N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Als Mr. Williams van zijn arts hoort dat hij niet meer zo lang te leven heeft, reageert hij niet. Thuis zit hij lange tijd in het donker voor zich uit te kijken. Hij zegt niets tegen zijn zoon en schoondochter die later op de avond thuiskomen.
Wat denkt hij daar in dat donker?
De film Living geeft er antwoord op. Het ene is: hij overweegt zelfmoord. Het andere is: hij wil alsnog gaan ‘leven’. Noch in het één, noch in het ander slaagt hij.
Het is zo’n situatie die iedereen zich wel eens voorstelt, soms geheel vrijblijvend, soms iets minder. Zolang er geen reden is om de vraag werkelijk serieus te nemen, kun je je altijd afvragen wat je zou doen als je niet meer zo lang zou hebben.
De twee eerste impulsen van Mr. Williams liggen dan voor de hand: als het toch niks meer wordt, laat het dan maar meteen afgelopen zijn, of juist dat andere gevoel: maar dan wil ik eerst nog een beetje léven!
Leefde je dan niet? Het kan misschien altijd beter. Mr. Williams is weduwnaar, hij leidt een keurig en enigszins saai ambtenarenbestaan. Op zijn stadskantoor doen ze niet veel anders dan voorkómen dat ze werk moeten doen, precies zoals wij dat nogal eens van overheidsdienaren denken. Papier in steeds andere mapjes en bakjes op steeds weer andere afdelingen leggen.
Ik heb vroeger wel verkondigd dat je zó zou moeten leven dat je niets aan je leven zou willen veranderen als je wist dat je ging sterven. Vooral niet plotseling reizen naar Thailand gaan maken of aan een elastiek van een hijskraan springen om eindelijk, eindelijk eens wat pit aan je bestaan te geven. Hoe armoedig zou dat zijn, dan zou je Nijhoff wel na kunnen zeggen: „Wij leven heel ons leven fout.”
Ik voel dat ik nu toewerk naar een ‘maar nu’, naar een nieuw en ander inzicht. Of naar de acceptatie van die dichtregel van Nijhoff, die hier overigens nogal uit de context is gerukt.
Ik wil nog steeds niet, gesteld dat ik in die situatie zou verkeren en wie denkt níet soms even dat-ie daar in verkeert, alsnog een trektocht door Nepal gaan maken. Maar laatst dacht ik ineens: ik zou absoluut J. nog moeten opzoeken, dat heb ik beloofd en nog steeds niet gedaan. Is dat een mogelijke vorm van afhechten, van minder ‘fout’ leven? Doen wat je nagelaten hebt? En niet alleen de verwaarloosde J. zou ik willen opzoeken, ook juist de geliefde niet-verwaarloosden en dan zou het weer zijn als vroeger, als ‘altijd’ – oh ja? Het hele leven dunnetjes over doen dan maar, met niets dan hoogtepunten?
Vooral niet ineens aan een elastiek van een hijskraan gaan springen
Je denkt: wanneer ben ik het gelukkigst? Gelukkig-zijn bestaat voor een groot deel, het grootste misschien wel, uit jezelf vergeten. Opgaan in iets anders, alleen of samen met anderen.
In de film ziet Mr. Williams ineens wat al die tijd al voor zijn neus lag: hij zet zich in voor een speeltuintje in een achterstandswijk. Er komt, daar gaat het eigenlijk om, bezieling in zijn bestaan.
Dus: zoek de bezieling? Het is waar dat je die niet altijd voelt, maar die heeft nu ook weer geen enorm opgestookt vuur nodig. Misschien iets méér vuur, iets meer daadkracht, een beetje fout leven we natuurlijk altijd wel. Het zou ook raar zijn om vervuld van zelfgenoegzaamheid dood te gaan.
Maar eigenlijk denk ik nu vooral dat het een kwestie van overgave is. Niet aan de ziekte of aan het vonnis, maar aan het leven zelf. ‘Doe wat uw hand te doen vindt.’ Dat bedoelde mijn vroegere zelf misschien ook wel.