Koerden snakken naar einde aan Turkse repressie na opheffingsbesluit van PKK: ‘De Turken hebben ons nooit als volwaardige mensen beschouwd’

De wonden van de laatste grote confrontatie tussen het Turkse leger en de strijders van de Koerdische PKK, die meer autonomie voor de Koerden eisten, zijn nog niet geheeld. Op de met onkruid overwoekerde puinhopen in de eeuwenoude binnenstad van Diyarbakir, vaak beschouwd als de hoofdstad van de ruim vijftien miljoen Turkse Koerden, heerst een onwerkelijke stilte. Slechts enkele zwerfhonden en een handjevol bouwvakkers bevolken dit stadsdeel, waar strijders van de Koerdische PKK en het Turkse leger in 2015 en 2016 maandenlang hevig vochten.

De Turken onderdrukten het verzet van de PKK uiteindelijk ten koste van honderden doden, confisqueerden een groot deel van het historische centrum en gooiden dat vervolgens grotendeels tegen de vlakte. Zo hoopten de autoriteiten te vermijden dat dit stadsdeel opnieuw tot een PKK-bolwerk zou uitgroeien. De 25.000 veelal arme inwoners moesten elders onderdak vinden.

Dat de PKK nog ooit terugkeert in Diyarbakir is intussen nog onwaarschijnlijker geworden dan het al was. Juist deze maandag kondigde de groep in een communiqué aan dat ze op een congres in Noord-Irak, waar veel van zijn strijders zitten, had besloten zichzelf op te heffen. Daarmee volgt de PKK het advies op van zijn leider, Abdullah Öcalan, die hiertoe al eind februari in een brief vanuit zijn Turkse cel had opgeroepen.

Modieuze cafés

Hoewel de PKK de laatste jaren beduidend minder actief was dan voorheen, kan de aankondiging bijdragen tot een einde aan ruim veertig jaar gewapende strijd tussen Koerden en Turken. Die heeft zo’n veertigduizend mensen het leven gekost. „De PKK heeft zijn historische missie vervuld”, zei de groep zelf.

Maar een verzoening van Turken en Koerden is nog ver weg, ook in Diyarbakir. In het verwoeste deel van de binnenstad is sinds 2016 nauwelijks iets herbouwd. Op één brede nieuwe straat na, met aan weerszijden modieuze cafés, restaurants en winkels die de Turken na hun overwinning zonder enige inspraak van de overwegend Koerdische bevolking lieten neerzetten. Hier domineren het London Cafe en flikkeren reclames voor Tommy Hilfiger en Lacoste. Fleurige schermen ontnemen voorbijgangers het zicht op de ruïnes en kale vlaktes achter de winkels.

De Koerdische architect Sevdet Acar in een deel van de nog altijd niet herbouwde binnenstad van Diyarbakir.

Foto Floris van Straaten

„Alles is er door de Turkse overheid op gericht om de mensen te doen vergeten dat hier een Koerdische gemeenschap zat en dat hier zwaar is gevochten en veel doden zijn gevallen”, zegt de 33-jarige Koerdische architect Sevdet Acar, lopend door de nieuwe straat. Die lijkt in niets op de wirwar van straatjes en steegjes die zo karakteristiek is voor de rest van Sur, zoals het centrum van Diyarbakir bekend staat.

Alles is er door de Turkse overheid op gericht om de mensen te doen vergeten dat hier een Koerdische gemeenschap zat

Sevdet Acar
Koerdische architect

„Als ik het voor het zeggen had, zou ik alles in die nieuwe straat meteen afbreken”, bromt een voormalige PKK-strijder en muzikant, trekkend aan zijn sigaret. De besnorde 63-jarige man is een van de verdreven bewoners uit de wijk en is al vaak opgepakt door Turken. Het huis waar hij met zijn zuster woonde is er niet meer. Met lotgenoten haalt hij soms herinneringen op in een naburig cultureel centrum, waar ook nog kogelgaten in de deuren zitten. Hij wil niet met zijn naam in de krant. Wel wil hij nog kwijt: „De Turken hebben ons nooit als volwaardige mensen beschouwd.”

Gedempt optimisme

De pijnlijke herinneringen aan de verwoestingen van 2015 en 2016 in Diyarbakir, maar ook in veel andere overwegend Koerdische plaatsen in het zuidoosten van Turkije, dempen het optimisme van veel Koerden, nu er de laatste maanden met vallen en opstaan een dialoog op gang is gekomen tussen de Turkse regering en Koerdische vertegenwoordigers.

Ook voor 2015 waren er immers onderhandelingen begonnen over een akkoord tussen de Turkse regering, ook toen al geleid door Recep Tayep Erdogan, en de PKK. Hoewel Erdogan de Koerden destijds wat meer vrijheid gunde, bleven beide zijden intens wantrouwend tegenover elkaar staan. Na een voor hem teleurstellend verlopen verkiezing volgde er een nieuwe golf van repressie. Ook binnen de PKK kregen de aanhangers van de harde lijn weer de overhand.

Gebouwen in aanbouw in Sur, de oude wijk van Diyarbakir, in 2021.

Zo volgde er een nieuwe gevechtsronde. Het is inmiddels een vertrouwd patroon in de relatie tussen Turken en Koerden, die al ruim honderd jaar ernstig vertroebeld is. Al sinds het uitroepen van de republiek Turkije door Atatürk, in 1923, willen de Koerden meer autonomie. De Turken weigeren dat, omdat ze vrezen dat de samenhang van hun land dan gevaar loopt. Zij deden er alles aan om van Koerden Turken te maken. Steeds weer mondden die tegenstellingen uit in nieuw geweld en repressie.

„Al dat geweld sinds 2015 heeft ons helaas ook niets opgeleverd”, constateert architect Acar met enige bitterheid in haar stem op de binnenplaats van een ommuurd café aan de rand van de voormalige frontlinie. Ze verwoordt een sentiment dat bij veel inwoners van Diyarbakir leeft. Ze zijn de oorlog moe en hopen zich eindelijk wat meer te kunnen ontplooien zonder de dreiging van nieuw wapengekletter.

De oude binnenstad van Diyarbakir in 2015.

Foto Okan Ozer/Anadolu/AFP

Ook elders in het Koerdische zuidoosten werd de bevolking na 2015 en 2016 overal geconfronteerd met meer Turkse repressie. Het toch al beperkte onderwijs in het Koerdisch verdween vrijwel geheel. Koerdische namen van parken en straten veranderden in Turkse. Subsidies voor Koerdische theaters stopten. Monumenten voor Koerdische helden verdwenen of werden beschadigd. En wie in het openbaar de PKK noemde, riskeerde als terrorist te worden opgepakt.

‘Terrorist’

„Het is in Turkije heel gemakkelijk om een terrorist te worden”, grapt Murat Bayran (35), die een Koerdische website leidt. Veel Koerdische journalisten zitten gevangen. Koerdische politici kwamen er in Diyarbakir en andere overwegend Koerdische steden tot de lokale verkiezingen van 2024 ook niet meer aan te pas. In plaats daarvan oefenden zetbazen van de regering in Ankara, zogeheten kayums, het gezag uit. Nu is er weer een Koerdische burgemeester en gemeentebestuur van de DEM-partij, die voor velen geldt als de politieke arm van de PKK. Maar de Turkse gouverneur houdt een stevige vinger in de pap.


Lees ook

Lees ook: Val van Assad versnelt onderhandelingen tussen PKK en Ankara

Soldaten van het door Turkije gesteunde Syrische Nationale Leger  met een pickup-truck met geschut bij Manbij.

Afgelopen najaar gloorde er plotseling nieuwe hoop op een akkoord. Uitgerekend Erdogans extreem-nationalistische coalitiepartner Devlet Bahceli, altijd een geharnaste tegenstander van de Koerden, sprak openlijk over strafvermindering voor Öcalan. Hij riep ook op tot opheffing van de PKK en ontwapening. Niet lang daarna mochten politieke geestverwanten van Öcalan voor het eerst in jaren bij hem op bezoek. Erdogan sprak eveneens zijn steun uit voor een nieuwe dialoog met de PKK.

Eind februari volgde Öcalans brief uit de gevangenis met zijn oproep tot beëindiging van de gewapende strijd. Voortaan dienden de Koerden zich nog slechts met vreedzame middelen in te zetten voor hun rechten, onder meer via de DEM-partij. Ook veel DEM-leden, onder wie de charismatische Selahattin Demirtas, zitten nog gevangen.

Sommigen in Diyarbakir spreken niettemin al van een vredesproces. Dit weerhield de regering er echter niet van om de laatste maanden toch weer enkele democratisch verkozen Koerdische burgemeesters uit hun functie te zetten en te vervangen door een kayum.

Ik denk dat het overleg ditmaal serieuzer is dan de vorige keer

Vahap Coskun
hoogleraar constitutioneel recht

„Ik denk dat het overleg ditmaal serieuzer is dan de vorige keer”, zegt Vahap Coskun, hoogleraar constitutioneel recht aan de Dicle-universiteit van Diyarbakir. Het belangrijkste is volgens hem dat de PKK zich inderdaad ontwapent. „Iedereen ziet dat als de eerste stap”, zegt hij in zijn studeerkamer, die vol boeken staat die door de Turken niet in boekwinkels worden toegestaan. Daarna kunnen volgens de hoogleraar dan zaken besproken worden als meer ruimte voor de Koerdische taal in media, onderwijs en het openbare leven.

DEM-politicus Celal Alphan in Diyarbakir.

Foto Floris van Straaten

Een sleutelrol bij het ontkiemende vredesproces speelt volgens vrijwel iedereen nog altijd de 76-jarige Öcalan. Hij mag al 26 jaar gevangen zitten, veelal zonder contact met de buitenwereld, toch blijft zijn gezag groot. „Voor ons is niet de opstelling van de regering doorslaggevend maar die van Öcalan”, bevestigt Celal Alphan, co-president van de DEM-partij op het lokale hoofdkwartier in een verre buitenwijk van Diyarbakir. „We hebben alle vertrouwen in zijn woorden en daden.”

Lege handen

Dat neemt niet weg dat veel Koerden teleurgesteld zijn dat de Turkse regering de afgelopen weken nog geen enkele concrete concessie heeft gedaan. Öcalan en andere politieke gevangenen zitten nog gevangen en Koerdisch onderwijs blijft grotendeels verboden. Sommigen vrezen daarom dat de Koerden na de opheffing van de PKK met lege handen zullen staan.

Coskun is daar niet bang voor. Volgens hem kunnen de DEM-partij en andere partijen nu langs democratische weg rechten opeisen voor de Koerden. Hij wijst er bovendien op dat DEM en zijn voorgangers electoraal ook het succesvolst waren in tijden dat er niet werd gevochten.

Coskun en anderen vermoeden dat president Erdogan zijn toenadering tot de Koerden ook wil gebruiken om een grondwetswijziging tot stand te brengen, zodat hij langer aan de macht kan blijven. Volgens de huidige regels mag hij na 2027 geen nieuwe termijn meer dienen. In ruil voor hun steun zouden de Koerden dan nieuwe wettelijke garanties voor het gebruik van hun taal en andere rechten kunnen krijgen. Dit scenario is tegen het zere been van de CHP, de grootste oppositiepartij, die had gehoopt dat Erdogan na 2027 eindelijk zou zijn uitgespeeld.

Dat Turks-Koerdische verzoening mogelijk is, bewijst een groepje bevriende rechtenstudenten, dat tijdens de lunchpauze onder een afdakje tegen de brandende zon op de campus van de Dicle-universiteit zit te kletsen. Drie van hen zijn Koerden, maar er zitten ook een paar Turkse studentes tussen. De 22-jarige Mohammed Botan, een Koerd uit de plaats Bitlis, verklaart desgevraagd – in het Turks, de voertaal op de campus – dat hij nijdig is op zijn ouders dat ze hem niet beter Koerdisch hebben geleerd. De Turkse Padma daarentegen zegt geen woord Koerdisch te spreken. „Dat doet er voor ons helemaal niet toe”, zegt een derde, onder bijval van de anderen. „Voor ons telt alleen onze vriendschap, onze verschillen negeren we gewoon.”


Lees ook

Lees ook: De PKK laveerde tussen geweld en diplomatie

Abdullah Öcalan, oprichter van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) inspecteert gewapende guerrillastrijders, september 1991.