Het is misschien een beetje een gek gezicht. Karim Amghar (36) zit in een geknotte wilg langs de Rotte in Bleiswijk. Bovenop in de kruin, op verzoek van de fotograaf. „En kun je nu gaan staan?” Het beeld is prachtig: de blauwe lucht, de felle zon, de boom en Amghar omringd door koolzaad. In het gras ligt zijn racefiets.
Amghar heeft vanmorgen goed nagedacht over zijn outfit, zoals hij altijd doet. Een lichtgrijze pantalon met bijpassend colbert. Geen stijf gedoe; onder zijn jasje een beige djellaba-shirt en aan zijn voeten witte sneakers. Nu vraagt de fotograaf of Amghar zijn colbertje uit kan doen. En die bril, die als een haarband op zijn kaalgeschoren hoofd rust, kan die af?
De bril gaat niet af. En het jasje gaat niet uit. Amghar blijft vrolijk en enthousiast. Maar wel duidelijk.
Als hij uit de boom is geklommen, zijn blote enkels schampten een paar brandnetels, gaan we verderop op een terras langs het water zitten. Eerst knoopt hij zijn racefiets vast met een ultradun kabelslot. „Er gebeurt niets, we zijn in Bleiswijk hè.” Hier is Amghar opgegroeid en gebleven. Hij wijst naar achteren, daar woont zijn moeder – zijn vader is overleden. En daar links in de verte, daar woont hij met zijn vrouw en drie jonge kinderen.
Amghar maakt zich al jaren hard voor het mbo. Geregeld schuift hij aan bij praatprogramma’s op televisie, hij adviseert schoolbesturen, ministers en beleidsmedewerkers. Hij maakt documentaires, podcast en schrijft columns. Zijn missie: iedereen moet weten dat mbo’ers het fundament van onze samenleving zijn. Verpleegkundigen, elektriciens, bouwvakkers, ze zijn onmisbaar. Maar we kijken op ze neer. En dat moet veranderen, zo staat in zijn onlangs verschenen boek, of eigenlijk is het meer een pamflet, Maar dat begrijp jij toch niet – over het onderschatte belang van het mbo.
Aanvankelijk wilde Amghar zijn boek beginnen met het beschrijven van een zwarte toekomst, maar zijn uitgever zag dat niet zitten, „het zou mensen afschrikken.” Het zou zoiets zijn als: als er niets verandert, valt onze samenleving uit elkaar. De snelweg verandert in een begroeide parkeerplaats vol lege, stilgevallen elektrische auto’s. Onze huizen ruiken naar het riool, ouderen liggen ongewassen in hun bed. Jij en ik lopen rond met klitten in ons haar en ingegroeide nagels. Jonge mensen blijven massaal bij hun ouders wonen, niet omdat ze dat willen, maar omdat er geen huizen zijn.
Is dit doemscenario niet enorm overtrokken?
„Absoluut niet. De samenleving is een Titanic die op een ijsberg afstevent. Echt waar. Er schreeuwen al mensen dat we de andere kant op moeten, maar niemand hoort het. Er staan 66.000 vacatures open in de zorg. De teller zal in 2033 op 190.000 staan. We hebben dit jaar 51.000 mensen in de bouwsector nodig. De komende jaren komen daar nog 60.000 vacatures bij. Nederland mag 100.000 huizen bouwen, maar we kunnen er maar 69.000 realiseren. We hebben een enorm tekort aan vakmensen, in vrijwel elke sector, denk ook aan het onderwijs, de kinderopvang jeugdzorg, horeca, techniek. En de uitvoering van de energietransitie, wie gaat dat doen?”
Niemand wil meer met zijn handen werken?
„Mensen willen het misschien wel, maar het wordt niet aantrekkelijk gemaakt. En dat begint al op de basisschool: een vmbo-advies, dat is een ramp. Nee, ouders doen er alles aan om dat voorkomen. Bijles, Cito-trainingen, gesprekken met de leerkracht. Het vmbo, en de vervolgopleiding mbo, heeft een lage status, wie daar leert is dom en verdient later weinig geld. Zou jij daarheen willen als je dat te horen kreeg?”
Krijgen jonge mensen dat écht te horen?
„Ja, het werd ook tegen mij gezegd. Ik scoorde altijd havo/vwo maar de leerkracht van groep 8 vond dat ik naar het vmbo moest. Dat was volgens hem beter, mijn ouders kwamen uit Marokko, waren analfabeet en mijn vader werkte in de kassen. Ik ben de één na jongste van elf kinderen. Die meester zei: gezien jouw omstandigheden moet je niet te hoog mikken, niet te ambitieus zijn. Ga maar naar vmbo-kader, het een na laagste niveau binnen het vmbo.”
Heeft hij dat letterlijk zo gezegd? Dat kun je je toch niet meer herinneren?
„Zeker wel!” Hij slaat met zijn hand op tafel. „Na al die jaren weet ik het nog precies. Hij zei: mik niet te hoog, wees niet te ambitieus, anders val je hard. En nog wat woorden er omheen. Ik dacht: shit, deze man vindt mij dom. Ik ben een loser. En weet je wat er dan gebeurt? Je gaat je ernaar gedragen.
„Ik werd opstandig, hing op straat en kwam in aanraking met criminaliteit. Ik at slecht, droeg trainingspakken, sprak met een Marokkaans accent. Van de enthousiaste Karim die overal altijd voor in was, was al gauw niets meer over. Als je denkt: Karim, dat overkomt alleen jou, dan heb ik nieuws voor je, dat is niet zo. Ik geef les op een mbo, ik zie en spreek studenten elke dag. Voor dit boek heb ik ook veel jongeren geïnterviewd. Ze hebben allemaal hetzelfde verhaal: mensen kijken op ze neer.”
„Hier”, Amghar pakt snel zijn telefoon erbij. Hij kreeg net nog een mailtje van een „dame van 25 jaar”. Hij leest voor: „Beste Karim, bedankt voor uw boek, ik heb het met tranen in mijn ogen gelezen. Ik ben inmiddels een trotse mbo’er. Het enige wat ik vroeger te horen kreeg was: wanneer ga je de havo doen? Ik word vaak buiten gesprekken gehouden, omdat mensen denken dat ik te dom ben om het te volgen. En altijd maar de vraag: ga je nog hbo doen? Dat wil ik helemaal niet, ben ik niet gewoon goed zoals ik ben?”

Foto Lars van den Brink
In het boek nog meer voorbeelden: de 18-jarige Romy zegt dat de familie van haar vriend niet wil dat ze op feestjes vertelt dat ze op het mbo zit. ‘Dan zou ik ze ten schande maken.’ Of de 19-jarige zorgstudent Roberto, hij wordt door zijn vrienden ‘dom’ genoemd. En Patricia, begin 20, kreeg urenlang bijles omdat haar ouders hoopten dat ze dan niet naar het vmbo hoefde. Toen dat geen succes bleek en ze toch naar het vmbo moest, zei haar moeder: ‘Zie je wel! Al je vriendinnen gaan mooie carrières tegemoet en jij gaat klooien! Je zoekt het maar uit!’
Waar komt dit vandaan?
„We zijn in al die jaren werken met het hoofd belangrijker gaan vinden dan werken met je handen. Sinds de jaren 60 zijn we naar een diplomamaatschappij gegroeid. Mensen zagen: meer scholing biedt meer kansen. Ook arme milieus konden zo hogerop komen. Heel fijn. Maar de keerzijde is dat we nu denigrerend doen over mensen met een ambachtelijk vak. We onderschatten het vakmanschap, we weten niet meer hoe belangrijk het is, hoe technisch en ook ingewikkeld. Het zit ’m ook in taal hè. We hebben het over hoog en laag, dus goed en fout.”
In je boek schrijf je dat je werd ‘ondergeadviseerd’ en uiteindelijk toch hbo hebt gedaan. Spreek je jezelf dan niet tegen, er is toch niets mis met het mbo?
„Ik had als kind geen flauw idee wat het vmbo of mbo betekende. Ik had heel anders gereageerd als de leerkracht tegen mij had gezegd: wees ambitieus, ga naar het vmbo, ga naar een school waar je bouwt aan het fundament van onze samenleving, waar je met je diploma altijd werk hebt, waar je iets betekent voor de maatschappij, ga geen nonsensjob doen, wees iemand. Ga naar het vmbo, want dat gun ik jou.”
Dan was je enthousiast begonnen. Maar was je ook enthousiast gebleven?
„De ene vmbo en mbo is de andere niet hè, laten we dat vooropstellen. Er zijn scholen waar docenten keihard werken, betrokken zijn en hoge positieve verwachtingen hebben van hun mbo-studenten. Waar ouders de kinderen ophypen en trots zijn. En waar de jongeren presteren. Maar ik kwam in een ongelukkige wereld terecht, met docenten met lage verwachtingen. Eentje zei: leren is niks voor mensen zoals jij, ga werken. Sommige gaven een rekenopdracht en gingen daarna achter hun laptop zitten rommelen. Toen ik later zelf op een mbo ging werken, vroeg ik: waarom doen jullie dat? Docenten zeiden: het heeft toch geen nut. Ze werken ook met een moeilijke doelgroep, met jongeren met verschillende behoeftes en verschillende levensverhalen. Dat is ook lastig.
Mensen zeggen: geef je les op het mbo? Dat zal wel klote zijn
„Daarnaast voelden de docenten weinig waardering. Mensen in hun omgeving zeiden: geef je les op het mbo? Dat zal wel klote zijn hè, met ruzie en gezeik en drugsdealende kinderen. Als je te maken hebt met lage verwachtingen, ga je je daarnaar gedragen. Dat geldt voor studenten én docenten.
„Voor mij veranderde dat toen ik naar het hbo ging. Daar waren mensen wel lovend over, daar zitten intelligente mensen, daar moest je wezen. Dus ik wilde presteren en bij deze nieuwe wereld horen. De lelijke trainingspakken maakten plaats voor nette kleding. Mijn accent verdween, ik sprak met een ‘r’, at salades en ontdekte mijn liefde voor hardlopen. Ik verloochende alles, waar ik vandaan kwam, mijn mbo-achtergrond, ik wilde er niks meer mee te maken hebben. Ik verafschuwde mijn oude leven.
En hoe is dat nu?
Amghar lacht.
„Goed, maar het laat sporen na. In alles wat ik doe, draait het om de vraag: hoe breng ik mijn boodschap zo goed mogelijk over? Dus zorg ik dat ik er altijd gelikt uitzie. Zodat mensen niet denken dat ik een geradicaliseerde moslim ben, of een vluchteling, of een schoonmaker. Ik weet goed hoe het werkt. Als ik een lezing geef, hebben mensen soms een beeld in hun hoofd van ‘de Marokkaanse Nederlander’. Van een moslim. Ik wil niet dat ze op hun hoede zijn, als ze dat al zijn.
„Gisteren was ik in Breda op een ‘groene’ mbo waar studenten leren over werken op het land, in de kas of in een stal. Ik gaf een lezing aan docenten en directeuren over kansenongelijkheid en de kracht van het mbo. Op zo’n school kennen ze weinig diversiteit. Dan denk ik: Karim, let goed op, wat straal je uit en hoe kom je over?
„Zoals net, toen de fotograaf vroeg of de bril af kon of mijn jasje uit. Nee, dat werkt voor mij niet. Als ik een bestuurskamer binnenstap waar niemand me kent, moet ik fucking hard mijn best doen om te laten zien wie ik ben.
„Sinds mijn boek is er wel iets veranderd: ik ben zichtbaarder, mensen kennen mijn naam. Maar als ik dan toch weer overcompenseer, zie ik bestuurders denken: waarom doet hij zo zijn best? Hij weet toch dat hij belangrijk genoeg is om hier te zijn?”
Je schrijft in je boek dat je nooit in een joggingbroek naar buiten gaat, zelfs niet naar de supermarkt. Je hebt inmiddels zoveel bereikt, kun je daar geen lak aan hebben?
„Ik snap dat je denkt: waar maak jij je druk over? Maar ik heb dat privilege gewoon niet. Ook nu niet. Mijn vrouw was laatst met me mee naar een lezing op de Zuidas. Ze ziet er altijd prachtig uit. Ze raapte iets op van de grond en deed dat in de prullenbak. Meteen kwam iemand naar haar toe: ‘De wc op de derde is verstopt.’ Dat overkomt jou niet. Simpel zat.
„Ik kan er emotioneel van worden. Dat ik altijd bezig ben met laten zien wie ik ben, wat ik kan, wat ik heb gedaan. Maar ik wil het ook niet opgeven. Het is een honger. Een honger om te vechten voor wat ik belangrijk vind. Vooruitgang. Voor de volgende generaties, voor mijn eigen kinderen. En als dat betekent dat ik niet altijd mezelf kan zijn, dat ik steeds weer dat nette pak aantrek, dan is dat maar zo.”

Foto Lars van den Brink
Je strijdt hard om die Titanic te redden van de ijsberg. Wat moet er volgens jou gebeuren?
„We moeten het mbo aantrekkelijker maken. Stoppen met praten over ‘hoger’ en ‘lager’. Dat doet zoveel mensen tekort. Dus spreek van wetenschappelijk onderwijs en vakonderwijs. Gebruik woorden als: technisch specialist en hightech vakmanschap. Want dat is óók kennis, óók kunde, net zo essentieel. Geef mensen die kiezen voor werk in sectoren met grote tekorten een reden om gemotiveerd te blijven. Gun ze een paar jaar zonder inkomstenbelasting, loonbelasting en sociale premies. Laat ze gratis parkeren bij hun werk en thuis. Geef ze toegang tot musea en theaters. En herwaardeer hun salarissen, mbo’ers verdienen echt beter.
„En vergeet de mensen voor de klas niet. Nu stopt 30 tot 40 procent van de mbo-docenten binnen vijf jaar. De werkdruk is hoog, de ondersteuning te mager. Begeleid ze, zorg dat ze skills hebben om te floreren. Want lesgeven op het mbo is complex. Je werkt met een superdiverse groep, je moet snappen wat er leeft in de straat- en jongerencultuur en je kunt te maken krijgen met jongeren die het geloof in zichzelf kwijt zijn. Daar moet je op voorbereid zijn.”
Hoe ga je dit bereiken?
„Ik zou het liefst onderwijsminister willen worden. Niet vanwege de status, die kan me gestolen worden. Maar ik wil het systeem veranderen. En ik zou willen dat artikel 1 van de Grondwet wordt aangepast. Zodat discriminatie op basis van opleidingsniveau verboden wordt. Er zijn datingsites, studentenhuizen, cafés en verzekeringsmaatschappijen die mbo’ers niet toelaten. Wist je dat? Dat kan toch niet?!”
