Het regent hier en daar, af en toe. Na maanden van droogte is dat slecht nieuws voor toeristen, festivalgangers en tuinfeestgasten, maar mooi voor boeren, gazons en golfbanen. „Wij zijn heel erg blij”, zegt Bart van Dooren, een van de acht greenkeepers van de Brabantse golfclub Toxandra. „We hebben op het randje gebalanceerd, het is hier ontzettend spannend geweest.” De golfclub ontsnapte begin april ternauwernood aan een verbod van twee maanden, door het waterschap, om zelf grondwater op te pompen. „Als we twee maanden niet mogen beregenen, is dat de doodsteek. De verdroging is enorm. Het gras kan de droogte niet aan.”
De trend in het huidige neerslagtekort ontwikkelt zich iets minder extreem en lijkt nu weer af te stevenen op dezelfde grootte als die in het recordjaar 1976. Maar hoeveel regen er de komende weken precies valt? Akkerbouwer Hendrik Jan ten Cate van het Zeeuwse eiland Tholen: „We moeten afwachten. Voor mijn regio werd voor dit weekeinde twintig millimeter voorspeld. Dat is weinig. De grond is zo droog dat die de eerste tien millimeter opslurpt zonder dat de wortels van de gewassen worden bereikt. We snakken naar meer regen. De nood is heel hoog, in het hele land. Als er niet veel meer valt, missen we opbrengsten.” Op dit moment kunnen met name uien, graszaad, vroege aardappelen en tarwe volgens Ten Cate, bestuurder bij landbouworganisatie ZLTO, een aantal buien goed gebruiken. Een van de gewassen die trouwens juist profijt hebben van het droge voorjaar, zijn volgens ZLTO de asperges. „Voor asperges is het warme, zonnige voorjaar een zegen. De oogst van asperges is enorm groot en ze zijn zeer smakelijk”, aldus een woordvoerder.
Dit is de klimaatverandering voor onze ogen
Geel gras, alsof het hoogzomer is
Bij de oudste en, volgens sommige ranglijsten, mooiste golfbaan van Nederland, die van de Koninklijke Haagsche Golf en Country Club in Wassenaar in de duinen, ligt het gras erbij „alsof het hoogzomer is”, zegt clubmanager Marko Sterkenburg. „Bruin. Geelachtig.” Met name de hellingen die op het zuiden liggen hebben veel te lijden gehad, door de zon en het gebrek aan regen. „Dit is de klimaatverandering voor onze ogen.” De club heeft wel grondwater kunnen oppompen en ’s ochtends en ’s avonds beregenen, maar heeft daarmee vooral de greens en de tees de delen van de golfbaan rond de hole en bij de afslag, groen kunnen houden. De fairways en de roughs, ofwel de kortgemaaide stukken van de baan en de ruigere, langer begroeide delen eromheen, zijn de afgelopen maanden verdroogd en hard geworden. „Daardoor is het golfen uitdagender geworden: het is makkelijker om de bal firm and fast te laten rollen, maar moeilijker om de bal op tijd te laten stoppen op de green”, zegt Sterkenburg. De golfclub laat, met hulp van een agronoom, onderzoeken welke grassoorten in duingrond tijdens droogte gezond blijven en als het vervolgens tijdens de hitte gaat regenen, niet bezwijken door schimmels. „Zoals wijnstreken in Frankrijk zich moeten aanpassen door bijvoorbeeld andere druivensoorten voor champagne te telen, zo passen ook wij ons aan.”
Lees ook
Watermanagers willen niemand bang maken, maar wéér zo’n droge zomer als in 2018? ‘Dan hoop ik dat we überhaupt nog water beschikbaar hebben’
Er zijn genoeg boeren die al veel doen om water vast te houden. Beloon deze boeren daarvoor
Wel of niet sproeien
In gebieden waar sinds april een verbod geldt op het beregenen van grasland met grondwater, zoals in de omgeving van Eindhoven, door waterschap De Dommel, slaken golfclubs een zucht van verlichting. „Wij zijn erg blij met de aanstaande regen”, meldt een medewerker van De Eindhovensche Golf, bijna honderd jaar geleden opgericht door Anton Philips. Hoe de club erin is geslaagd het gras enigszins te behouden, is niet helemaal duidelijk. „Officieel mogen wij niet sproeien. Het nieuwe groen is geel.” Waterschap De Dommel wijst erop dat er weliswaar geen grondwater mag worden opgepompt, maar dat in ongeveer de helft van het waterschapsgebied nog wel water uit sloten, kanalen en rivieren mag worden getapt. „Zolang er nog genoeg water door de Dommel stroomt, hebben we geen bezwaar”, zegt droogtecoördinator Lonneke Schilte van het waterschap. Ook kunnen sportclubs die op gras spelen, natuurlijk zélf zorgen voor voldoende water, door het te sparen in bassins.
Elk van de eenentwintig waterschappen in Nederland kan zelf beregeningsverboden instellen, al gaat daar vaak, zoals in Brabant, overleg met belendende waterschappen aan vooraf. Over de beregeningsverboden klinkt af en toe gemopper bij de boeren; die vinden dat er wel wat minder verboden kunnen worden uitgevaardigd die voor iedereen gelden, zonder onderscheid. Akkerbouwer Hendrik Jan ten Cate: „Er zijn genoeg boeren die al veel doen om water vast te houden. Beloon deze boeren daarvoor.”
Bij de actualiteitenraad in het Rotterdamse stadhuis kwam het gevoeligste agendapunt donderdag als laatst. Dit keer was het een containerschip in de Rotterdamse haven, met volgens activisten Israëlische wapenonderdelen aan boord, dat het oorlogsgeweld in de Gazastrook de raadszaal binnentrok.
„Als dit kabinet ervoor kiest weg te kijken, betekent dat niet dat wij dat als gemeenteraad ook moeten doen”, zei raadslid Serkan Soytekin (Denk).
Sarah Reitema (PvdA): „Wat je rol ook is: jezelf uitspreken tegen onrecht is het minste wat je kunt doen.”
Een „totaal kuldebat”, vond Simon Ceulemans, fractievoorzitter van Leefbaar Rotterdam, die herhaalde wat de grootste raadsfractie bij elk Gaza-debat naar voren brengt: dat raad en college zich druk hebben te maken om gemééntelijke kwesties, in plaats van „internationale problemen naar de stad te importeren”.
Uitzondering
Een week eerder sprak een nipte meerderheid van de gemeenteraad zich in een motie uit tegen „mensenrechtenschendingen in Gaza”. Daarmee voegde Rotterdam zich bij een groeiende groep gemeenten die zich geroepen voelt een uitzondering te maken op de gewoonte zich niet uit te laten over internationale kwesties.
Een aantal van die gemeenten keert zich zelfs nadrukkelijk tegen het buitenlandbeleid van het kabinet. Een oproep van burgemeester Femke Halsema (GroenLinks) van Amsterdam aan het kabinet om Israël tot de orde te roepen, kon in steden door het hele land rekenen op navolging, aldus Nieuwsuur na een rondgang.
Lees ook
In Gaza is sprake van genocidaal geweld, zegt de directeur van het NIOD
Een kleine greep uit de afgelopen dagen: Den Haag wil dat het kabinet het optreden van Israël veroordeelt. In Coevorden roept de lokale volksvertegenwoordiging het college op eveneens stelling te nemen. Utrecht moet van de gemeenteraad voortaan spreken van genocide. In Meijerijstad werd dat gezien en kwam er al gauw een soortgelijk voorstel.
Negenhonderd woorden
Diemen ging niet over één nacht ijs. In een zorgvuldig opgestelde verklaring van ruim negenhonderd woorden zette het college deze week uiteen waarom het een „morele plicht” voelt om zich uit te spreken en het kabinet op te roepen tot het „duidelijker veroordelen van militaire acties die disproportioneel veel burgerslachtoffers eisen”.
„Het is een heel gevoelig verhaal”, aldus burgemeester Erik Boog (D66). „We wilden op evenwichtige wijze reageren, in plaats van snel ad hoc een reactie te plaatsen. Het is een complexe kwestie met een enorme geschiedenis en allerlei invalshoeken. Dat afdoen met drie zinnetjes, vonden wij niet verstandig.”
Het conflict heeft volgens Boog „direct gevolg voor onze inwoners”. „Diemen is een hele diverse gemeente, we weten hoe sterk het leeft. Een gemeentebestuur heeft de plicht daar oog voor te hebben. We hebben daarnaast de plicht op te komen voor fundamentele waarden. En mensenrechten houden niet op bij lands- of gemeentegrenzen.”
In het Gelderse Westervoort wil de partijloze burgemeester Arend van Hout de oproep die hij deze week op persoonlijke titel deed aan het kabinet juist „niet groter maken dan het is”. Hij kon zich niet langer stilhouden. „Het gaat van kwaad tot erger”, zegt hij met verwijzing naar bombardementen op ziekenhuizen en de inzet van honger als wapen.
De onvrede over het Israël-standpunt van het kabinet-Schoof neemt gestaag toe. Nog slechts 15 procent van de Nederlanders steunt het beleid van Buitenlandse Zaken
Nee, zegt hij er zelf bij: het buitenlandbeleid is geen zaak van lokale bestuurders. „Het zou wat vermoeiend zijn als ik me als burgemeester elke week uit zou laten over een internationale kwestie. Maar wat hier gebeurt, tart elke beschrijving en is buiten alle proporties. Daar kon ik mijn mond niet over houden.”
Ventiel
De onvrede over het Israël-standpunt van het kabinet-Schoof neemt gestaag toe. Nog slechts 15 procent van de Nederlanders steunt het beleid van Buitenlandse Zaken, terwijl dat aan het begin van de oorlog nog 29 procent was, zo bleek onlangs uit het vierde Gaza-onderzoek van peilingbureau Ipsos I&O.
Het maatschappelijk onbehagen dat daarmee gepaard gaat dringt volgens Geerten Boogaard, hoogleraar Decentrale Overheden aan de Universiteit Leiden, onvermijdelijk door tot de raadszaal. Hij spreekt van een „ventielfunctie”. „De gemeente destilleert dingen die in de samenleving spelen en beweegt vervolgens mee.”
Het komt volgens hem wel vaker voor dat op lokaal niveau wordt afgeweken van de door Den Haag gestelde lijn. „Ik zou het gek vinden als dat niet gebeurt. Dat zou suggereren dat een gemeente geen volwaardige democratie is. Dat lokale overheden niet voldoende gedecentraliseerd zijn om een eigen opvatting te hebben.”
Want, zegt de hoogleraar, gemeenten zijn geen „filialen van de Rijksoverheid”. „Als een regiokantoor van het UWV in Noord-Holland zegt: wij willen ook iets vinden, zou dat raarder zijn dan wanneer de gemeenteraad van Amsterdam hier een mening over heeft. En als er genoeg aanleiding voor is, uit zich die mening in een statement.”
Kruisraketten
Het is „heel uitzonderlijk” dat lokale overheden zich bezighouden met internationale zaken, benadrukt Pieter Jeroense van VNG International, die promoveert op de internationalisering van Nederlandse gemeenten. Gemeenten weten volgens hem „dondersgoed” dat buitenlandpolitiek niet hun domein is.
Toch zijn er wel voorbeelden te noemen. Zo namen gemeenten op het hoogtepunt van de Koude Oorlog stelling tegen de stationering van kruisraketten. Zo’n honderd gemeenten verklaarden zich volgens Jeroense ‘kernwapenvrij’. Hellevoetsluis paste zelfs de plaatselijke gemeentelijke verordening aan. Dat ging het Rijk een stap te ver.
In dezelfde jaren tachtig ging het in de raad over het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Sommige gemeenten riepen het kabinet op zich uit te spreken, anderen namen zelf maatregelen: zo wilde Hilversum geen zaken doen met bedrijven die actief zijn in Zuid-Afrika en weigerde Deventer nog producten uit dat land aan te schaffen.
De afgelopen decennia zijn gemeenten de blik meer naar buiten gaan richten, zij het vooral met een economische bril op. Kijkt men over landsgrenzen heen, dan dient dat volgens Jeroense vrijwel altijd het eigenbelang. „Elk internationaal beleidsplan begint met: dit doen we om iets voor onze eigen inwoners of bedrijven voor elkaar te krijgen.”
Gevoeligheid
Dat het in menig gemeentehuis nu gaat over Gaza, laat zien hoezeer het conflict lokaal zijn weerslag heeft. Met name de steden, waar de betrokkenheid onder inwoners vaak groter is, kunnen er simpelweg niet omheen. Soms blijft het bij een motie in de gemeenteraad, elders spreekt ook de burgemeester of het volledige college zich uit.
De gevoeligheid van het conflict maakt dat gemeenten en bestuurders hun woorden wegen, vaak door de aandacht te vestigen op het menselijk leed. Kerkrade spreekt „geen oordeel uit over geopolitieke verhoudingen”, maar wil zich wel uitspreken „voor menselijkheid”. Diemen heeft het over „erkenning van leed aan alle zijden”.
Daarna komt dan vaak een oproep tot verdraagzaamheid. Zo roept Groningen haar inwoners op, „welke meningsverschillen er ook mogen bestaan, elkaar te blijven respecteren”. Gouda gaat specifiek in op de zorgen van Joodse inwoners, die soms „worden aangesproken op geweld waar ze niet verantwoordelijk voor zijn”.
Er zijn ook gemeenten die er bewust voor kiezen niet zo ver te gaan als Halsema. „In die discussie wil ik niet terechtkomen”, aldus de burgemeester van Den Bosch volgens het Brabants Dagblad. Venlo beschouwt een „standpuntinname en een daarbij mogelijk horende oproep” niet als haar rol, net als bijvoorbeeld Zwolle en Ede.
Het is een illusie om het voor iedereen goed te kunnen doen, weet de burgemeester van Diemen. „Voor de ene persoon gaat een verklaring nooit ver genoeg. De ander zegt: belachelijk dat jullie je hiermee bezighouden.”
Diplomatentaal
Welke impact het alles zal hebben, vindt promovendus Pieter Jeroense lastig in te schatten. Wel ziet hij, ook door demonstraties zoals vorige week zondag in Den Haag, de druk voor het kabinet oplopen. „Als honderdduizend mensen de straat op gaan, als burgemeesters zich namens zoveel inwoners uitspreken, is dat een krachtig signaal.”
Hoogleraar Geerten Boogaard wijst erop dat minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp heeft aangegeven Halsema te zullen bellen naar aanleiding van haar oproep. „Hij had ook kunnen zeggen: succes ermee. Dat hij in publieke statements zegt de telefoon op te willen pakken, is diplomatentaal voor dat hij het serieus neemt.”
Wat de burgemeesters die NRC sprak zeggen: zie het niet als een politieke uiting „Ik heb op geen enkele manier partij willen kiezen”, aldus Wim Hillenaar (CDA) van Maastricht. „Het gaat hier over oorlogsrecht en humanitaire spelregels. Dat zijn elementaire zaken die voor vriend en vrijheid zouden moeten gelden.”
„Het zou gek zijn als je als burgemeester je neutrale positie verliest door slechts te verwijzen naar het humanitair oorlogsrecht”, vindt ook Van Hout, burgemeester van Westervoort. „In welke situatie zou je je als burgemeester dan wél mogen uitspreken? Als dit al geen aanleiding is, blijft er weinig meer over.”
Het regent hier en daar, af en toe. Na maanden van droogte is dat slecht nieuws voor toeristen, festivalgangers en tuinfeestgasten, maar mooi voor boeren, gazons en golfbanen. „Wij zijn heel erg blij”, zegt Bart van Dooren, een van de acht greenkeepers van de Brabantse golfclub Toxandra. „We hebben op het randje gebalanceerd, het is hier ontzettend spannend geweest.” De golfclub ontsnapte begin april ternauwernood aan een verbod van twee maanden, door het waterschap, om zelf grondwater op te pompen. „Als we twee maanden niet mogen beregenen, is dat de doodsteek. De verdroging is enorm. Het gras kan de droogte niet aan.”
De trend in het huidige neerslagtekort ontwikkelt zich iets minder extreem en lijkt nu weer af te stevenen op dezelfde grootte als die in het recordjaar 1976. Maar hoeveel regen er de komende weken precies valt? Akkerbouwer Hendrik Jan ten Cate van het Zeeuwse eiland Tholen: „We moeten afwachten. Voor mijn regio werd voor dit weekeinde twintig millimeter voorspeld. Dat is weinig. De grond is zo droog dat die de eerste tien millimeter opslurpt zonder dat de wortels van de gewassen worden bereikt. We snakken naar meer regen. De nood is heel hoog, in het hele land. Als er niet veel meer valt, missen we opbrengsten.” Op dit moment kunnen met name uien, graszaad, vroege aardappelen en tarwe volgens Ten Cate, bestuurder bij landbouworganisatie ZLTO, een aantal buien goed gebruiken. Een van de gewassen die trouwens juist profijt hebben van het droge voorjaar, zijn volgens ZLTO de asperges. „Voor asperges is het warme, zonnige voorjaar een zegen. De oogst van asperges is enorm groot en ze zijn zeer smakelijk”, aldus een woordvoerder.
Dit is de klimaatverandering voor onze ogen
Geel gras, alsof het hoogzomer is
Bij de oudste en, volgens sommige ranglijsten, mooiste golfbaan van Nederland, die van de Koninklijke Haagsche Golf en Country Club in Wassenaar in de duinen, ligt het gras erbij „alsof het hoogzomer is”, zegt clubmanager Marko Sterkenburg. „Bruin. Geelachtig.” Met name de hellingen die op het zuiden liggen hebben veel te lijden gehad, door de zon en het gebrek aan regen. „Dit is de klimaatverandering voor onze ogen.” De club heeft wel grondwater kunnen oppompen en ’s ochtends en ’s avonds beregenen, maar heeft daarmee vooral de greens en de tees de delen van de golfbaan rond de hole en bij de afslag, groen kunnen houden. De fairways en de roughs, ofwel de kortgemaaide stukken van de baan en de ruigere, langer begroeide delen eromheen, zijn de afgelopen maanden verdroogd en hard geworden. „Daardoor is het golfen uitdagender geworden: het is makkelijker om de bal firm and fast te laten rollen, maar moeilijker om de bal op tijd te laten stoppen op de green”, zegt Sterkenburg. De golfclub laat, met hulp van een agronoom, onderzoeken welke grassoorten in duingrond tijdens droogte gezond blijven en als het vervolgens tijdens de hitte gaat regenen, niet bezwijken door schimmels. „Zoals wijnstreken in Frankrijk zich moeten aanpassen door bijvoorbeeld andere druivensoorten voor champagne te telen, zo passen ook wij ons aan.”
Lees ook
Watermanagers willen niemand bang maken, maar wéér zo’n droge zomer als in 2018? ‘Dan hoop ik dat we überhaupt nog water beschikbaar hebben’
Er zijn genoeg boeren die al veel doen om water vast te houden. Beloon deze boeren daarvoor
Wel of niet sproeien
In gebieden waar sinds april een verbod geldt op het beregenen van grasland met grondwater, zoals in de omgeving van Eindhoven, door waterschap De Dommel, slaken golfclubs een zucht van verlichting. „Wij zijn erg blij met de aanstaande regen”, meldt een medewerker van De Eindhovensche Golf, bijna honderd jaar geleden opgericht door Anton Philips. Hoe de club erin is geslaagd het gras enigszins te behouden, is niet helemaal duidelijk. „Officieel mogen wij niet sproeien. Het nieuwe groen is geel.” Waterschap De Dommel wijst erop dat er weliswaar geen grondwater mag worden opgepompt, maar dat in ongeveer de helft van het waterschapsgebied nog wel water uit sloten, kanalen en rivieren mag worden getapt. „Zolang er nog genoeg water door de Dommel stroomt, hebben we geen bezwaar”, zegt droogtecoördinator Lonneke Schilte van het waterschap. Ook kunnen sportclubs die op gras spelen, natuurlijk zélf zorgen voor voldoende water, door het te sparen in bassins.
Elk van de eenentwintig waterschappen in Nederland kan zelf beregeningsverboden instellen, al gaat daar vaak, zoals in Brabant, overleg met belendende waterschappen aan vooraf. Over de beregeningsverboden klinkt af en toe gemopper bij de boeren; die vinden dat er wel wat minder verboden kunnen worden uitgevaardigd die voor iedereen gelden, zonder onderscheid. Akkerbouwer Hendrik Jan ten Cate: „Er zijn genoeg boeren die al veel doen om water vast te houden. Beloon deze boeren daarvoor.”
Advocaat Pim Fischer is een opvallende verschijning in de rechtszaal. Zwabberende, te grote toga om een mager lijf, slingerende witte bef, woeste, witte haren. Als de rechter iets vraagt, buigt meester Fischer zich naar voren, tot zijn neus bijna het tafelblad raakt. Het blijft stil. Aanwezigen schuiven op hun stoel. Gaat het wel goed? Wordt hij onwel? Dan schiet hij overeind. Brede lach. De rechter krijgt een gevat antwoord, in twee zinnen.
De beschrijving komt van Niene Oepkes, gepensioneerd ambtenaar van de gemeente Utrecht. Zij zat ettelijke keren tegenover hem in een zittingszaal. Hij als raadsman van een ongedocumenteerde of dakloze. Zij als vertegenwoordiger van de gemeente die volgens Fischer moest zorgen voor een uitkering, een huis, een opvangplek.
Het beeld is herkenbaar voor iedereen die hem in actie zag. Half april nog, rechtbank Amsterdam. Fischer zit op het puntje van zijn stoel, beide armen op zijn schoot, vingers gevouwen. Achter hem ongedocumenteerden, maatschappelijk werkers en belangstellenden. Fischers blik strak op de rechter. Hij formuleert kort en precies, verwijst naar Europese regelgeving en het Handvest van de Grondrechten. Het gaat om de zaken van een dertigtal mensen van wie de door het Rijk gefinancierde opvang per 1 januari dit jaar eindigde.
De jurist van de IND krijgt het woord. Fischer leunt ver achterover, de armen strak over elkaar. Geen moment kijkt hij naar de spreker, gezicht onbewogen. Hij maakt geen aantekeningen, stelt geen tussenvragen. Enkel schudt hij soms zachtjes het hoofd.
De rechter vraagt naar het procesbelang. Stilte. Fischer beweegt niet, kijkt naar het plafond. De zaal houdt de adem in. Stilte. Dan zegt hij: „Ik probeer te voorkomen dat mijn cliënt op straat belandt.”
Pim Fischer wil liever niet dat het over hém gaat. Gevraagd naar zijn jeugd in een na lang aandringen verkregen gesprek, kijkt hij lang peinzend in de verte. Dan: „Nog thee?” Over zijn ‘klanten’, ongedocumenteerden, gemarginaliseerden, mensen levend aan de randen van de samenleving, praat hij daarentegen graag. Voor hun rechten gaat hij tot het gaatje. En zo kwam hij eind vorig jaar in de schijnwerpers toen minister Faber (PVV, asiel) besloot de subsidie van bed-bad-brood, de noodopvang voor kwetsbare ongedocumenteerde daklozen, stop te zetten. Zij vond dat die mensen maar terug moesten naar het land van herkomst in plaats van in Nederland opgevangen te worden met belastinggeld.
Dat kon echt niet, vond Fischer. Er waren toezeggingen gedaan en afspraken gemaakt. Die waren niet eenzijdig opzegbaar. Zeker niet zonder deugdelijke argumentatie. Hij voert sinds december een reeks spoedzaken in verschillende steden om de beslissing van Faber vast aan te vechten, zodat de mensen niet per 1 januari dakloos zouden worden. Vier maanden later is er nog steeds geen reactie van minister Faber. Intussen blijven ongedocumenteerden zich melden bij Fischer.
Dat Fischer door ongedocumenteerden (gesteund door hun opvangorganisaties) werd gevraagd om de bed-bad-brood-opvang te redden, is niet gek. Hij ís ‘mister bed-bad-brood’. De regeling is het resultaat van een eindeloos aantal juridische puzzelstukjes, bijeen geprocedeerd door het team van sociaal advocaten van het Haarlemse kantoor dat Fischer in 1999 begon. Dat kantoor stond in het teken van de missie van Fischer: opkomen voor de verdrukten.
In de vier jaar daarvoor had hij als advocaat-stagiair bij advocatenkantoor Heemskerkerweg in Beverwijk al kennis gemaakt met die groep. Die had hem meteen aangetrokken. Maar met arbeidsrecht, echtscheidingen en strafzaken was meer geld te verdienen.
En die zaken vond hij ook boeiend. Ze gaven de jonge advocaat inkijkjes in werelden die hij niet kende. Strafzaken openden het venster op ripdeals en drugssmokkelaars. Echtscheidingen van ouders die jarenlang alles deelden, samen kinderen maakten en nu ruzieden over de kleinste zaken. Daar zat hij dan, tegenover ziedende echtelieden. Grootzielmanagement, noemde hij dat. Waarom bent u zo boos op uw man, vroeg hij de vrouw. „Hij geeft ze cola”, zei ze. Ah, zei hij. „Hij geeft ze cola.”
Pim Fischer in de rechtszaal, in Utrecht bij een zaak over het beëindigen van de Landelijke Vreemdelingenvoorziening.
Foto Ramon van Flymen/ANP
Tussenjaar
Fischer werd geboren in Goes in 1958, en groeide met een oudere broer op in een katholiek gezin dat veel moest verhuizen vanwege het werk van zijn vader bij een Belgische warenhuisketen. Van Vlissingen naar Heerlen, van Heerlen naar Eindhoven. Moeder was huisvrouw.
Het geloof benauwde hem. Op de basisschool in Heerlen moest hij biechten. Wat moest hij zeggen? Zeg maar dat je snoep uit de pot hebt gepikt, was het advies. Hij deed het met de grootst mogelijke tegenzin. Leraren lieten kinderen als straf met hun blote knieën op een rooster zitten, hoofd tegen het bord. Of ze sloegen met een liniaal, gooiden een sleutelbos. Hij weet weinig meer van zijn jeugd, zegt hij. Gepsychologiseer over na-ijlende effecten, hij begint er niet aan.
Hij demonstreerde tegen Thatcher, tegen El Salvador, tegen het kapitalisme, tegen kruisraketten
Zijn leven begint op zijn achttiende, als hij naar Amsterdam verhuist voor een tussenjaar als activist. Hij werd deel van de linkse beweging, onder meer van de Socialistische Arbeiderspartij en jongerenorganisatie Rebel. Demonstreerde tegen Thatcher, El Salvador, tegen het kapitalisme, tegen kruisraketten, voor ‘baas in eigen buik’. Serieus en vastberaden, zegt vriend Ron Blom over die tijd. „Hij stond voor zijn zaak, het was geen bevlieging. Dat blijkt ook wel uit de rest van zijn leven.”
We deelden een levensvisie, zegt zijn vrouw Judith Rümke, die ook in een kraakpand woonde en hem in het circuit ontmoette. In tegenstelling tot veel leeftijdgenoten zouden beiden hun activistische inslag nooit verliezen.
Een rechtenstudie brak Fischer voortijdig af, hij had allerlei baantjes, pakte de studie weer op en combineerde die na een tijdje met de zorg voor de kinderen die eind jaren tachtig werden geboren: een zoon en twee dochters.
Walt Disney
Zijn jongste dochter, Laura (34), runt nu samen met haar vader een advocatenkantoor in Assen. Een leuke vader die veel met hen deed, zo herinnert Laura zich hem uit haar jeugd in Beverwijk, waar het gezin ging wonen. Kijken naar Achterwerk in de Kast mocht, Walt Disney en merkkleding waren taboe – dat dan weer wel.
De overtuiging dat de wereld rechtvaardiger kan en moet werd voorgeleefd, niet opgelegd. Er werd over van alles gesproken, kleine zaken en wereldproblemen, zegt Laura. Elke week kwamen mensen socialistische krantjes vouwen. Toen er een weg dreigde te komen langs het Beverwijkse park Westerhout, zowat in hun achtertuin, voerde het hele gezin actie. De kinderen kleurden zwartwit gestencilde flyers en liepen rond in T-shirts met: Westerhout Blijft! Fischer voerde procedures. Er zouden rugstreeppadden zitten. Laura: „We leerden in die tijd veel over beschermde diersoorten.”
Al vanaf haar achtste werkt Laura voor haar vader. Eerst opbergklusjes. Op de middelbare school keek ze afgehandelde dossiers na op losse eindjes. Een kantoor runnen met haar vader gaat goed. Hij kán onmogelijk zijn als hij vindt dat hij gelijk heeft, zegt ze. Oud-stagiair en later collega Jelle Klaas: „Hij is heel progressief en open, maar als hij eenmaal op een gedachtegang zit, is het moeilijk om hem daar vanaf te brengen.”
Fischer (tweede van rechts) bij een hoorzitting over de Bed-bad-broodregeling.
Foto Martijn Beekman/ANP
Als je er niet te veel van verwacht en op een mooie manier je boterham wilt verdienen, dan kun je bij mij aan de slag als advocaat, zei Fischer tegen Klaas in 2003. Zijn kantoor groeide snel tot zeven advocaten en ondersteunend personeel. Echtgenote Judith werkte inmiddels fulltime, als rechterhand van Fischer. Klaas, nu bekend mensenrechtenadvocaat, genoot ervan om te zien hoe respectvol Pim en Judith met hun cliënten omgingen, die soms letterlijk de geur van het leven op straat met zich mee brachten.
Een van hen is Mulugeta uit Eritrea. Fischer helpt hem sinds 2013 met allerlei procedures rond opvang, hij is de enige advocaat die Mulugeta kent. „Elke keer als hij naar de rechter stapt, heb ik weer even een dak boven mijn hoofd,” zegt Mulugeta. „Hij legt altijd goed uit wat er gaat gebeuren. Eerst een brief, dan komt hij langs, en voor de zitting nemen we het nog samen door.” Winnen doen ze lang niet altijd. „Maar hij blijft het proberen.” Jelle Klaas: „Valse hoop gaf Pim nooit.”
Hij kón ook niet veel hoop bieden. Vooral na de invoering van de Koppelingswet in 1998 was een uitkering, een huurhuis of werk vrijwel onbereikbaar geworden voor mensen zonder verblijfspapieren. Het bracht veel mensen in problemen. Als er een zaak van werd gemaakt, verloren ze die in het moeras van het vreemdelingenrecht.
Kinderrechten
Fischer gooide het over een andere boeg. Een Ghanese man zonder papieren die met zijn gezin in Zaandam woonde, klopte in 2005 bij hem aan. Het water was afgesloten, het jongste kind had sinds een maand diarree. Fischer maakte de zaak concreet: wordt het water niet aangesloten, dan gaat het kind dood. Dat was in strijd met kinderrechtenverdragen die Nederland had ondertekend. Die tactiek werkte. De gemeente sloot het water aan en gaf het gezin geld voor eten.
Het werd de basis voor zijn strategie: niet de juridische theorie, maar de praktische realiteit van de hulpbehoevenden stond centraal. De juridische onderbouwing volgde uit nationale en internationale mensenrechtenverdragen die Nederland had ondertekend. Je daaraan houden, is beschaving. In een zaak van kinderen met ouders zonder verblijfsvergunning die bijstand nodig hadden voor eten en huur, werkte het ook. Ouders kregen recht op een uitkering om hun kinderen van basisbehoeften te voorzien.
Fischer kwam op voor individuen én voor groepen. Voor 26 havenarbeiders, die in 2001 opeens, soms na dertig jaar trouwe arbeid, op straat kwamen te staan omdat er geen werk meer was. Voor Somalische Nederlanders, toen de gemeente Haarlem hen in 2004 op basis van afkomst ging controleren op bijstandsfraude. En voor de ‘We Are Here’-groep van ongedocumenteerden die vanaf 2012 in tentjes en een Amsterdamse kerk bivakkeerden. Zij moesten Nederland verlaten, maar konden dat vaak niet.
Een idealist. Iemand die tot het uiterste streeft naar rechtvaardigheid en daarvoor het recht gebruikt, zegt Pablo Eppelin Ugarte, coördinator van het Wereldhuis in Amsterdam, dagopvang voor ongedocumenteerden van wie velen cliënt bij Fischer. Zijn klanten vertrouwen hem totaal, ziet Eppelin. Hoe ingewikkeld de juridische procedures ook zijn, Fischer legt ze helder uit tijdens zijn goedbezochte voorlichtingsmiddagen. Souleyman uit Niger, cliënt sinds 2013, kent die middagen. „Hij zegt altijd eerlijk wat de kans is.” Fischer is streng, zegt hij. Vaak moeten cliënten van hem naar de zitting. Als je weinig begrijpt van wat er wordt gezegd, duren die twee, drie uur best lang.”
Vroeg of laat liepen ook de meest welwillende ambtenaren tegen zijn vasthoudendheid aan
Om resultaat te boeken werkte Fischer ook samen met de tegenpartij. Zo overlegde hij vaak vooraf met ambtenaren van de gemeente die hij daagde – die zelf soms ook worstelden met regels waardoor ze mensen in problemen niet konden helpen. „Als hij een zaak won, kon ik tegen mijn collega’s van de gemeente zeggen dat het niet om mijn persoonlijke mening ging, maar om een uitspraak van de rechter”, zegt Niene Oepkes van de gemeente Utrecht.
Vroeg of laat liepen ook de meest welwillende ambtenaren stuk op zijn vasthoudendheid. Fischer weet niet van ophouden, zegt ook ambtenaar Jan Braat. Dat kon bloedirritant zijn. Dan streed hij bijvoorbeeld voor een criminele, ongedocumenteerde man die Utrecht vervolgens levenslang onderdak moest geven. Oepkes herinnert zich een woest gesprek met Fischer over een man met een enorm zedendossier. Kom op, zo’n engerd, en die moet dan in mijn opvang? Antwoord van Fischer: „Ook onaardige mensen hebben mensenrechten.”
Doorstart in Assen
In 2016 liep het bijna mis. De Raad voor Rechtsbijstand verhoogde de eigen bijdrage voor cliënten. Zonder die subsidie dreigde het kantoor kopje onder te gaan. Op het nippertje werd het gered, maar Fischer en zijn vrouw vonden het de slapeloze nachten niet waard. Ze maakten een doorstart met een kleiner kantoor en een kleiner huis in Assen.
Wat je van Pim Fischer vindt, hangt af van je perspectief, zegt Jelle Klaas. Fischer is geen fijne tegenstander. „Hij geniet ervan om iets onderuit te halen en doet dat steengoed.” Zijn stagiairs moeten van hem een zaak van Fischer bijwonen als onderdeel van hun opleiding.
Elke overwinning is een strategische stap. Zo ging het ook met de bed-bad-broodregeling. Het was Fischer die in 2013 op verzoek van de Protestantse Kerk een klacht indiende over de Nederlandse staat bij de Raad van Europa. Het onthouden van het recht op voedsel, kleding en onderdak aan ongedocumenteerden zou in strijd zijn met het Europees Sociaal Handvest. De klacht werd ontvankelijk verklaard. Er volgden verschillende juridische stappen.
Het resultaat was dat het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) van de Raad van Europa in 2014 bepaalde dat lidstaten verplicht zijn om voor opvang te zorgen, óók voor ongedocumenteerden. Dat was het begin van een periode van vijf jaar getouwtrek over de voorwaarden van een bed-bad-broodregeling, die eindigde in de Landelijke Vreemdelingen Voorziening, die Faber nu heeft afgeschaft.
Die beslissing terugdraaien. Bed-bad-brood redden. Zie het als een toegift, zegt Fischer zelf, die eigenlijk al met pensioen is. Voor een beroepsactivist nog best een fijn klusje, al houdt hij ook van tuinieren.