Minister Heinen wil de zittingsduur van de DNB-president verkorten, maar dat roept vragen op over politieke druk

Het was een verrassing bij een minder verrassende benoeming afgelopen vrijdag. Demissionair minister van Financiën Eelco Heinen onthulde bij het Catshuis niet alleen dat DNB-bestuurder Olaf Sleijpen de nieuwe president van De Nederlandsche Bank (DNB) wordt. Hij greep de gelegenheid ook aan om het debat te openen over de zittingsduur van de president. Volgens de VVD’er is de huidige termijn „echt lang” en moet die worden ingekort.

In een tijd waarin de Amerikaanse Fed-voorzitter Jerome Powell onder druk staat van president Donald Trump, roept Heinens voorstel vragen op. Is het bedoeld om de politieke invloed op de centrale bank te vergroten? Of is het juist een wenselijke modernisering van het bestuur?

De president van DNB is een belangrijke toezichthouder op banken, pensioenfondsen en verzekeraars en adviseert het kabinet op economisch gebied. Op dit moment wordt de president van DNB benoemd voor een periode van zeven jaar, met de mogelijkheid tot één verlenging. De termijnsregeling, vastgelegd in de Bankwet, werd ingevoerd bij de benoeming van de vertrekkende president Klaas Knot, die op 1 juli afscheid neemt. Daarvóór kende het presidentschap geen vaste termijn.

Heinen stelt voor om de termijn te verkorten naar vijf jaar, met opnieuw de mogelijkheid tot één verlenging. Zijn voorstel is volgens zijn omgeving echt een eigen initiatief. Bij het Catshuis vrijdag benadrukte hij dat het losstaat van het functioneren van Klaas Knot. Heinen zegt juist te willen voorkomen dat zijn voorstel als een oordeel over de president wordt gezien. Daarom koos hij het moment van de wisseling van de wacht om het gesprek te starten.

Verkokering

Waarom zegt de minister deze verkorting te willen? Het ministerie van Financiën verwijst naar de toelichting van Heinen na de ministerraad. Als belangrijkste reden voor zijn voorstel noemde de minister vrijdag het risico op „verkokering” bij langdurige zitting. Volgens hem verandert het karakter van DNB in de loop der jaren en is het goed als een president daarin mee kan vernieuwen. Zo is de centrale bank volgens de minister inmiddels veel meer toezichthouder geworden dan alleen monetair adviseur van de overheid. En de nieuwe president Olaf Sleijpen krijgt expliciet de opdracht om het toezicht verder te moderniseren, „met een open houding voor signalen uit de sector en samenleving”, aldus Heinen.

Daarnaast wijst de minister op de internationale context: twee keer zeven jaar is lang in vergelijking met andere landen.

Het laatste argument is niet overtuigend, vindt Jens van ’t Klooster, filosoof en politiek econoom verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in centrale banken. „Dat andere landen iets op een bepaalde manier doen, maakt het nog geen goed voorbeeld”, zegt hij. Dan zou je moeten beargumenteren waarom het bij andere landen beter gaat, vindt hij, door bijvoorbeeld de termijnen te evalueren.

Bovendien is een periode van vijf jaar juist kort in vergelijking met andere landen. De meeste landen benoemen centrale bankiers voor zes jaar, waaronder Frankrijk. In Duitsland geldt een termijn van acht jaar, met een verlengingsmogelijkheid. En in de eurozone is vijf jaar het minimum, blijkt uit de statuten van de Europese Centrale Bank.

Politieke druk

Van ’t Klooster wijst erop dat een kortere termijn risico’s met zich meebrengt. „Als termijnen korter worden, kunnen centrale bankiers gevoeliger worden voor politieke druk. Je vergroot dan het risico dat ze eerder beslissingen nemen die politici graag zien.”

Hij verwijst naar de situatie in de Verenigde Staten. De termijn staat daar op vier jaar, en de gewoonte was om Fed-voorzitters meerdere termijnen te benoemen. President Donald Trump brak met deze gewoonte en verlengde de eerste termijn van Janet Yellen niet. Hij benoemde in plaats daarvan de Republikein Jerome Powell.

Inmiddels probeert Donald Trump Powell onder druk te zetten om de rente te verlagen, omdat de president ervan overtuigd is dat een lagere rente goed is voor de economie. Hij kan niet wachten tot Powells termijn afloopt, zei hij onlangs nog. „Een kortere termijn maakt het makkelijker om politieke benoemingen te doen. Trump heeft al gezegd iemand te benoemen die wél naar hem luistert en de rentes verlaagt”, zegt Van ’t Klooster.

Politieke druk kan ook gevolgen hebben in de eurozone. DNB-presidenten zitten ook in de bestuursraad van de Europese Centrale Bank, die het monetair beleid voor de eurozone bepaalt. „Als termijnen in de eurozone korter worden, vergroot dat het risico dat het politieke belang van een individuele lidstaat voorrang krijgt op het monetaire belang van de eurozone.” Dat noemt Van ’t Klooster ongewenst.

Duurzaam

Tegelijkertijd is er ook begrip voor Heinens standpunt. Sjors Overman, universitair hoofddocent bestuur- en organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht, deed onderzoek naar de zittingsduur van bestuurders in de semipublieke sector. Hij vindt een termijn van in totaal veertien jaar lang. „In tien jaar heb je echt genoeg tijd om iets voor elkaar te krijgen”, zegt hij.

Lang zittende bestuurders kunnen te veel op routine gaan varen, zag Overman in zijn onderzoek. „Ze weten precies bij wie ze moeten zijn, hebben vaste bronnen en nemen beslissingen op basis van bekende paden. Dat kan de zorgvuldigheid van besluiten aantasten, zeker als de context intussen verandert.”

Dat herkent Van ’t Klooster. Hij voegt daaraan toe: „Een kortere termijn kan ruimte geven voor vernieuwing en reflectie van maatschappelijke wensen – denk aan de benoeming van Frank Elderson bij de ECB, die duurzaamheid hoger op de agenda zette.”