Een wolf in het kastje dat Jan Terlouw pas nog plaatste

Nee, geen touwtje. Maar deze minibibliotheek wordt wel gebruikt als brievenbus, getuige de aan ‘de familie rondom Jan Terlouw’ gerichte witte envelop die erin ligt. Want dit is niet zomaar een straatboekenkast, deze staat aan het begin van wat de ‘eigen weg’ die leidt naar het landgoed van de op 16 mei overleden Terlouw. De Stentor meldde: ‘Vlak voor overlijden plaatste Jan Terlouw (93) nog een minibieb voor zijn huis in Twello’.

Het is een boekenhuis voor de lange termijn, gemonteerd op een stevige metalen paal, geschilderd in natuurvriendelijk geel en groen. Vol is het deze ochtend niet; je kunt je ook voorstellen dat het verlangen van het publiek om een boek uit het kastje van Jan Terlouw te halen groter is dan het vermogen van voorbijgangers om de boel hier in het bos tijdig bij te vullen. Er staan wat jeugdboeken, een Godfather-titel van Mario Puzo en de Minibijbel Wokgerechten (een mens kan zich vergissen, maar Terlouw leek mij geen wokman). Ik zet er zes boeken bij, meegenomen uit kastjes elders.

De meest Terlouwse titel op de plank is Het wolfsvel en andere verhalen, een in de reeks ‘De vroege lijster herdrukte verhalenbundel voor kinderen van Ton van Reen’ (1941), de Limburgse schrijver die een schare volwassen fijnproevers als fan heeft. De verhalen in Het wolfsvel stammen uit 1987, toen de wolf voor de (jonge) Nederlandse lezer nog een ver-van-mijn-bed-show was. Inmiddels zijn de lotgevallen van de Veluwse ‘wolf Bram’ (schieten of niet schieten, dat is de vraag) landelijk nieuws.

Van Reen haalt de dieren zeer dichtbij. In het titelverhaal hult de kleine Nelly zich in een oud wolvenvel om de roedel die haar dorp belaagt in de val te lokken. („Maar hoe komt het dat je zo muf ruikt? Je stinkt naar muizen”, signaleert de opperwolf.) Ze houdt haar rol als Wolf van Troje niet vol, omdat ze gehecht raakt aan de groep. Uiteindelijk legt ze mens én wolf uit hoe ze samen kunnen leven – wat in het populisme-luwe universum van deze verhalen helemaal zo ingewikkeld niet blijkt te zijn.

Meestal draait het echter niet om huis-tuin-en-keukenwolven, maar om weerwolven: mensen die bij nacht veranderen in bloeddorstige monsters, doorgaans omdat ze moeten boeten voor eerder begane zonden.

Zelfs als je eigenlijk wel weet wat er te gebeuren staat, jaagt Van Reen toch nog een rilling over de rug, bijvoorbeeld wanneer de boerenzoon Harm net na het ondergaan van de zon met een kar vol vers gerooide wortels door het bos stapt: „Soms, als de maan even door de wolken scheen, lichtten de bomen wat op. Ook al wist Harm dat het glimmen veroorzaakt werd door schimmel, hij was er toch bang van.” En dan: „Plotseling voelde hij een klauw in zijn nek.”

Geweldig – en zeer duister – is het verhaal over een vriendelijke opa die sterft van ouderdom, maar dan plotseling in de gedaante van een zwarte wolf uit het raam van de rouwkamer klimt – en nogmaals moet sterven. Want geweld is vaak de enige mogelijkheid om de betovering te verbreken en de weerwolf weer een mensenlichaam te geven. Zo kijk je na het lezen van Het wolfsvel toch anders naar de huidige verhalen over de Veluwse wolf Bram die zo geïnteresseerd in mensen lijkt te zijn. De kans is klein, maar het zal ons toch niet gebeuren dat als dit dier door een (zilveren) kogel wordt getroffen, het toch een voor vroegere zonden gestrafte politicus blijkt te zijn – u mag zelf kiezen wie u de meest weerwolvige van het stel vindt.

Wilt u het besproken exemplaar van Het wolfsvel en andere verhalen hebben? Mail dan naar [email protected]; het boek wordt onder inzenders verloot, de winnaar krijgt bericht.