N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Column Maxim Februari
Iedereen stapt op. Vertrekt. Neemt afscheid. Eerst merk je het niet zo, maar als je erop begint te letten, zie je het overal. Van buitenaf gezien lijkt er niets aan de hand, de hardwerkende functionaris is lekker bezig, zet processen in beweging, krijgt dingen gedaan, en dan opeens, pats boem, komt aan alles een einde.
Als de Schotse premier onverwachts aankondigt te vertrekken, zegt ze dat de beslissing voortkomt uit plicht en liefde. Populariteit tanende, de Schotse onafhankelijkheidsdroom uiteengespat: de premier is op een dood spoor beland. Ze kiest eieren voor haar geld. „In mijn hoofd en in mijn hart weet ik dat de tijd gekomen is.” De aankondiging is volslagen abrupt en komt als een verrassing, schrijven de kranten.
De tank is leeg, zegt de premier van Nieuw-Zeeland kort daarvoor, als ook zij plots het bijltje erbij neer blijkt te gooien. „Ik weet wat deze job vereist en ik heb simpelweg niet genoeg in de tank om dat aan te kunnen.” De Schotse premier zegt het haar vervolgens na. Deze job, „de beste job ter wereld”, vraagt te veel energie nu de politiek steeds tumultueuzer en ruwer wordt. Echt, het is beter voor het land dat beide leiders er de brui aan geven.
Er is iets met de leercurve, zegt econoom Barbara Baarsma als ze volkomen onverwacht vertrekt bij Rabobank, waar ze leiding heeft gegeven aan het duurzame project Rabo Carbon Bank. Op de nieuwssite nu.nl lees ik berichten over een interne verklaring, in handen van het FD, waarin Baarsma laat weten dat haar leercurve na twee jaar is afgevlakt. „Het is voor mij tijd voor een nieuwe uitdaging”, schrijft ze.
Gert-Jan Segers van de ChristenUnie vertrekt uit de politiek. „Ik heb met hart en ziel in de politiek gewerkt, maar dit is niet mijn leven”, zegt hij tegen NRC. En dat macht geen gewoonte moet worden. Dat leiderschap tijdelijk is, dat je iemand moet hebben klaarstaan om het over te nemen, dat het rond voelt, af is. Dat de missie belangrijker is dan de mensen die hem uitvoeren. Dat het geen routine moet worden. Hij gaat een roman schrijven.
Werk moet geen routine worden, schrijven geen trucje, macht geen gewoonte
Het wethouderschap past minder goed bij haar dan gedacht, zegt wethouder Shula Rijxman van Amsterdam, en dat kan natuurlijk gebeuren, goed dat ze het op tijd merkt. Ook gedeputeerde Roy de Witte van Overijssel vertrekt uit de politiek. Het werk is topsport. Het gaat 24/7 door. Je moet 110 procent geven. Het is all-in of all-out. „Mijn zoon zei: ‘Papa, je bent er nooit.’”
Tja, dit is dus de aankondiging van mijn vertrek en ook ik ben natuurlijk het Nederlandse volk een verklaring schuldig. Is de tank leeg? Vlakt de leercurve af? Moest ik weg omdat de redactie mijn gescheld en getier niet meer kon verdragen? Je geeft je macht uit handen, zeggen mensen die ik tegenkom en ze draaien zich al half van me weg, nu ik niet langer hun toegangspoort ben tot de machtige kolommen van deze machtige krant. Wat bezielt me in godsnaam?
Laat ik maar beginnen met het topsportexcuus, aan de hand van de bakker bij wie mijn grootmoeder vroeger in Groningen haar brood kocht. Die bakker bleek op een zekere dag geen deeg meer te hebben voor zijn reguliere brood, zodat hij het bakte van het deeg dat hij klaar had staan voor de kadetjes. Een week later vroeg mijn grootmoeder naar het brood van de vorige week: dat was zo lekker geweest, ze wilde het dolgraag nog eens hebben. „Ja”, riep de bakker verontwaardigd uit. „Dat zal wel waer weez’n. Dat was kadetjesdeeg.”
Nu ik vertrek, krijg ik stromen post van krantenlezers die vinden dat zoiets niet kan. Al meer dan twintig jaar lezen ze mijn columns, ze stemmen hun humeur erop af, ze toetsen hun overtuigingen eraan, ze hebben hun kinderen naar me genoemd. Er heeft al die tijd een lege stoel aan hun etenstafel gestaan, voor het geval ik ooit langs zou komen. Ik kan helemaal niet stoppen, ze willen meer. „Ja, dat zal wel waar wezen”, roep ik verontwaardigd. U kunt wel van alles willen, maar zo’n krantencolumn is kadetjesdeeg, en de bakker kan niet aan de gang blijven.
Dan de gangbare nieuwe-uitdagingverklaring. Ik ben nu exact op de helft van mijn leven. Aangekomen op dit scharnierpunt besef ik net als al die andere hardwerkende functionarissen dat het werk geen routine moet worden, het schrijven geen trucje en macht geen gewoonte. De tweede helft van het leven lonkt: is dat niet wat de functionarissen met ‘nieuwe uitdaging’ bedoelen?
Het wordt lente, er begint iets nieuws, je ruikt het in de lucht, je ziet het licht in de verte al helderder worden. Ik moet eropaf. Ik ben nog niet dood, ik ben nog niet weg, ik ben een deur verderop. Enfin, tot zover het officiële perscommuniqué: iets met plicht en liefde. En dat de tijd is gekomen. Zo ongeveer luidt zo’n verklaring waarmee je afscheid neemt uit liefde en plicht.