N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
In de nacht van zeven november 2008 raakte het Franse TGV-netwerk ontwricht. Bij viaducten rond Parijs bleken stukken betonijzer aan de bovenleidingen te zijn gehangen. Dit maakte dat de pantograaf van passerende hogesnelheidstreinen beschadigd raakte. In één geval werd de bovenleiding over een lengte van honderden meters losgetrokken. Honderden treinen vielen uit.
De sabotage-acties werden in verband gebracht met het zogeheten Comité Invisible, een collectief dat het jaar daarvoor L’ Insurrection qui vient publiceerde, een anti-kapitalistisch manifest. Opstand is noodzakelijk aldus de auteurs, te beginnen tegen de politie. Gebruik van wapens was daarbij onvermijdelijk, want „een bezettingsleger versla je niet zomaar”. Sabotage-acties werden warm aanbevolen, tegen vliegvelden, autowegen en TGV-lijnen… De zaak werd nooit opgelost.
Ik moest eraan terugdenken toen een week geleden ophef ontstond over een debatavond in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. Het draaide om de vraag of vreedzaam protest afdoende was om de aanpak van de klimaatcrisis af te dwingen, of dat „het gebruik van geweld, dan wel tegen objecten, dan wel tegen personen, heroverwogen moet worden”. Het debat werd geannuleerd, de organisatoren boden hun excuses aan.
Geweld, zeker tegen personen, mag nooit een optie zijn. Het voeren van een debat erover, ook al is het theoretisch, heeft iets sinisters. Maar daarmee is de vraag naar het gebruik van geweld bij de klimaatbeweging nog niet van tafel. En dan niet of het is toegestaan of niet. Maar juist dat het een kwestie van tijd lijkt eer we ermee te maken krijgen.
Klimaatverandering ís geweld, zeggen klimaatactivisten. Kijk naar de schade die we toebrengen aan de biodiversiteit, aan onze leefomgeving. Onderzoekers wijzen erop hoe klimaatverandering leidt tot sociale spanningen vanwege optredende schaarste en migratie. Gezien de ernst en de urgentie van het probleem mag het ergens een wonder heten dat het klimaatprotest tot dusver zo vredelievend verloopt: schoolstakingen, demonstraties, en hier en daar wat burgerlijke ongehoorzaamheid zoals de wegblokkades van Extinction Rebellion (XR). Overigens is de afwijzing van geweld hier niet zozeer principieel als strategisch. XR schermt met onderzoek dat uitwijst dat het gebruik van geweld zal leiden tot een vervreemding van de mainstream die dusdanig is dat de nadelen groter zijn dan de voordelen. Andreas Malm, auteur van het breedbesproken How to blow up a pipeline (2021), ziet dat anders en beschouwt sabotage-acties als een logische volgende stap in het klimaatprotest.
Afgelopen paar jaar zagen we een enorme toename van klimaatbewustzijn bij het bredere publiek. Maar wat als politieke consequenties achterblijven? Bij het Duitse collectief Ende Gelände, dat prikacties bij kolenmijnen uitvoert, groeide de frustratie, en daarmee de bereidheid verder te gaan dan symbolische burgerlijke ongehoorzaamheid. In weekblad Der Spiegel stelde activist Tadzio Müller eerder stukgeslagen autoshowrooms en sabotage van elektriciteitscentrales in het vooruitzicht. Ook voorzag hij het ontstaan van een ‘groene RAF’ – verwijzend naar de terreurbeweging die in de jaren 70 verantwoordelijk was voor een serie dodelijke aanslagen in West-Duitsland.
Malm noemt het ‘strategisch pacifisme’ van de huidige klimaatbeweging ahistorisch, en wijst op de noodzaak van een radicale flank. Het bestaan hiervan, zo stelt hij, stelde eerder burgerrechtenactivisten als Martin Luther King in staat zich als gematigd alternatief te presenteren. Tegelijk konden die activisten ook tot op zekere hoogte vertrouwen op de boog van de geschiedenis, die, zo niet naar rechtvaardigheid, dan toch naar een steeds grotere gelijkheid beweegt. Die luxe hebben klimaatactivisten niet. Wie de rapporten van het klimaatpanel IPCC leest kan niet om de conclusie heen dat beheersbaarheid het hoogst haalbare is. Het zal eerder slechter gaan dan beter, en daarmee lijkt radicalisering van de klimaatbeweging op termijn onontkoombaar.