De opengebroken vuilnisbak is in de grote steden sinds de invoering van statiegeld op blikjes een fenomeen. De oorzaak is bekend, het is het werk van mensen die een bescheiden verdienmodel hebben gevonden door statiegeldblikjes en -flessen uit de bakken te vissen, maar nog geen manier hebben gevonden om de bak daarbij heel te laten. Er is intussen druk geëxperimenteerd met oplossingen, waaronder de doneerring om de bak, waar mensen hun blikje in konden zetten. Dat werkte slecht, want mensen duwden er ook milkshakebekers en ander statiegeldloos materiaal in. Binnenkort komt de gemeente Amsterdam met een nieuw idee: het slot op de bak gaat eraf en er wordt een magneet met een veer geplaatst. Iedereen kan de vuilnisbak dus opentrekken zonder hem te slopen. En er komen afvalzakken van doorzichtig plastic. Zo kunnen statiegeldrapers meteen zien of er iets te halen valt. Eureka zou je zeggen. Maar wat we dan gaan missen is de schoonheid van de improvisatie . De burger die het recht in eigen hand neemt met een rol ducttape. Of de gemeentereiniging die, net als de kunstenaar Christo in zijn beste jaren, het hele object inpakt. Het Rotterdamse model is ook het overwegen waard: de kapotte vuilnisbak dichttapen en een sticker met SORRY erop plakken. Navraag leert dat die sticker vooral in Rotterdam Zuid wordt gebruikt, vanwege de goede publieksreacties. Zo simpel kan het zijn, gewoon even sorry zeggen voor het ongemak.
Een jaar geleden deed ik mee aan een avond in een zaaltje over moederschap. Vanaf het podium zag ik in het publiek een schrijver (en moeder van iets grotere kinderen) zuchten en steunen. Een poosje later zei ze in een interview over die avond dat „veel moeders stonden te klagen”.
Ik vond dat zeer onaardig, maar nu, een jaar later, begin ik helaas iets in haar verhaal te herkennen.
Ik vroeg aan Ianthe Mosselman, auteur van het memoir Al die liefde en woede, een revolutionair boek over de mix van razernij en tederheid die je kan overvallen als je net moeder bent, waar mijn plotselinge lichte vermoeidheid bij het aanschouwen van jonge, agerende moeders toch vandaan komt. Daar had Ianthe over nagedacht. Ze redeneerde als volgt:
Als de boosheid om je verloren leven en de intimiderende denkbeelden rondom moederschap wegebben, is dat vaak omdat je kinderen nu eenmaal wat groter worden. Je verlaat het slagveld der slapelozen, leest weer eens een boek, pakt je carrière op en vindt de tijd om lange gesprekken met je geliefden te voeren. Maar, je verliest daarmee ook wat van je betrokkenheid bij alle onrechtvaardigheid die jonge moeders ten deel valt. De strijd voor (aan ons beloofde!) gratis kinderopvang heeft voor jou geen zin meer, want al je kinderen gaan naar school. Borstvoeding in de openbare ruimte hoef je niet meer te bevechten.
Bovendien heb je, als je midden in de eerste jaren zit, helemaal geen energie om je frustratie om bijvoorbeeld te kort ouderschapsverlof om te zetten in een daadwerkelijke lobby. Oftewel: moegestreden wandel je een comfortabeler periode in, om vanuit die positie het niet meer op te kunnen brengen je nog aan de goede zaak te committeren.
Aan deze redenering wil ik ook nog toevoegen dat de goedbedoelde, maar vervelende opmerking, ‘Het wordt beter, echt’, voor een verse moeder niet te verteren is, maar, zo weet ik nu mijn jongste bijna naar de basisschool gaat, het is wel wáár. Als ik me dat toch iets meer had gerealiseerd, misselijk en zwanger, met twee jonge kinderen met hoge koorts én een man die dagen van huis was vanwege z’n werk, had ik misschien wat minder razend zijn voicemail vol geblaft. Maar goed, iemand die verdrinkt heeft niets aan geruststellende woorden.
En zo verandert er dus te weinig. Ik denk dat een overheid zich daar ergens ook wel bewust van is: een moeder met een chronisch slaaptekort is misschien wel doodgevaarlijk op de korte baan, maar niet in staat zich geduldig door de duizenden taaie lagen van het systeem heen te werken om – ik noem maar iets – zwangerschapsdiscriminatie aan te pakken.
Tegelijkertijd zien we natuurlijk in alle gelederen van de samenleving een gebrek aan solidariteit met groepen waar we aan ontstegen zijn, of groepen in wie we onszelf niet erkennen. Dat is niet gek in een wereld die steeds meer trappen-of-vertrapt-worden als adagium heeft. Ren wég van die loserige kwetsbaarheid, zodra je kan.
In een poging om niet met zulke kilte besmet te raken, zal ik proberen tot ik oud en grijs ben te blijven schrijven over degenen die kinderen op de wereld zetten, en daarmee heel veel opofferen: vrijheid, maatschappelijke macht en zorgeloosheid, bijvoorbeeld.
En dat alles in de hoop dat op een dag niemand meer over ‘klagende moeders’ zeurt.
Sarah Sluimer schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.
Onlangs ontving ik op een ochtend maar liefst twee lezersmailtjes met tips voor het koken van asperges. Een van de lezers schreef erbij dat hij reageerde op mijn verzoek om aspergetips te sturen. Nu moet ik bekennen dat mijn geheugen tegenwoordig net even iets minder feilloos functioneert dan, zeg, twintig jaar geleden. Maar was het echt mogelijk dat ik straal vergeten was zo’n oproepje te hebben gedaan? Ik liep naar de krantenbak, viste daar de laatste zaterdag-NRC uit en bladerde naar ‘mijn’ pagina. Maar niks hoor.
Een tikje verontrust mailde ik beide lezers terug om hen te bedanken voor hun tips én om tussen neus en lippen door ook even te informeren naar de aanleiding voor hun schrijven. Wat bleek? Beiden hadden de oproep om mee te doen aan de rubriek ‘Wat was-ie lekker’ gewoon iets breder geïnterpreteerd. Het was domweg toeval dat hun mailtjes allebei over asperges gingen en op dezelfde dag werden verstuurd.
Wat hier natuurlijk níét toevallig aan was, is het feit dat we middenin het aspergeseizoen zitten. Als er één moment is waarop aspergetips welkom zijn, is het deze tijd van het jaar. Het witte goud is kostbaar genoeg om er het allerlekkerste uit te willen halen wat erin zit. En daarmee komen we meteen uit bij de belangrijkste tip uit beide mails: kook de schillen en kontjes mee.
Om eerlijk te zijn doe ik dit zelf min of meer standaard, maar blijkbaar schrijf ik dat er niet altijd bij in mijn recepten. Hoe dan ook doe ik het meestal zo: ik trek eerst een bouillon van de schillen en kontjes, zeef die vervolgens, om er daarna de asperges in te koken. Of om ze erboven te stomen, net hoe mijn pet staat. Nee, ik geloof niet dat het voor de smaak van de asperges veel uitmaakt of je ze stoomt boven water of boven aspergebouillon. (Voor koken geldt dit wel!) Maar tijdens het stomen staan de asperges wél veel smaak af aan datzelfde water of die bouillon. En hoe meer aspergesmaak, hoe lekkerder de soep wordt die ik er de volgende dag mee maak.
Voor het maken van aspergesoep heb ik, nu we toch bezig zijn, zelf ook nog een tip. In plaats van de aspergebouillon te zeven, pureer ik het kooknat met de schillen en kontjes eerst in de blender. Wanneer je deze aspergedrabnadien door een zeef wrijft, houd je een nog veel smaakvollere, dikkere aspergebouillon over. Klein rouxtje maken – van boter en bloem, u weet wel – aspergebouillon erbij, en u heeft een eenvoudig doch fantastisch soepje van afval gebrouwen.
Een van de mailende lezers deed ook nog een mooie, traditioneel Limburgse manier van asperges serveren uit de doeken. Hiervoor wordt een hele ham aan de kook gebracht en met pan en al in een hooikist gezet om langzaam te laten garen. Voor het opdienen worden per persoon twee diepe borden op elkaar gestapeld met daartussen een pluk vers hooi. Als de asperges en ham op het bovenste bord liggen, wordt tussen de twee borden een flinke scheut hete bouillon geschonken, waardoor de aspergemaaltijd niet alleen een smaak- maar ook een geursensatie wordt.
Voor de meeste huishoudens misschien niet heel praktisch om uit te voeren, maar soms is het ook al mooi om ergens van te dromen, nietwaar?
De opengebroken vuilnisbak is in de grote steden sinds de invoering van statiegeld op blikjes een fenomeen. De oorzaak is bekend, het is het werk van mensen die een bescheiden verdienmodel hebben gevonden door statiegeldblikjes en -flessen uit de bakken te vissen, maar nog geen manier hebben gevonden om de bak daarbij heel te laten. Er is intussen druk geëxperimenteerd met oplossingen, waaronder de doneerring om de bak, waar mensen hun blikje in konden zetten. Dat werkte slecht, want mensen duwden er ook milkshakebekers en ander statiegeldloos materiaal in. Binnenkort komt de gemeente Amsterdam met een nieuw idee: het slot op de bak gaat eraf en er wordt een magneet met een veer geplaatst. Iedereen kan de vuilnisbak dus opentrekken zonder hem te slopen. En er komen afvalzakken van doorzichtig plastic. Zo kunnen statiegeldrapers meteen zien of er iets te halen valt. Eureka zou je zeggen. Maar wat we dan gaan missen is de schoonheid van de improvisatie . De burger die het recht in eigen hand neemt met een rol ducttape. Of de gemeentereiniging die, net als de kunstenaar Christo in zijn beste jaren, het hele object inpakt. Het Rotterdamse model is ook het overwegen waard: de kapotte vuilnisbak dichttapen en een sticker met SORRY erop plakken. Navraag leert dat die sticker vooral in Rotterdam Zuid wordt gebruikt, vanwege de goede publieksreacties. Zo simpel kan het zijn, gewoon even sorry zeggen voor het ongemak.