
Pakweg een jaar geleden, op een hotelkamer van een luxueus trainingscomplex op Lanzarote, maakte judoka Sanne van Dijke (29) het grootste fysieke dieptepunt van haar carrière door. Het is „onwerkelijk” hoe dat is gegaan, zegt ze terugkijkend.
Ze wil er niet zielig over doen. En ze wil al helemáál niet overkomen alsof ze zich aan het indekken is, als het deze dinsdag niet gaat zoals ze wil op de wereldkampioenschappen judo in Boedapest. „Als ik nu verlies, dan ligt het aan mezelf”, zegt ze in een gesprek voorafgaand aan de WK. „En niet zo van: ja, maar ik heb zo’n slechte rug.” Want daar zat het hem dus in: die rug.
Rond de jaarwisseling van 2024 stond ze er nog zo goed voor. Van Dijke – tweemaal Europees Kampioen, winnaar van WK-medailles en olympisch brons in 2021 – was eerste op de wereldranglijst. Ze had net het prestigieuze grand slam van Tokio gewonnen. Geen garantie, zegt ze nu, maar in Parijs had ze een behoorlijke kans op een tweede olympische medaille.
Totdat ze in januari een hernia kreeg. Aanvankelijk herstelde ze, maar een paar weken daarna zat het opnieuw niet goed. Wat er precies aan de hand was wist ze toen nog niet. In april ging het echt flink mis: na een techniektraining moest ze noodgedwongen tien dagen op bed blijven. Uit chagrijn, omdat ze zich had moeten afmelden voor de WK van ’24, besloot Van Dijke daarna dan maar naar dat complex op Lanzarote te gaan, om aan haar conditie te werken. Tegen beter weten in, eigenlijk.
Slepend naar het zwembad
Eenmaal op Lanzarote is het opnieuw „geëscaleerd”, zegt ze nu. ’s Ochtends was ze wezen fietsen. Daarna ging het een stuk slechter en moest ze even gaan liggen. „Toen was de lunch en wilde ik uit bed komen. Maar dat lukte niet.” Te veel pijn. Avondeten: zelfde verhaal. „Toen dacht ik: morgen kijk ik wel even.” Maar de volgende dag lukte het óók niet: geen lunch, geen diner. Met alleen een flesje water lag ze bijna twee dagen op haar kamer. Hulp van haar vriendin, die aanbood om personeel van het hotel te charteren, sloeg ze af. Ze voelde zich kwetsbaar, zegt ze. Ze had aanvankelijk gedoucht en was niet aangekleed.
Omdat Van Dijke de dag daarna zou vliegen, moest er iets gebeuren. „Toen dacht ik: in het water gaat het wel beter. Ik moet gewoon in dat zwembad komen.” Liggend op de grond wurmde ze zich in haar bikini. Vervolgens kroop ze naar het zwembad, om zich „als een walvis” in het water te laten vallen. Met haar kleren aan is ze daarna gaan slapen, de volgende dag sleepte ze zichzelf naar het vliegveld. „Toen ik thuis kwam zei mijn vriendin: dit gaan we niet meer doen.”
Het bleek dat Van Dijkes oorspronkelijke hernia verder was ‘uitgestulpt’. Het was dermate ernstig dat na thuiskomst met spoed geopereerd werd. Zes weken voor de Spelen, precies wat ze níét wilde: voor herstel staat normaal zo’n zes tot negen maanden. Maar ze had zoveel pijn, ze kon niet anders.
Toch schreef haar chirurg Van Dijke niet meteen af. „Hij zei: als jij met deze hernia kracht- en conditietraining hebt gedaan, zelfs nog op de mat hebt gestaan, dan ben je mentaal wel ver.” Als ze zóveel kon dragen, dacht hij, dan had ze ook best kans op ‘Parijs’.
Terecht, zo bleek, want wonder boven wonder haalde Van Dijke de Spelen wel. Na die operatie, nadat eindelijk die beknelde zenuw bevrijd was, voelde ze zich meteen al zoveel beter dat ze in een klap stopte met de Oxycodon (morfinepijnstillers) die ze al twee maanden slikte. „De naweeën van de operatie waren véél minder erg dan die hernia zelf.” Met behulp van haar fysio en krachttrainer stoomde ze zichzelf in zes weken klaar voor de Spelen.
Net naast een medaille
In Parijs greep ze zelfs maar net naast een medaille: ze verloor haar partij om het brons. In tranen stond ze daarna de pers te woord. Opnieuw schiet Van Dijke vol als ze aan dat moment denkt. „Het was gewoon… voor het eerst was ik echt trots op mezelf. En ik heb er ook van kunnen genieten. Normaal ben ik daar veel te zenuwachtig voor, te gestrest, dan lukt het pas achteraf. Maar toen had echt wel een besef: ik sta hier toch maar weer.”
Hoe bijzonder dat moment ook was: was het eigenlijk wel verantwoord? Heeft ze daar achteraf nog weleens bij stilgestaan? Van Dijke laat een korte pauze vallen. „Haha. Nou, goed, ik heb goedkeuring gehad van een arts, laten we dat vooropstellen. Achteraf is het mooi wonen. Had ik nu in een rolstoel gezeten, dan niet. Maar ja, het is gebleken dat het verantwoord was.”
Nog zo’n vraag: had iemand haar moeten behoeden voor haar grenzeloze ambitie? Zodat ze bijvoorbeeld niet met een zware hernia naar Lanzarote was vertrokken? Ze vindt van niet. „Misschien hadden we wel eerder een mri moeten laten maken. Maar door de morfine die ik kreeg dacht ik ook: het gaat wel weer. Laat mij maar doorgaan.”
Veel heeft ze – toen en sindsdien – niet over die hernia verteld. Inmiddels ligt het ook wel achter haar, zegt ze. Maar dat duurde nog een flinke tijd. Na de Spelen heeft Van Dijke nog maandenlang gerevalideerd: haar rug ontzien, netjes oefeningen gedaan.
Sinds januari weer op de mat
Pas sinds januari staat ze weer op de mat. Het was wennen. „De eerste maanden had ik echt even het gevoel: hoe doe ik dit ook al weer? Ik was vooral heel traag. Moest overal over nadenken. Nou, daar heb je geen tijd voor. Nu ben ik pas weer een beetje aan het bouwen.”
Waar ze sportief staat weet ze niet precies. Ze heeft amper toernooien gejudood. Bij de EK in april verloor ze meteen haar eerste ronde. Ze trof er de sterke Szofi Özbas die later Europees kampioen zou worden. Op het grand slam van Tblisi won ze zilver (ze verloor er van dezelfde Özbas).
Haar rug speelt in het judo in ieder geval nog maar weinig mee, zegt Van Dijke. „Bij trainingen denk ik er niet over na. Alleen met sommige bewegingen.” Maar pijntjes zijn spannend. „Ik kan een beetje paniekerig zijn als ik iets voel. Rugklachten zijn niet nieuw, voor geen enkele judoka. Je vraagt veel van je lijf.” Toch is lang zitten uiteindelijk slechter en pijnlijker dan trainen, zegt ze. „Mijn chirurg maakt zich meer zorgen over het feit dat ik iedere dag naar Papendal rij.”
Mentaal heeft het haar wel veranderd. „Ik heb wel geleerd dat er grenzen zijn die ik niet wil overschrijden. Vroeger zei ik altijd: als ik naar de Olympische Spelen kan, maar ze moeten daarna wel mijn been amputeren, dan is dat maar zo. Zoiets zul je van mij nu niet meer horen. Sport is leuk, het is mijn passie. Maar iedere dag zoveel pijn, dat je niet weet hoe je de volgende ochtend wakker wordt, dat is het me niet waard. Ik wil me nooit meer zo voelen als vorig jaar. Als dat onvermijdelijk zou worden, dan stop ik gisteren.”
