Je hoort weleens dat ijzer niet kan branden”, zegt Co, „maar hier zie je het tegendeel”. Co, gestoken in een oranje hesje, werkt bij een bedrijf in het Amsterdamse Westelijk Havengebied en is voordat hij aan zijn dag begon met een collega naar de kade gegaan om naar het brandende schip te kijken. Uit het vrachtschip van 185 meter lang en 32 meter breed komen donkere rookwolken. Kranen halen grijpers vol schroot uit het schip, dat op de kade wordt geblust. In het water varen meerdere blusboten, die richting het schip spuiten.
De brandweer is er sinds het einde van donderdagmiddag mee bezig, even na vijf uur kwam de melding. Hoe de brand is ontstaan is nog niet bekend. De brand is moeilijk te blussen omdat verschillende laadruimen waarin schroot ligt te branden niet goed bereikbaar zijn. De luiken van een van de ruimen van het schip, bouwjaar 2011, zijn verzwakt door de hitte en daardoor dichtgevallen, waardoor het brandende schroot er niet uitgehaald kan worden. De brandweer verwacht nog „lang” bezig te zijn, maar kan de duur niet specificeren.
Ik denk dat er een batterij tussen heeft gezeten
Op de Amsterdam Scrap Terminal (AST) in het Westelijk Havengebied, leveren vrachtwagens schroot aan, dat van daaruit wordt verscheept. „Speerpunt” van AST is het verschepen van verschillende soorten ijzer naar Turkije, schrijft de onderneming, die niet wil reageren, op de website. Het schip lag sinds 9 mei in de haven en was al volgeladen toen de brand ontstond.
Omstanders hebben zo hun eigen ideeën over hoe de brand is begonnen. „Ik denk dat er een batterij tussen heeft gezeten”, zegt een werknemer van een naastgelegen afvalverwerkingsbedrijf die niet met zijn naam in de krant wil. Hij laat net zijn hondje uit op het haventerrein. „En dat die batterij is ontploft.” Het is niet de bedoeling dat er batterijen in schroot – metaalafval – terechtkomen, maar er zit regelmatig afval tussen dat er niet hoort, zei de directeur van een schrootverwerkingsbedrijf vorig jaar in een interview in NRC. „Je moest eens weten hoeveel van wat bij een schrootverwerker terechtkomt géén schroot is. (…) Dat gooien mensen bij de gemeentewerf in de verkeerde bak, of het zit vast aan het oud ijzer dat ze inleveren.” Sorteermachines moeten voorkomen dat zulk afval tussen het schroot blijft liggen, maar er blijft weleens wat achter, denkt de werknemer die zijn hond uitlaat.
Roetdeeltjes
Schroot is net een baal hooi, zegt Co. „Je hebt allemaal van dat dunne draaimateriaal. Het kan gaan broeien als er vocht bij komt.” Er zijn voorbeelden bekend van „metaalbroei” in vrachtschepen, waarbij ijzer dat opwarmde uiteindelijk leidde tot een brand.
Het schip ligt nu nog waterpas in de haven, zegt Co, „maar ik kan me ook voorstellen dat het metaal door de bodem zakt, als het te heet wordt”.
Volgens de Veiligheidsregio Amsterdam bevat de rookwolk die boven de stad hangt geen verhoogde concentraties gevaarlijke stoffen. Er zijn „verschillende metingen” uitgevoerd waaruit dat blijkt. Er werden wel meerdere NL-alerts verstuurd, omdat in de gebieden waar de rook overheen is getrokken, roetdeeltjes zijn gevonden. De brandweer adviseert die „met een sopje” te verwijderen en geen groenten uit de eigen moestuin te eten waar die deeltjes op zitten. De brandweer raadt Amsterdammers die in het gebied van de rookwolken wonen aan om ramen, duren en ventilatieroosters te sluiten. Het Parool meldt dat verschillende scholen buitenactiviteiten staken.
Lees ook
Schroot gaat niet zomaar meer op de schroothoop: waarom metaalafval van cruciaal belang is voor de energietransitie
De wind giert door de passage onder het ministerie, maar verder is er op een donderdagmiddag begin mei weinig te horen. De paar honderd mensen die zich verzameld hebben bij het ministerie van Buitenlandse Zaken staan en zitten stil. Voormalige ambassadeurs dragen een spandoek met de tekst ‘against genocide’ en kijken stoïcijns voor zich uit. Ambtenaren op sneakers en met arafatsjaal om de nek turen in de verte. Een man in pak, ambtenarenpas om de nek, kijkt naar de grond. Twintig minuten lang praat er niemand.
Al anderhalf jaar demonstreren ambtenaren elke donderdag tijdens hun lunchpauze voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het begon, zegt een rijksambtenaar, toen kort na het begin van de oorlog in oktober 2023 Haagse ambtenaren „pijn” en „ongemak” voelden bij de vrijwel onvoorwaardelijke steun die het kabinet uitsprak voor Israël. Ze wil, net als andere ambtenaren met wie NRC sprak, vanwege haar werk niet met haar naam in de krant. Toen die ambtenaren doorkregen dat er op méér ministeries zo over gedacht werd, kwamen ze samen. Die eerste keer, eind december 2023, was „retespannend”. „Velen van ons hadden nooit gedacht dit ooit te doen.” Het was ook emotioneel. „Oh mijn god”, zegt ze, „er wordt een genocide gepleegd.”
Jan van Diepen is er ook. Hij is geen ambtenaar, ook niet geweest, maar is er wel bijna elke week bij, al vanaf het begin. In die tijd nam hij een keer een bordje mee met de tekst ‘Israel, stop starving Gaza’. De organisatie, zegt hij, vond dat te ver gaan. Ze wilden eerst met de minister in gesprek, misschien dat daar iets uit zou komen. „Maar dat bleek een doodlopende weg. De teneur is omgeslagen.”
En er komen, zeggen hij en de organiserende ambtenaren, steeds meer mensen op de sit-in af. „Vooral sinds het verbreken van het staakt-het-vuren is het drukker”, zegt een van hen.
Steun kabinetsbeleid neemt af
Groeit de Nederlandse steun voor de Palestijnen en neemt de afkeer van Israël inderdaad toe, ruim anderhalf jaar sinds het uitbreken van deze oorlog op 7 oktober 2023, die tienduizenden mensen het leven kostte? Dit weekend worden grote demonstraties verwacht in Amsterdam (zaterdag) en Den Haag (zondag) – voor die laatste demonstratie hebben zich al meer dan vijftienduizend mensen aangemeld.
Uit het onderzoek blijkt ook dat steeds meer Nederlanders zich afwenden van de oorlog. Jazeker: vraag ze wie verantwoordelijk is voor het geweld en veel meer mensen dan anderhalf jaar geleden noemen nu de Israëlische premier Benjamin Netanyahu – inmiddels net zo vaak als de Palestijnse terreurbeweging Hamas. En een ruime meerderheid vindt het Israëlische geweld „buitenproportioneel”. De onvrede over het kabinetsstandpunt vertaalt zich bovendien voor een krappe meerderheid in de wens dat het kabinet zich kritischer opstelt tegenover Israël. Alleen: die groep is even groot als kort na het uitbreken van de oorlog. Het aantal Nederlanders dat zich zegt zorgen te maken het conflict nam sindsdien af: van acht op de tien naar amper zes op de tien – waarom precies, is onduidelijk. Amper de helft zegt Gaza überhaupt nog te volgen.
Relevante onderwerpen
De oorlog, zegt opiniepeiler Peter Kanne, „is niet iets dat heel erg top of mind is, of veel prioriteit heeft”. Wordt deelnemers aan zijn panel een lijst met onderwerpen voorgelegd die een rol kunnen spelen in hun keuze voor een politieke partij, dan kruisen ze veertien onderwerpen váker aan dan de oorlog in Gaza. Zeven procent noemt het als een van de drie relevante onderwerpen – op grote afstand van de topdrie immigratie, waarden en normen, en wonen.
Maar de mensen die zich wél met Gaza bezighouden, zegt Kanne, „worden steeds wanhopiger”. Ze beginnen in zijn onderzoeken steeds vaker zélf over ‘genocide’. „Voor hen voelt de situatie uitzichtloos.”
Dinsdagochtend staat een jonge vrouw op de binnenplaats van de Utrechtse universiteitsbibliotheek. Ze draagt een kleurrijk T-shirt met de tekst ‘God is a dyke’ (‘God is lesbisch’) en tussen haar vingers sterft een jointje. Haar naam wil ze niet zeggen.
Het is dan de zevende dag van een ‘encampment’: studenten en andere pro-Palestijnse activisten hebben een tentenkamp gebouwd op het universiteitsterrein, omdat ze eisen dat de universiteit alle banden met Israëlische universiteiten verbreekt. Zelf studeert ze niet aan de universiteit. Maar dat ze hier vrijwel elke dag is en er ook slaapt, vannacht nog onder de sterrenhemel, komt behalve haar steun voor de Palestijnse zaak ook door iets anders: „Hier voel ik me gezien.”
Ze was nooit heel erg met Palestina bezig geweest. In het dorp waar ze vandaan komt had niemand het er ooit over. Haar zorgen lagen vooral bij Zwarte Piet en klimaatverandering.
Tot ze er na 7 oktober 2023 „superhard” indook. Het was een „stoomcursus” over „genocide op de Palestijnen”. Die begon, zegt ze, niet na 7 oktober, maar met de Nakba, de verdrijving van de Palestijnen in 1948 die uitmondde in de stichting van de staat Israël. Het was als in de film The Matrix, beaamt ze: wie de rode pil heeft geslikt, ziet ineens hoe de wereld écht in elkaar zit en kan dat niet meer níet zien.
Het voelt „vervreemdend” en „vereenzamend” hoe zij met het geweld in Gaza bezig is, hoe zij allemaal filmpjes van bombardementen en dode kinderen ziet, en hoe de rest van de Nederland, publiek en politiek, er minder mee bezig is. Waarom, vraagt ze zich af, „ziet de rest niet wat ik zie?”
De rijksambtenaar die elke week demonstreert voor het ministerie herkent dat gevoel, hoewel het misschien even duurde voordat ze het zelf ook kreeg. Kort na het begin van de oorlog was ze nog „naïef”, zegt ze. Ze dacht: als het kabinet ziet wat ik zie, dan stoppen ze Israël. „Zij kijken alleen het NOS Journaal, zij zien niet de beelden die ik op Instagram zie.” Dus begon ze die beelden door te sturen naar hoge ambtenaren en leden van het kabinet, met de verwachting dat „als ze zien dat de internationale conventies die we hebben afgesproken worden geschonden, ze tegen Israël zullen zeggen: dít is niet wat we bedoelden met het recht op zelfverdediging. We staan allemaal voor de grondwet en voor mensenrechten, dacht ik. Later heb ik geconcludeerd: dat is dus niet zo.”
‘Rode streep is uitgebleven’
Dat was ook het moment waarop ze zich realiseerde dat haar beeld van Nederland als „voorvechter van mensenrechten, hoeder van de internationale rechtsorde, niet door het kabinet wordt gedeeld”.
Er zijn zoveel rapporten uitgekomen over de situatie in Gaza, zegt ze, zoveel beelden, er was zelfs het tussenvonnis waarin het Internationaal Gerechtshof waarschuwde voor genocide. „Maar een rode streep is uitgebleven. Dat er nóg niks wordt gedaan, voelt wanhopig.” Dat het kabinet anderhalve week geleden aankondigde een onderzoek te willen naar naleving door Israël van het associatieverdrag met de Europese Unie, is volgens haar „te laat”. “En gaat ondertussen de levering van onderdelen voor gevechtsvliegtuigen door?”
Ze praat daarover veel met collega’s. Aan het begin kreeg ze wel schouderklopjes, maar vonden, zegt ze, veel ambtenaren het ook te ver gaan om tegen hun eigen politieke bazen te demonstreren. „Nu groeit de groep. Vooral de laatste tijd zie ik veel collega’s van wie ik het niet had verwacht toch zeggen: het kan echt niet meer. En meegaan naar de demonstratie.”
In Utrecht hoeven de activisten elkaar niet te overtuigen van wat er in Gaza gebeurt, zegt de activist. Ze roemt de „gemeenschap” die er op het universiteitsterrein is opgebouwd, ze koken er „fucking lekker” voor elkaar, houden de boel schoon, organiseren lezingen. „De samenleving is zo geïndividualiseerd, ik mis vaak het gevoel van gemeenschap. Hier is dat er wel. Dat gevoel van samenzijn werkt mijn wanhoop tegen.”
Afgelopen weekend leek de marathon van Leiden „wel 3 oktober’”, de grootste feestdag van de stad, zei de organisator op het podium volgens radiozender Sleutelstad FM. Hardloopwedstrijden worden elk jaar populairder. Alleen al in mei worden meer dan honderd evenementen in Nederland georganiseerd. LOOP Leeuwarden was afgelopen weekend eveneens de grootste editie ooit. De Utrechtse Marathon telt 20.000 deelnemers. De organisatie bereidt zich voor op warm weer met meer ijs, natte handdoeken en verzorgingsposten.
Hulpdiensten hadden hun handen vol aan hardlopers die onwel werden, onder andere door oververhitting. In Leiden moest een vrouw met hartritmestoornissen naar het ziekenhuis. In Leeuwarden overleed zaterdag een 29-jarige hardloper nadat hij vlak voor de finish was bezweken.
Volgens Jochem van Weelie, een van de organisatoren van LOOP Leeuwarden, was dit incident niet te voorkomen geweest. „Met 500 deelnemers had het ook kunnen gebeuren. Je weet het nooit van tevoren.”
Het lijkt alsof incidenten onder hardlopers toenemen. Is dat zo? En zo ja: waar komt dat door?
In Leiden was het 23,2 graden, in Leeuwarden 24: voor hardlopen is dat warm. Het Nederlandse klimaat warmt door klimaatverandering relatief snel op, zegt Hein Daanen, professor thermofysiologie aan de VU in Amsterdam. Dat verhoogt, in samenspel met onder meer luchtvochtigheid, het risico op oververhitting bij hardloopwedstrijden. Ook hij ziet dat afgelopen jaren meer hardlopers overlijden, maar dat ligt volgens hem niet alleen aan de aardeopwarming. „De eerste factor is dat steeds meer mensen meedoen aan wedstrijden. Dat vergroot het risico op incidenten. Ook is niet iedereen die aan een marathon begint even fit.”
Of door de populariteit van hardlopen steeds meer onfittere deelnemers meedoen aan wedstrijden, is onduidelijk. Organisatoren reageren daarover uiteenlopend tegen NRC.
Hitteberoerte
In Leeuwarden en Leiden speelde de plotsheid van de warmte ook een rol, volgens Daanen. „Het lichaam moet zich aan de hitte aanpassen. Dus hoe eerder in het seizoen de wedstrijd, hoe hoger het risico dat iets fout gaat.”
Van inspanning in de hitte krijgt iedereen het warmer. Als het goed is, pas je je tempo aan als je te warm wordt. Overmotivatie kan de lichaamstemperatuur te ver laten doorstijgen, zegt Daanen. In het ergste geval leidt dat tot een levensbedreigende hitteberoerte. Dan vallen organen uit, omdat het lichaam zichzelf niet meer kan koelen. Slachtoffers stoppen met zweten en hebben het soms koud, ondanks een heel hoge lichaamstemperatuur. In april overleed een 25-jarige hardloper na de marathon in Enschede aan een hitteberoerte.
Daanen: „Bij een vermoeden van een hitteberoerte moet agressief worden gekoeld.” Een ijsbad is het effectiefst, zegt Daanen. De Dam tot Damloop gebruikt sinds 2019 koelbaden. Ook in Utrecht staat een koelbad, maar veel kleinere evenementen hebben geen bad, dat een gespecialiseerde arts en ervaren personeel vereist.
Overigens hebben sommige mensen erfelijke aanleg voor een grotere kans op hitteberoerte, zegt Daanen. En hardlopers overlijden lang niet altijd aan een beroerte: een acuut hartprobleem is ook een veelvoorkomende doodsoorzaak. Soms speelt oververhitting mee, vaker was sprake van hart- en vaataandoeningen.
„De kans om te overlijden bij een hardloopwedstrijd is alsnog heel klein”, zegt Thijs Eijsvogels, docent inspanningsfysiologie bij het Radboudumc. „Beweging is juist supergezond, zeker in een maatschappij waar het merendeel te weinig beweegt.” Hij leidde een onderzoek dat afgelopen jaar werd gepubliceerd, waaruit blijkt dat de gezondheidsbaten van een sportwedstrijd opwegen tegen het overlijdensrisico. Deelnemers hadden een 35 procent lager risico op vroegtijdige sterfte vergeleken met personen die niet aan sportevenementen doen. Dat draait vooral om de voorbereiding, zegt Eijsvogels. „Met fitheid en gezond eten.”
Eijsvogels ziet niet dat dodelijke incidenten onder wedstrijdhardlopers sneller toenemen dan het aantal hardlopers. Hij denkt dat het verhoudingsgewijs juist afneemt. „Door bewustwording van sporters en professionalisering van de evenementen.”
„Organisaties hebben een verantwoordelijkheid, maar mensen zelf ook”, zegt Eijsvogels. Dat betekent onder andere: trainen, ventileren en ook dagen van tevoren al goed drinken, daarop hameren organisatoren en hulpdiensten.
Lees ook
Goed én gezond hardlopen? NRC helpt je op weg
En sporters van middelbare leeftijd kunnen zich door de huisarts laten testen op risicofactoren voor hart- en vaatziekten, adviseert Eijsvogels. Want veel hartkwalen blijven onopgemerkt tót het fatale moment.
Direct stoppen
Het is tijdens de wedstrijd zelf belangrijk om direct te stoppen bij symptomen van oververhitting, zegt Daanen. Tegen een plotseling hete dag is voor een amateursporter lastig op te trainen, ziet hij. „Onthoud dat je lichaam nog niet aan de hitte is gewend. Let dan dus extra goed op je lijf.”
Dat is tijdens de langverwachte wedstrijd best lastig. Onervaren sporters laten hun tempo sterker beïnvloeden door „prikkels”, zoals andere lopers of aanmoedigingen van toeschouwers langs de kant. Dat vertelde Eefje Raedts, hoofdexpert prestatiegedrag en mentale gezondheid bij NOC-NSF, nadat NRC had gemeten dat lopers met weinig ervaring zich bij de Dam tot Damloop sneller aan het begin uitputten dan hun ervaren tegenhangers.
Van Weelie, van LOOP Leeuwarden, wil met klem benadrukken dat het niet de bedoeling is dat deelnemers over hun eigen grenzen heengaan. „Als het te zwaar of te moeilijk wordt voor deelnemers, missen we onze doelstelling: meer bewegen. Als deelnemers te hoog grijpen missen we de boot.”
Als het nog een maand niet regent, laten de eerste echt onaangename effecten van droogte zich gelden in het westen van het land: onvoldoende zoetwater voor boomkwekers en bollentelers, scheuren in veendijken. Om het tekort aan zoetwater aan te vullen, treedt dan een ingenieus systeem in werking: de klimaatbestendige wateraanvoer.
Afgelopen tien jaar werden op tien plaatsen in het gebied tussen Utrecht en Gouda maatregelen genomen die de aanvoer van water naar westelijk Nederland verdubbelen, van zeven naar vijftien kubieke meter water per seconde. „Dat is grofweg van één naar twee zwembaden per minuut”, zeggen de watermanagers van de twee betrokken hoogheemraadschappen, die van Rijnland en De Stichtse Rijnlanden. Deze week werden de werken voltooid.
Je kunt de watergangen nog twee keer zo breed maken, maar op den duur keert de wal het schip. We zullen moeten meebewegen
Al meer dan dertig jaar schieten de waterschappen bij hevige droogte het westen te hulp, met water dat ze aftappen uit het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek. Via kanalen en riviertjes laten ze het naar dorstige gebieden stromen, vooral in Zuid-Holland, waar het water aan het verzilten slaat door oprukkend zeewater. Het watersysteem werd na het superdroge jaar 1976 aangelegd en ingezet in 1993, 2003, 2011, 2018 en 2022.
Dat gaat vermoedelijk dit jaar opnieuw gebeuren. Met meer water. Voor de verdubbeling van de capaciteit is onder meer de Hollandsche IJssel over ruim twintig kilometer verbreed en verdiept – tussen Nieuwegein en Oudewater – en over acht kilometer in de Lopikerwaard. Ook werden bruggen en sluizen verbouwd of vervangen.
Lees ook
Het is vroeg droog: waterbeheerders nemen nu al maatregelen
Schrik
De uitbreiding van de klimaatbestendige wateraanvoer is volgens watermanagers een sterk staaltje ingenieurswerk, het zoveelste bewijs van waterstaatkundig vernuft. Ook zou het blijk geven van een goed georganiseerde en samenwerkende waterwereld.
Tegelijkertijd, zeggen diezelfde managers, komen ook de grenzen van de technologie in zicht. Nederland moet zich voorbereiden op pijnlijke maatregelen. Deltacommissaris Co Verdaas: „Hier is een fantastisch resultaat geboekt. Maar er is een realiteit waar we óók naartoe werken. En ik wil mensen geen schrik aanjagen, maar als op dit voorjaar straks een droge zomer volgt zoals die van 2018, dan hoop ik dat we überhaupt nog water beschikbaar hebben. Dan gaan er zaken knellen op een manier die we ons nu nog nauwelijks kunnen voorstellen.”
Tien projecten voor extra zoetwater in De Stichtse Rijnlanden
Nederland beleeft dit jaar een neerslagtekort dat het record uit 1976 dreigt te breken. Verdaas: „Dat begint een realistisch perspectief te worden. En het verschil is dat we inmiddels vijf miljoen méér watergebruikers hebben.”
De inrichting van Nederland verandert door de droogte. Zoals dat in het westen over enige tijd een einde komt aan de bollenteelt. Dijkgraaf Rogier van de Sande van Hoogheemraadschap Rijnland: „We hebben met dit project opnieuw een overwinning op de natuur geboekt, maar alle scenario’s wijzen uit dat we tegen onze grenzen aan lopen. Uit studies blijkt dat over twintig tot veertig jaar in dit deel van Nederland geen bollenteelt meer mogelijk is. Er gaat onvermijdelijk iets veranderen. En als we dat niet tegen de mensen zeggen, hobbelen ze voort in de veronderstelling dat nooit iets verandert.”
Ongemakkelijk
Nederland kan komende decennia niet aan de vraag naar zoetwater voldoen. Aanpassen is dus vereist. Jeroen Haan, dijkgraaf van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en voorzitter van de Unie van Waterschappen: „De ongemakkelijke waarheid is dat we nu met techniek de problemen oplossen, maar dat dit ingewikkeld wordt in de toekomst.”
Water verdelen vergt „pijnlijke keuzes”, aldus Haan, bijvoorbeeld waar woningen kunnen worden gebouwd, waar ruimte voor water moet komen. „Soms kun je functies combineren. Maar niet alles kan slim worden opgelost. Je kunt de watergangen nog twee keer zo breed maken, maar op een gegeven moment keert de wal het schip. We zullen moeten meebewegen.”
Het record van het neerslagtekort uit 1976 begint een realistisch perspectief te worden
Ruimtelijke keuzes maken, dus. Zoals in de Bollenstreek. Haan: „We moeten de bollenboeren helpen. Met omschakelen naar andere bedrijfsvoeringen. Met hun bedrijf verplaatsen. Of door ze uit te kopen. Het is mooie bouwgrond. En we hebben nog wel wat te bouwen in Nederland.”
Ook Deltacommissaris Verdaas roept op tot aanpassing aan watertekorten, „door water slim te verdelen, de vraag terug te schroeven en voor een deel verzilting te accepteren”. Hij is „niet pessimistisch” over de kans dat Nederland zich erdoorheen slaat. „Ik heb al prachtige voorbeelden gezien van ondernemers die zich, bijvoorbeeld op Schouwen-Duiveland of in de Achterhoek, aanpassen aan verdroging.”
Boomkwekers
Voor die aanpassing is solidariteit onmisbaar. Een mooi voorbeeld is het verbreden en verdiepen van watergangen in de Lopikerwaard. Aanvankelijk voelden melkveehouders weinig voor het verkopen van een strook van hun weiland ten behoeve van bredere watergangen.
Peter Hesen van De Stichtse Rijnlanden, die het project acht van de tien jaar leidde: „We hebben toen boomkwekers uit Boskoop uitgenodigd om aan de veeboeren uit te leggen waarom het zo belangrijk was dat hun sloten werden verbreed. Want het kostte de veeboeren dan wel een stuk weiland – en minder weiland betekent minder koeien – maar zonder water zou in Boskoop alles doodgaan. Dat was een mooie ontmoeting. Ze begrepen elkaar. Als boeren. Als boerenfamilie.”
Lees ook
Het is erg droog. Deze hydroloog tipt: gebruik slootwater voor je tuin en sproei ’s avonds pas