Galapagos kampte de afgelopen jaren met meerdere tegenvallers.
Foto Simon Trel
Wederom tegenslag voor het Vlaams-Nederlandse biotechnologiebedrijf Galapagos dat vrijdag fikse verliezen bekend moest maken. Het operationale verlies kwam over 2022 uit op 267 miljoen euro, tegen 165 miljoen een jaar eerder. De koers van het aandeel daalde ruim 3 procent waardoor het even het laagste niveau in zeven jaar aantikte. De resultaten gaan over een jaar waarin het bedrijf tweehonderd van de dertienhonderd banen schrapte, onderzoeken naar medicatie tegen longfibrose en nierziekten stopzette en stevige klappen op de beurs kreeg na falende kandidaat-medicijnen.
Toch zei financieel directeur Bart Filius tijdens de presentatie van de jaarcijfers vrijdagmiddag „trots” te zijn op wat Galapagos dit jaar bereikt had – met name de stijgende verkoop van het geneesmiddel Jyseleca, dat goed was voor 88 miljoen euro. Vorig jaar was dat nog 15 miljoen. De farmaceut verwacht dat de verkopen in 2023 verder zullen stijgen tot een netto-omzet van 140 tot 160 miljoen euro.
Richting 2030 verwacht Galapagos een omzet van 400 miljoen euro via het middel te behalen. Daarmee verlaagt het de verwachtingen: eerder werd uitgegaan van 500 miljoen euro. Die bijstelling komt nadat bleek dat het medicijn niet werkt tegen de ziekte van Crohn, waar wel op gerekend werd.
Het is niet de eerste tegenvaller: in 2020 bleek dat de de Amerikaanse toezichthouder FDA Jyseleca niet toeliet op de Amerikaanse markt vanwege twijfels over de hoge dosering en mogelijke bijwerkingen. In Europa en Japan werd het middel wel goedgekeurd, maar de Amerikaanse afwijzing kostte Galapagos ruim 60 procent van de winst. Na een oorspronkelijke opleving kelderde de koers. Jyseleca is het enige medicijn van Galapagos dat op de markt is gebracht. Naast de verkoop daarvan verdient Galapagos ook geld aan samenwerkingsverbanden, zoals met de Amerikaanse farmaceut Gilead.
In april vorig jaar trad Paul Stoffels aan als topman, nadat zijn voorganger Onno Stolpe met vervroegd pensioen ging na tegenvallers met onder meer Jyseleca. Met Stoffels sloeg het bedrijf een nieuwe koers in: het begon met de ontwikkeling van medicijnen voor mensen met auto-immuunziekten en celtherapie voor kankerpatiënten, onder meer door twee bedrijven over te nemen die met celtherapie bezig zijn. Vorig jaar investeerde Galapagos ruim 515 miljoen euro, tegenover bijna 492 euro in 2021.
De eigenaren van drie elektriciteitscentrales die grotendeels op kolen stoken, eisen schadevergoeding van de overheid. De centrales moeten op grond van het klimaatbeleid van de overheid eerder met de kolenstook stoppen dan dat ze aan het eind van hun levensduur zijn. Het gaat om de energiebedrijven RWE en Uniper.
De beide Duitse concerns zijn eigenaar van de Eemshavencentrale (in Groningen), de Amercentrale (bij de Biesbosch) en de MPP3-centrale (op de Rotterdamse Maasvlakte). Op grond van de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie, die in 2019 in werking trad, mag er vanaf 2030 niet meer op kolen worden gestookt; de oudere Amercentrale moest daar al uiterlijk begin dit jaar mee ophouden.
In drie procedures bij de rechtbank in Den Haag stelden de bedrijven dat ze in totaal bijna 2,5 miljard euro schade leden – wat neerkomt op bijna een half procent van de rijksbegroting. Bij het begin van hun investeringen in 2009 zouden ze, in strijd met hun eigendomsrecht, namelijk niet hebben kunnen weten dat de overheid op termijn het gebruik van kolen zou verbieden.
De rechtbank wees in uitvoerige vonnissen de vorderingen af. Het kolenverbod is een inbreuk op het eigendomsrecht van de elektriciteitsbedrijven, maar de eigenaren hadden in 2009 toekomstige beperkingen kunnen zien aankomen. En afgewogen tegen het algemeen belang dat met het klimaatbeleid wordt gediend, zijn hun belangen niet onevenredig getroffen.
De uitspraak: vorderingen afgewezen
Bij het gerechtshof in Den Haag beriepen RWE en Uniper zich wederom op de eigendomsbescherming van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Maar opnieuw slaagt hun beroep niet. Net als de rechtbank zet het hof uitgebreid uiteen hoe de elektriciteitsbedrijven al in 2009 uit allerlei uitingen van de overheid hadden kunnen opmaken dat het stoken van kolen vóór het eind van de levensduur van de centrales sterk zou moeten worden beperkt. Ze hadden ook vanaf 2019 de tijd om zich op alternatieven als biomassa voor te bereiden, zeker nu het verbod pas in 2030 ingaat. En uit de belangenafweging concludeert het hof net als de rechtbank dat de belangen van de bedrijven niet onrechtmatig worden geschaad.
Het commentaar
„Wanneer een bedrijf langetermijninvesteringen doet, mogen de regels niet onderweg worden veranderd”, reageerde eerder een woordvoerder van Uniper op het rechtbankvonnis. Maar als veranderingen voorzienbaar zijn, behoren de tegenvallers tot het ondernemersrisico. Daarom is voorzienbaarheid de centrale kwestie in deze procedures.
Advocaat Jelmer Procee (Pels Rijcken) stond met zijn team de Nederlandse staat bij. Hij doet geregeld bestuursrechtelijke schadevergoedingszaken, maar „deze zaak was relatief groot. Het kost veel tijd om het klimaatbeleid van de afgelopen decennia met een goed verhaal voor het voetlicht te brengen. Op grond daarvan besliste het hof dat Uniper en RWE er ten tijde van de investeringen rekening mee moesten houden dat er gedurende de levensduur van de centrales beperkingen aan de CO2-uitstoot zouden komen, met eventueel ingrijpen door de overheid.”
Alle aspecten kwamen ook bij de rechtbank al aan de orde. „Daar bouw je op voort. Maar ik heb geleerd dat het gevaarlijk is om te denken dat het hof wel net zo zal denken als de rechtbank. Het zijn weer nieuwe rechters, de tijd schrijdt voort en alle argumenten moet je weer opnieuw doornemen. Je moet er weer volledig staan.”
Dat zegt ook advocaat Marinus Winters (A&O Shearman), die samen met anderen optrad voor Uniper. „Met zo’n uitgebreid dossier begin je na het vonnis van de rechtbank feitelijk opnieuw. We hebben onder andere de voorzienbaarheid weer uitgebreid bestreden, evenals de beslissing van de rechtbank dat omschakeling op biomassa de centrale na 2030 nog rendabel zou maken. We onderzoeken momenteel of cassatie mogelijk is.” De Hoge Raad kijkt daarbij alleen naar juridische klachten.
Chris Backes, hoogleraar omgevingsrecht in Utrecht, mailt dat „redenering en uitkomst goed herkenbaar zijn binnen de relevante juridische kaders. Dat wil niet zeggen dat je dit wellicht uiteindelijk ook anders kunt zien binnen exact dezelfde kaders.” Om dat te beoordelen, zou je lang in de stukken moeten duiken. Bij de Hoge Raad kun je alleen klagen over fouten in het recht. „Feiten en bewijskwesties, bijvoorbeeld van wat voorzienbaar was en wat niet, worden door de Hoge Raad niet getoetst. Daardoor zijn de kansen van een mogelijk beroep in cassatie kleiner.”
In het algemeen is weinig te zeggen over de vraag of beperkingen door milieubeleid voorzienbaar waren – en daarmee schadeclaims kansrijk. Duurzaamheid en milieubeleid moeten het volgens hoogleraar Backes overigens vooral van iets anders hebben. „Veruit de meeste reducties van de uitstoot van broeikasgassen door industrie en sommige andere sectoren worden bereikt via het in 2005 ingevoerde emissiehandelssysteem.” Op basis van deze ETS-regeling van de EU krijgen of (ver)kopen bedrijven emissierechten waarmee ze een bepaalde hoeveelheid CO2₂ mogen uitstoten. „Dat is prima voorzienbaar. Daar zijn schadevergoedingen niet aan de orde, ook al gaat het emissieplafond jaarlijks met meer dan 4 procent naar beneden.”
Oorlogsdreiging hangt als een sluier over het nieuws. Ruslands agressie duwt de frontlinie steeds verder Oekraïne in. In de Verenigde Staten zetelt een wispelturige president waar niet meer op te rekenen valt. China vliegt vaker straaljagers in het luchtruim van Taiwan.
Een sterker Defensie-apparaat is een no brainer, vinden politici van links tot rechts. Het is een kwestie van nationale veiligheid, een morele verplichting aan Oekraïne. Bovendien is er vorige maand in Den Haag een handtekening gezet onder een hogere NAVO-norm.
Er is weinig aandacht voor een schaduwzijde van veiligheid, een die tegelijkertijd óók gaat over veiligheid.
Hogere militaire uitgaven zullen altijd leiden tot een toename van de uitstoot van broeikasgassen, staat in een rapport van het Transnational Institute, een internationale denktank. „Het verbaasde me”, zegt Casper Burgering, econoom gespecialiseerd in duurzaamheid bij ABN Amro en columnist voor De Telegraaf, „dat militaire activiteiten best een grote impact hebben op het klimaat. Bij klimaatverandering denken we aan de usual suspects: industrie, de warmtevoorziening. Niet direct aan Defensie.”
In één jaar gaf de Air Force vijf miljard dollar uit aan brandstof
Burgering maakte in mei een analyse over de klimaatimpact van Defensie. Daaruit bleek onder meer dat de emissie-intensiteit (de uitstoot per persoon) van het defensie-organisatie twee tot drie keer hoger ligt dan bij andere economische activiteiten. „Wanneer militair personeel toestroomt uit andere delen van de economie of vanuit hun studie, nemen de totale emissies toe.”
Over hoeveel uitstoot hebben we het precies? Het antwoord op die vraag heeft eigenlijk niemand. Bij internationale klimaatonderhandelingen is afgesproken dat landen de emissies van hun krijgsmachten niet hoeven te delen. Dat maakt het nattevingerwerk.
Volgens een schatting van klimaatdenktank Conflict and Environment Observatory (CEOBS) zijn alle krijgsmachten en hun toeleveringsketens samen verantwoordelijk voor 5,5 procent van de wereldwijde emissies. Zouden krijgsmachten samen een land vormen dan waren ze (volgens deze schatting) de vierde grootste uitstoter van de wereld. Adviesbureau Roland Berger kwam met een berekening uit op tussen de 1 en 2 procent van de wereldwijde door mens veroorzaakte emissies, en noemde de Defensie-sector „een van de moeilijkste om te decarboniseren”.
Die uitstoot zal alleen maar meer worden door de nieuwe NAVO-norm van 5 procent. En niet alleen in Europa neemt de bewapening toe, die trend is wereldwijd zichtbaar. Volgens de Global Peace Index nam militarisering in 2023 (het laatste meetjaar) in 108 landen toe.
Vliegen op biokerosine
Wat veroorzaakt de hoge uitstoot van de krijgsmachten? Vooral alles dat vliegt, vaart of rijdt. Militaire vliegtuigen, zeker moderne straaljagers, verbruiken veel brandstof. In 2017 gaf alleen al de Amerikaanse luchtmacht Air Force zo’n vijf miljard dollar uit aan brandstof.
Biobrandstof kan een alternatief zijn, maar om die te verkrijgen is veel landoppervlak nodig. Bovendien is dat type brandstof in de praktijk bij vliegtuigen nog erg lastig. Op dit moment lukt het Defensie om 20 procent biobrandstof bij te mengen bij diesel. Bij kerosine lukte dat om technische redenen nog niet, maar Defensie hoopt dit jaar wel biokerosine bij te kunnen mengen.
Wat ook niet helpt bij het gebruik van biobrandstof, zegt een woordvoerder van Defensie, is dat legers internationaal samenwerken. Daarvoor moeten systemen onderling op elkaar aansluiten. De NAVO geeft standaarden uit die zelfs bepaalde brandstoftypen voorschrijven.
Defensie probeert ook op andere manieren te verduurzamen. Zoals experimenteren met het gebruik van meer zonne-energie op missies. En door vaker te trainen in (virtuele) simulaties. Dat helpt de uitstoot te beteugelen, maar „realistisch trainen” blijft belangrijk, zegt de woordvoerder. „Dat vergt daadwerkelijk gebruik van militair materieel en daarmee ook verbruik van brandstoffen.”
Ergernis bij arme landen
Naast de directe uitstoot, zijn er ook indirecte gevolgen voor klimaatverandering als er meer geld naar Defensie gaat. Elke euro voor de krijgsmacht, kan niet naar de energietransitie of klimaatadaptatie. Het is dus van belang, als je klimaatverandering wil tegengaan, waaraan het extra geld voor Defensie precies wordt uitgegeven.
Denktank CEOBS noemt het „cruciaal” dat militaire uitgaven niet in de plaats komen van investeringen in duurzaamheid
„In het geval van de verhoogde NAVO-norm is dat nog niet duidelijk”, zegt Burgering. „Landen kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen hun schulden te laten oplopen. Maar ze kunnen er ook voor kiezen geld uit andere potjes naar de krijgsmacht te laten gaan.” GroenLinks-PvdA verkondigde dat extra uitgaven aan Defensie niet zouden mogen leiden tot bezuinigingen op zorg, onderwijs en uitkeringen. Klimaat werd daarbij niet genoemd. Denktank CEOBS noemt het „cruciaal” dat militaire uitgaven niet in de plaats komen van investeringen in duurzaamheid.
Arme landen blijken zich te ergeren aan grote Defensie-uitgaven in het Westen. Tijdens de vorige Klimaattop in Azerbeidzjan werd onderhandeld over klimaatfinanciering om arme landen te steunen. Drie landen wezen op wat zij zien als discrepantie: geld vloeit veel makkelijker naar Defensie dan naar hulp voor arme landen. Een vertegenwoordiger van Cuba zei bijvoorbeeld: „We kunnen niet passief blijven en ondertussen dood verkiezen boven leven.” „2,5 biljoen dollar [de militaire uitgaven wereldwijd] om elkaar te vermoorden is niet te veel, maar een biljoen om levens te redden zou onredelijk zijn”, aldus Panama.
Klimaatverandering kan zelf ook weer tot meer conflicten leiden. „Als er droogte ontstaat en schaarste neemt toe, kunnen er conflicten ontstaan”, zegt Burgering. Ook het Nederlandse ministerie van Defensie waarschuwt hiervoor: „Klimaatverandering heeft invloed op de vrede en veiligheid in de wereld.”
Hoe nu verder? Denktank CEOBS adviseert bij Defensie-uitgaven niet alleen na te denken over militaire slagkracht, maar ook om breder in te zetten op menselijke veiligheid en daarbij bescherming tegen klimaatopwarming mee te nemen.
Daarnaast adviseren deze onderzoekers overheden om openhartig te zijn en duidelijk te communiceren hoe meer geld naar de krijgsmacht kan botsen met duurzaamheidsdoelen. Dan wordt in elk geval voor het brede publiek duidelijk waar politici voor kiezen.
Gratis geld bestaat niet, zo wil een oude wijsheid. Maar wie het rapport ‘Kansen voor lagere tarieven en beter beleid’ leest dat demissionair staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen (Fiscaliteit, NSC) maandag aan de Tweede Kamer stuurde, komt in de verleiding daar anders over te denken. Kort door de bocht is de boodschap: er ligt voor vele tientallen miljarden aan belastinggeld voor het oprapen, laten we er iets goeds mee doen!
Vooropgesteld: het rapport van de ambtenaren van Financiën is geen uitgewerkt pakket met panklare maatregelen. Het is vooralsnog ook niet de bedoeling dat het demissionaire kabinet er iets van gaat vinden, benadrukt Van Oostenbruggen in een begeleidende brief. Dat is aan een volgend kabinet, na de verkiezingen van eind oktober dus. Tegelijkertijd biedt de vingeroefening van de ambtenaren bergen aan interessant materiaal voor een inhoudelijke verkiezingscampagne: er valt wat te kiezen als het gaat over de inrichting van het fiscale stelsel. En wat te winnen ook.
Tweehonderd regelingen
Het Nederlandse fiscale stelsel is opgebouwd uit ongeveer tweehonderd belastingregelingen – van loonbelasting tot btw en van vennootschaps- tot motorrijtuigenbelasting – die dit jaar gezamenlijk 428,7 miljard euro opbrengen aan belasting- en premieinkomsten. Van die regelingen zijn er de afgelopen jaren er 116 geëvalueerd, waarbij 53 regelingen een negatieve beoordeling kregen. Deze regelingen zijn weliswaar goed voor 85 miljard euro aan belastinginkomsten, maar zijn niet effectief, of bereiken niet tegen redelijke kosten hun doel.
Dat op zich is geen nieuws: de afgelopen jaren is al vaker vastgesteld dat de doelmatigheid van fiscale regels te wensen overlaat. Uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst, een te ingewikkelde opgave voor belastingplichtigen, te hoge uitvoeringskosten of niet doelmatig: de lijst met negatieve kwalificaties is lang.
Ook de roep om daar wat aan te doen klinkt regelmatig, alleen komt een gestructureerd debat over hoe dat dan moet niet van de grond. Dat heeft alles te maken met wat scheidend president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank onlangs ook weer opmerkte: het fiscale stelsel is er niet (meer) voor het algemeen belang, maar is vooral een optelsom van deelbelangen. Wie aan één regel komt, benadeelt direct een specifieke groep belastingplichtigen. En dat ligt politiek gevoelig.
Om dat probleem te omzeilen, kozen de ambtenaren van Financiën voor een meer integrale benadering. Ze laten de 85 miljard euro aan negatief beoordeelde regelingen voor wat ze zijn en concentreren zich op vier clusters van maatregelen waar in samenhang gesneden en opgeruimd kan worden. Dat levert in totaal zo’n 35 miljard euro aan geschrapte of aangepaste regelingen op. Geld (omgerekend zo’n 2.000 euro per Nederlander) dat gebruikt kan worden om op andere terreinen de lasten te verlichten.
‘Pas het btw-stelsel aan’
De meeste winst is te behalen uit een aanpassing van het stelsel van de btw. Daar geldt nu een normaal tarief (van 21 procent) en een verlaagd tarief voor een specifieke groep goederen, zoals sommige voedingsmiddelen, cultuur, arbeidsintensieve diensten en openbaar vervoer. De oorspronkelijke bedoeling van een verlaagd btw-tarief, het ondersteunen van minder draagkrachtigen, wordt daarmee niet bereikt, werd al eerder vastgesteld. Ook leidt de btw-wetgeving tot een oerwoud aan uitzonderingsbepalingen, die moeilijk te hanteren zijn en voor verwarring (en hilariteit) zorgen.
Lees ook
De btw: het fiscale duizenddingendoekje dat al een halve eeuw misbruikt wordt
De ambtenaren stellen voor om de 16 miljard aan inkomsten uit het verlaagde btw-tarief (bijna eenvijfde van het totaal aan btw-inkomsten) daarom ‘vrij te spelen’. Dat kan via afschaffing van het verlaagde tarief (waardoor één tarief van 21 procent overblijft). De opbrengst kan gebruikt worden om gericht beleid mee te voeren: een verlaging van de inkomstenbelasting, of specifieke steun aan sectoren. Ook kan gekozen worden voor één tarief van 18 procent, waarbij de opbrengsten van het afschaffen van het verlaagde tarief gebruikt worden om het algemene tarief terug te dringen. Een derde richting kan zijn categorieën fors in te perken waarvoor nu een verlaagd tarief geldt (bijvoorbeeld tot alleen voedingsmiddelen en water) en met gericht beleid de andere sectoren te steunen. Dan resteert 3 miljard voor aanvullende lastenverlichting.
Een ander blok waar vereenvoudiging en schrappen van bestaande maatregelen tot een beter en uitvoerbaar stelsel leidt, is de eigen woning. Eigenwoningbezit wordt jaarlijks met 9 miljard euro gesubsidieerd, constateren de ambtenaren, en dat terwijl de hypotheekrenteaftrek er nauwelijks toe leidt dat meer mensen een eigen woning kopen. Integendeel, zij drijft de huizenprijzen op en laat mensen zich dieper in de schulden steken dan als de aftrek er niet was geweest. Afschaffen is dus het devies in het rapport, en neem daar ruim de tijd voor (twintig jaar, is het advies), want de effecten kunnen groot zijn. Ook zou het eigenwoningforfait, de regeling die een deel van de waarde van de woning optelt bij het inkomen, verhoogd kunnen worden. Ook geleidelijk, om al te grote negatieve inkomensschokken te voorkomen.
De opbrengst, 9 miljard euro in totaal, kan gebruikt worden om de lasten op arbeid significant te verlagen. Daarvan profiteren zowel huizenbezitters als huurders. Ook zal de vermogensongelijkheid met het afschaffen van de subsidies op de eigen woning afnemen.
‘Stop subsidiëren ondernemers’
Het derde blok waar de ambtenaren hun tanden in zetten zijn de ondernemers. Daar valt 8 miljard te halen (omgerekend 3.000 euro per bedrijf), vooral door iemand niet meer te subsidiëren omdat hij of zij ondernemer is, maar alleen te kijken naar wat de onderneming doet. Gevolg van de fiscale maatregelen die nu gelden is dat het verschil tussen een werkende en een ondernemer te groot is, wat verstorend werkt op de arbeidsmarkt.
Ook de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting en de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen mogen op de schop
De ambtenaren richten zich vooral op regelingen als de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de verlaagde winstbelasting. Zij rekenen voor dat door meer te sturen op bijvoorbeeld innovatie, duurzaamheid en het gelijk belasten van ondernemers en werkenden er ruimte ontstaat om de winstbelasting te verlagen, het hoogste belastingtarief voor werkenden te verlagen en de werkgeverspremies te verlagen.
Een laatste pakket van 10 miljard euro aan regelingen maakt vooral een einde aan fiscale regels die niet het beoogde resultaat hebben, of te ingewikkeld zijn voor burgers, bedrijven of de belastingdienst zelf. Voorbeelden zijn de reiskostenaftrek voor het OV, de eenmalige schenkingsvrijstelling aan kinderen, de landbouwvrijstelling, de bedrijfsopvolgingsregeling in de erfbelasting, de willekeurige afschrijving zeeschepen of de verlaagde accijns voor kleine brouwerijen.
De voorbeelden maken gelijk helder hoe specifiek sommige fiscale regelingen zijn. Van de meeste regelingen zegt Financiën: afschaffen. De 2,3 miljard die dat oplevert kan gerichter worden ingezet of gebruikt worden voor lastenverlichting op arbeid. Andere regelingen kunnen worden omgevormd of aangepast, waarmee ofwel het doel binnen handbereik komt ofwel geld vrijkomt om lasten op arbeid of voor ondernemers te verlagen.
Wat het rapport vooral laat zien is dat het best kan, een simpeler, effectiever en doelmatiger stelsel inrichten. De ambtenaren erkennen ook dat ze zich met deze voorstellen in een complex politiek speelveld van (deel)belangen begeven. Hun advies is dan ook: creëer eerst maatschappelijk draagvlak voor de gewenste aanpassingen voordat je ze doorvoert. Niet om iedereen tevreden te stellen, dat zal per definitie niet lukken als specifieke voordeeltjes worden afgeschaft. Wel om het bredere belang van een aanpassing of vereenvoudiging uit te leggen.