De briefwisseling tussen George Sand en Pauline VIardot laat zien hoe twee bijzondere vrouwen als kunstenaar in een mannenwereld probeerden te overleven

[/caption]

Zesentwintig delen beslaat de correspondentie van George Sand, zorgvuldig bijeengebracht door de eminente wetenschapper Georges Lubin. De beroemde Franse schrijfster onderhield een intense briefwisseling met haar uitgevers, opdrachtgevers, haar vrienden, als ook met boeren, onderwijzers en arbeiders uit de streek. In haar landhuis in de Berry ontving ze de crème de la crème van de Europese kunstenaars met wie ze ook correspondeerde. Wie nu Nohant bezoekt, treft een mooi gedekte tafel aan in de eetkamer, voorzien van naamkaartjes: George Sand aan het hoofd, Flaubert aan haar rechterhand, Toergenjev aan de andere kant. Verder is er een stoel voor Maurice, haar zoon, en natuurlijk voor Frédéric Chopin. Pauline Viardot zit naast Alexandre Dumas fils.

Sand schreef vooral ’s nachts, als het stil was. Dan wijdde ze zich aan haar romans, zo’n honderd in totaal, en schreef ze haar duizenden brieven. Ze vormen een schatkamer van levendige informatie over de bewogen negentiende eeuw; Sand was getuige van de revolutie van 1848, de Tweede Republiek en de staatsgreep van Lodewijk Napoleon, waarmee Frankrijk voor de tweede keer een keizerrijk werd.

In 1959 verscheen een bundel met tot dan toe ongepubliceerde brieven van George Sand en Pauline Viardot, bezorgd door Thérèse Marix-Spire. Die is nu mooi vertaald door Sand-kenner Rosalien van Witsen, die zich eerder onder andere boog over de verstoorde relatie tussen George Sand en haar dochter Solange.

Zoals al Sands correspondentie is ook deze briefwisseling met de aanstormende operazangeres en componiste Pauline Viardot fantastisch om te lezen. Natuurlijk, er zitten gaten in de briefwisseling, er verdwenen wel eens brieven, en als ze in elkaars gezelschap waren schreven ze niet. Maar wat kom je dicht bij het leven van deze twee uitzonderlijke kunstenaars en hun intense, hechte vriendschap. Wie nog mocht denken dat vriendschap tussen vrouwen aan elkaar hangt van jaloezie en roddel, leze deze brieven. Van ‘lieve Pauline’ wordt het in de loop der tijd ‘lieve schat van een dochter’ of ‘innig geliefd dochtertje’. Van ‘lieve mevrouw Sand’ wordt het ‘lieve, goede Mignounne’.

Sand, zeventien jaar ouder dan Pauline Garcia, zoals haar meisjesnaam luidt, heeft meteen een zwak voor de zangeres in de dop. Aan het begin van haar carrière moet deze opboksen tegen de herinnering aan haar jong gestorven oudere zus, een geliefd zangeres. Maar ze is vol energie en gaat door. Ze zet een fabel van La Fontaine op muziek, zingt Rossini, leest Mauprat en Consuelo, recente romans van Sand. Ze heeft het moeilijk, Parijs haalt nuffig haar neus op voor dit nieuwe jonge zangtalent en het Engelse publiek omarmt haar in eerste instantie ook niet. Ze zijn gewoon ‘te blasé’, schrijft Sand haar, „te verdorven wat hun smaak betreft”, vooral als die kunstenaar een bescheiden vrouw is met een goed hart. „Hou moed en werk”, adviseert ze, de mensen die kritiek uiten zijn het nog niet waard „om de veters van je laarsjes te strikken”. Pauline moet verder kijken, zich inzetten voor „iets groters dan (haar) eigen reputatie en geluk”, zoveel goddelijk talent heeft ze meegekregen.

Invloedrijk netwerk

Sand zet ook haar invloedrijke netwerk in voor haar jonge vriendin. Ze stelt haar voor aan haar toekomstige echtgenoot Louis Viardot, directeur van het Odéon in Parijs. Als Pauline’s succes zich aandient in Duitsland en Rusland, vergezelt hij haar op haar toernees. Daar adoreert het publiek Pauline’s magische stem, als ze zingt in Lucia di Lammermoor of De barbier van Sevilla. In de tussentijd logeert Pauline’s dochtertje dan bij George Sand op Nohant.

In het eerste deel van de correspondentie, die in totaal tien jaar beslaat, van 1839 tot 1849, wordt veel gesmacht naar elkaars aanwezigheid. Sand zoekt data waarop ze eventueel naar Parijs zou kunnen reizen, ze vraagt Pauline wanneer ze nu eindelijk weer eens komt, geeft precieze routebeschrijvingen voor de postkoets (via Orléans, twaalf uur) of de diligence (naar Vierzon, overnachten in de herberg).

In het tweede deel komen er crucialere zaken langs, zoals de noodzaak voor Sand om geld te verdienen. Nacht na nacht zit ze te schrijven om haar gezin te onderhouden: „Het leven van een kunstenaar is mooi, maar incompleet, want het vereist dat iedereen (..) zijn eigen richting ingaat, zonder te kunnen genieten van wat anderen doen”. En daar heeft ze nu juist zoveel behoefte aan. Concerten! Toneel!

We lezen ook echo’s van de tragische verwijdering tussen Sand en Chopin, aangesticht en aangewakkerd door Sands van kinds af aan lastige dochter Solange en haar echtgenoot, de schilder Auguste Clésinger. Aan Pauline schrijft Sand dat die een grotere bruidsschat van haar verlangt. Onmogelijk, dan houdt ze niets over! Door de ruzie, de intriges en de laster daaromheen, raakt ze vrienden kwijt. Dat Chopin gelooft in de leugens van haar dochter en haar man doet haar intens verdriet. Wijs schrijft ze dat ze zich niet wenst over te leveren aan bitterheid en twijfel, aan „eeuwigdurende wanhoop, angst, een traag, als door speldenprikken wegsterven.”

Maar wat mist ze de muzikale vriend die negen jaar bij haar in huis heeft gewoond en wat mist ze de muziek die hij in haar huis bracht. Omdat ze zelf niet goed piano speelt, leest ze partituren en stelt ze zich voor dat ze de muziek hoort. Ze „hoort met haar hersens” en kent de hele Don Giovanni uit haar hoofd.

De revolutie van 1848 heeft directe gevolgen voor Sand, die in haar tijdschrift La Cause du Peuple haar republikeinse en socialistische standpunten verwoordt. Het komt haar op bedreigingen te staan van conservatieve tegenstanders, die haar „in La Châtre wilden ophangen”, schrijft ze aan Pauline. Haar vriendin roept ze op om „de revolutie in de kunst te laten doordringen”. Vlak voor de Junirevolutie schrijft ze haar dat ze zich niet meer moet „afbeulen voor de gegoede burgerij”. Het volk moet ze veroveren! „Verbrand mijn brief”, voegt ze er voorzichtigheidshalve aan toe.

Sappelende boeren

Intussen ziet Sand hoe de boeren in de streek sappelen. Ze eten hun eigen oogst op en hebben geen cent voor wat dan ook. Ze zijn slecht geïnformeerd, ze „geloven dat Napoleon niet dood is” en dat ze op hem stemmen en niet op zijn neef. Die neef is Lodewijk Napoleon, gekozen tot president van de Tweede Republiek, die vier jaar later, door middel van een staatsgreep keizer Napoleon III zou worden.

Zo krijgt de lezer dankzij deze briefwisseling een schitterend inkijkje in een revolutionaire tijd, door de ogen van twee uitzonderlijke, onafhankelijke kunstenaars. Ze zouden bevriend blijven tot aan Sands dood in 1876. Uit een van haar laatste teruggevonden brieven aan Pauline, van 28 juni 1874, blijkt dat de kracht van die zielsverwantschap ook dan nog onaangetast is. Ze vraagt om een berichtje: „Je vous aime. Nous vous aimons. Un mot de vous.”