Hij ontmoette staalarbeiders in de Sovjet-Unie, hij leefde samen met scheepbergers in Bangladesh, hij voer met vissers in Galicië en Sicilië en observeerde de theeplukkers in Rwanda. Maar de allerbekendste foto’s die hij maakte voor zijn ‘visuele archeologie van arbeid in het industriële tijdperk’, Workers, waren de beelden van de goudzoekers in de Braziliaanse Serra Pelada. Als mieren, met duizenden tegelijk, bewegen ze zich voort over de hellingen van wat toen een van de grootste goudmijnen van de wereld was. Hun lichamen glinsterend van de modder, op en neer klauterend over gammele houten ladders, met gevaar voor eigen leven – taferelen die afkomstig lijken uit een dystopische onderwereld. „Het doet denken aan de bouw van de piramides, de toren van Babel, de mijnen van koning Salomon”, zo vertelde Sebastião Salgado erover: „En je hoorde er niet één machine. Alleen het gemompel van 50.000 mensen in een groot gat.”
De Braziliaans-Franse fotograaf Sebastião Ribeiro Salgado (1944, Aimorés, Brazilië) is deze week op 81-jarige leeftijd overleden. Dit werd vrijdag bekend gemaakt door de door hem opgerichte natuurbeschermingsorganisatie Instituto Terra. Plaats en tijd van zijn overlijden maakt het Instituto vooralsnog niet bekend. Salgado leefde en werkte in Parijs samen met zijn echtgenote Lélia Wanick Salgado, met wie hij in 1969 de militaire dictatuur van Brazilië was ontvlucht.
Sebastião Salgado is een van de grote namen in de fotojournalistiek van de laatste decennia van de vorige eeuw. Sinds de eeuwwisseling staat hij ook bekend als fanatiek pleitbezorger voor het behoud van waardevolle ecosystemen en biodiversiteit. Hij maakte tientallen fotoboeken en hij won zo’n beetje alle belangrijke fotoprijzen. Zijn werk was en is te zien in musea en op festivals over de hele wereld. Hij was lid van meerdere fotoagentschappen: Sygma, Gamma en daarna vijftien jaar lang van Magnum, waar hij onder andere naam maakte met zijn foto van de aanslag op de Amerikaanse president Ronald Reagan in 1981. Toen hij in 1994 bij Magnum vertrok, richtte hij samen met Lélia Amazonas Images op, gericht op de promotie van zijn eigen werk.
Salgado was jarenlang werkzaam als econoom, onder andere voor de Wereldbank, voordat hij in 1973 zijn baan inruilde voor een bestaan als freelance fotograaf. Hij begon al snel met grote, langlopende projecten, over Latijns-Amerika (Other Américas, 1977-1984), de Sahel (1984-1986) en Workers (1986-1991). Voor Exodus (1993-1999) reisde hij naar 35 landen. In de voor een Oscar genomineerde documentaire over Salgado The Salt of the Earth (2014) van regisseur Wim Wenders en Juliano Salgado, de oudste zoon van de fotograaf, zien we schrijnende beelden van vluchtelingen over de hele wereld. Hier zijn het vooral de vele slachtoffers van de oorlogen en de hongersnoden in Rwanda en Congo die diepe indruk maken – niet alleen op de kijker, ook op Salgado zelf. Hij wordt er letterlijk ziek van en besluit te stoppen met fotograferen. „Ik geloofde in niets meer”, hoor je hem verslagen zeggen.
Lees ook
Een geniaal reisverslag van Sebastião Salgado
Vruchtbare oase
Salgado vond genezing op het Braziliaanse landgoed van zijn vader – in de jaren veertig nog een vruchtbare en groene oase, eind vorige eeuw op sterven na dood door droogte en uitputting. Samen met zijn vrouw zette hij Instituto Terra op, met als doel de grond nieuw leven in te blazen en de boeren in de omgeving te helpen met duurzame landbouwprogramma’s. Het initiatief gaf hem de energie voor weer een nieuw fotoproject: Genesis (2004-2011), waarvoor hij over de wereld reisde om de ongerepte natuur vast te leggen, en de mensen en dieren die hij daar aantrof. IJsbergen, walvissen, inheemse stammen – de Nenetsen in Siberië, de Zo’é in de regenwouden van de Amazone. „Ik had de mensheid op z’n slechtst en gewelddadigst gezien en had er geen vertrouwen meer in dat we ooit nog gered konden worden. Door Genesis veranderde ik van gedachten”, zegt hij in de documentaire van Wenders.
Er was ook kritiek. Zijn werk maakte het lijden van de mens tot een esthetisch schouwspel, met dramatische wolkenpartijen en perfect gekadreerde composities, vonden zijn critici, en door die aandacht voor schoonheid en harmonie wordt het échte drama aan het oog onttrokken. De inheemse volkeren in Genesis zou hij exploiteren en benaderen als een negentiende-eeuwse antropoloog, met de exotische, koloniale blik van een buitenstaander. Salgado heeft zijn goede bedoelingen altijd verdedigd.
Tot het eind van zijn leven bleef hij betrokken bij het landgoed in zijn geboorteland, waar inmiddels de ooit zo dorre heuvels in de vallei van de rivier de Doce zijn veranderd in weelderige bossen, met bijna drie miljoen bomen, en waar zelfs de jaguars weer terug zijn. Het gebied heeft nu de status van nationaal park. In de film van Wenders zegt Salgado: „Op mijn sterfdag laat ik het woud na dat er was bij mijn geboorte. Dan is de cyclus compleet.”
