Kun je nog kritiek geven aan jongere collega’s?

Afgelopen maand, na een lezing over generaties op de werkvloer, kreeg ik een interessante vraag van een man van eind dertig, begin veertig – dat noemen we tegenwoordig een millennial.

We bespraken met een groep van alle leeftijden dat vijftigers het soms moeilijk vinden om kritiek te geven aan jongere collega’s. Je slaat snel de verkeerde toon aan, en dan voelen ze zich soms beledigd, of nog erger: ‘onveilig’. Een aantal vijftigers in het gezelschap klaagde dat ze soms op eieren moesten lopen bij ‘de jongeren’.

Tot de ‘millennial’ z’n vraag stelde. En zei dat oudere collega’s hun toon toch ook weleens wat konden matigen? „Waarom moest het altijd zo bot?” Daar moest ik even over nadenken.

Want heel eerlijk? Ik denk dat veel collega’s mij ook bot vinden. Het is geen excuus, maar ik denk dat dat deels komt doordat ‘mijn generatie’, generatie X, zo’n beetje gewaterboard werd, als we iets verkeerd deden.

We kregen strafwerk op school en dan moest je honderd keer opschrijven dat je er spijt van had. Of je moest in de hoek staan. Mijn ouders vonden dat trouwens prima en zeiden: „Daar zal je het zelf wel naar gemaakt hebben” als ik na het ‘nablijven’ thuiskwam.

Dat is wel een verschil met verhalen die ik nu weleens hoor van docenten, waarin ouders verhaal komen halen als hun kampioentje het verzoek heeft gekregen eens naar school te komen, in plaats van in het park te zitten blowen.

Maar ook later, op m’n werk, ging het er soms hard aan toe. Ik herinner me dat toen ik in de jaren negentig bij de Volkskrant werkte, er een prikbord hing waarop alle blunders van collega’s die de krant hadden gehaald werden geprikt. Compleet met nare opmerkingen erbij als ‘kan niet schrijven’ en ‘dit werkt hier’, waar alle collega’s smakelijk bij stonden te lachen. Als daar een knipsel van mij hing schaamde ik me, en voelde ik me vernederd. Ik was 26.

Maar dat hoorde erbij! Vond je toen. Als je in de Champions League speelde, moest je tikken kunnen incasseren. Misschien dat daar de houding van meer vijftigers vandaan komt, over het ‘gezeik van snowflakes over onveiligheid’. En misschien is dat ook de reden waarom vijftigers over het algemeen wat lankmoediger reageren op nieuws zoals dat van vorige week over topdirigent Jaap van Zweden, die zich volgens tv-programma Pointer schuldig maakte aan grensoverschrijdend gedrag.

En toch ben ík blij dat de tijden veranderd zijn. Tuurlijk. Toen ik ernaar vroeg op LinkedIn had ik ook begrip voor de vijftigers die schreven dat het weleens lijkt of „jongeren helemaal nergens meer tegen kunnen”, „geen veerkracht meer hebben” en de „ruggengraat van een zeepaard”.

Ik snapte de generatiegenoot die schreef: „Ik merk dat ik tegen gen Z-collega’s voorzichtiger ben geworden”, en degene die zei dat ze „dagelijks leidinggevenden in het publieke domein spreekt die hierdoor verlamd raken”.

Of de universitair docent, die studenten tegenwoordig waarschuwt als hij stevige taal gaat gebruiken. Die zegt dat mensen die daar niet tegen kunnen, maar even de vingers in de oren moeten stoppen. „Iets wat ik tot vijf jaar geleden nooit deed.”

En ik snapte de gefrustreerde leidinggevende, die ooit telefonisch een 27-jarige medewerkster probeerde te bereiken en toen te horen kreeg: ‘het voelt nu even niet goed’ en daar helemaal niks mee kon.

Maar ik ben vooral hoopvol. Als ik lees dat jongeren niet meer klakkeloos álle kritiek accepteren en hun collega’s – hoe oud ze ook zijn – dwingen daar professioneler mee om te gaan. Ik denk soms wel eens dat de woorden ‘onveilig’ en ‘grensoverschrijdend gedrag’ tekenen zijn van emancipatie. Symbolen die je kunt gebruiken, woorden waar wij vroeger geen woorden voor hadden.

Ik ben ook dankbaar voor de generaties vóór mij, die de vijfdaagse werkweek bevochten, de oorvijg bestreden, de verkrachting door een priester, het binnen je stand huwen, het enige recht is je aanrecht, en het altijd gelijk geven van iemand die dertig jaar in dienst was.

Zo bevechten jongeren tegenwoordig ook misstanden. Het zal niet altijd even handig gaan en er vallen slachtoffers onder de oudjes én de jongeren, maar ik steun de grote beweging.

Want zeker, van kritiek word je beter. En natuurlijk kunnen sommige jongeren wel een weerbaarheidstraininkje gebruiken. Maar je leert pas écht iets, als kritiek niet alleen maar gegeven wordt door botteriken die het beter weten, maar met respect en vertrouwen. Je leert pas écht iets, als kritiek niet alleen gegéven wordt, maar ook beklijft. Die millennial die afgelopen week vroeg of het soms wat minder bot kan?

Daar wordt iederéén beter van.

Heb je een vraag van de week, taboe, of ‘kwestie’ voor deze rubriek? Mail dan naar [email protected]