als ik alleen naar de jaartallen kijk of naar wat de koloniale machthebbers over hem schreven, dan blijft heel veel buiten beschouwing. Dat geeft een vertekend beeld. De koloniale geschiedenis van Suriname bevat zoveel hiaten. We hebben lang alleen maar waarde toegekend aan geschreven bronnen, maar het schrift was de waarheid van de kolonisator. Het is aan ons, aan de nakomelingen, om de geschiedenis vanuit andere bronnen te herschrijven en vollediger te maken.”
Verraad
Onder een opgetrokken afdak op de Bonitrail liggen panji’s, gekleurde omslagdoeken van de Marrons, stenen potten en pimbadoti, witte klei die gebruikt wordt bij rituelen in de Afro-Surinaamse winti-cultuur. Over de spirituele krachten van Boni bestaan veel mythes die tot op de dag vandaag nog levendig aanwezig zijn in Suriname.

Tessa Leuwsha met panji’s, omslagdoeken van Marrons.
Foto Ranu Abhelakh
Zo kan het gebeuren dat een bootsman in het oosten van Suriname, nabij de grens met Frans-Guyana, waar Boni volgens de overlevering uiteindelijk werd verraden en vermoord, weigert om een bepaalde route te nemen over de rivier. Volgens een van de orale verhalen zou Boni hier zijn verleid door een vrouw, die in de vorm van een aap zijn hut binnensloop en hem zijn spirituele krachten ontnam waarna hij werd vermoord en onthoofd door een rivaliserende Marronleider, Bambi Kukudyaku. De Nederlandse gouverneur Frederici loofde een premie uit en eiste het hoofd van Boni op, als bewijs dat hij verslagen was. Maar toen zijn verraders met het hoofd per korjaal naar Paramaribo voeren, zou het hoofd bij een stroomversnelling verloren zijn gegaan toen de boot omsloeg. In magische vertellingen zou het hoofd vanzelf uit de boot zijn gesprongen.
Deze stroomversnelling (sula) wordt Boni-doro ( ‘Boni is gekomen’) genoemd. Vaar je er toch langs, dan mag zijn naam niet worden genoemd. Leuwsha: „Het heeft heel lang geduurd voordat Boni echt als een held werd gezien in Suriname. Door de Nederlandse kolonisator werd hij altijd als terrorist bestempeld. Ook dat is een onderdeel van het kolonialisme: dat is aangeleerd om vrijheidsstrijders te zien als misdadigers.”
Tocht naar Ghana
In haar poging om van Boni weer ‘mens’ te maken, met gevoel en emotie, onderzocht Leuwsha Boni’s oorsprong. Via een filmmaker uit Ivoorkust met wie ze contact kreeg ontdekte ze dat in Ghana de Boni’s een nog altijd bekende familieclan zijn; een familie die van oudsher de koning van de Ashanti verdedigde en deel uitmaakte van zijn hofhouding. „Het is voor mij logisch dat Boni’s moeder haar zoon vernoemde naar de clan waar ze vanaf stamde. Ik vermoed sterk dat hij het besef van leiderschap, het gevoel van een voorname familie af te stammen, via zijn moeder heeft doorgekregen.”
De tocht naar Ghana was een manier om dichter bij de oorsprong van Boni te komen, maar ook van haar eigen geschiedenis. „Er zitten hiaten in onze geschiedenis, deels omdat de geschiedenis is onderbroken door de eeuwen van trans-Atlantische slavernij. Met mijn onderzoek heb ik een poging gedaan dat hiaat te overbruggen. Ik had in Ghana in ieder geval wel een gevoel van herkenning. Ghana lijkt op Suriname, op de Caraïben, ik voelde me thuis. Tegelijkertijd is er de wrange realiteit als je de door Nederlanders gebouwde slavenforten aan de kust ziet.”
Met haar boek wil Leuwsha de slavernijgeschiedenis niet vertellen vanuit slachtofferschap, maar juist het verzet onderstrepen met een held in de hoofdrol. De gesprekken die ze in het boek optekende met haar oudere broer Ewald illustreren hoe belangrijk en nodig het is om eigen historische helden te hebben. Haar broer, een ex-alcoholist woonachtig in Amsterdam en afgestudeerd aan de Filmacademie, die zijn leven nooit goed op de rails kreeg, leek zich weinig te interesseren voor zijn Surinaamse roots. Het verhaal van Boni kende hij niet, al heeft hij altijd veel gelezen. Toch diende hij tijdens Leuwsha’s zoektocht als haar klankbord. Ook haar broer beet zich uiteindelijk vast in Boni’s verhaal en omarmt hun gezamenlijke geschiedenis. Leuwsha: „Ik vond dat heel bijzonder. Net als mijn vader had mijn broer nooit een eigen Surinaamse held, iemand die zijn taal sprak, nu heeft hij dat wel. Aan hem heb ik het boek opgedragen.”
Lees ook
Schrijver Anton de Kom, de man die iets wilde doen tegen ‘de parade der ellende’
