Wie geneest ons van de zucht naar grote auto’s?

We mogen een klein land zijn, dichtbevolkt, met popperige dorpen en steden, en een economie die uit zijn voegen barst – onze auto’s worden desondanks de laatste jaren snel groter. Een gemiddelde auto is 94 kilo zwaarder dan tien jaar geleden, een gewichtstoename van 8 procent.

Kijk je alleen naar de nieuwste auto’s dan is de gewichtstoename helemaal bizar. Auto’s met bouwjaar 2024 zijn gemiddeld 330 kilo zwaarder dan auto’s met bouwjaar 2016, een toename van 27 procent. Ze zijn ook nog eens 6 centimeter breder en 21 centimeter langer dan in 2016, becijfert het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Er is een naam voor deze ziekte: autobesitas. Auto’s die ongezond veel ruimte innemen en niet meer passen in de parkeervakken in historische binnensteden. Een van de oorzaken: er zijn meer elektrische auto’s en die zijn zwaarder dan fossiele auto’s, door de zware batterijen die erin zitten.

Maar die logica is bedrieglijk, want ook elektrische auto’s zelf worden steeds zwaarder. Net als fossiele auto’s die nog steeds de Nederlandse wegen domineren: ruim 90 procent van onze auto’s rijden op benzine en diesel. Naast het elektrificeren van het wagenpark is er dus iets anders aan de hand: we kopen steeds dikkere auto’s. Meer dan de helft van de nieuwe auto’s is een SUV, een auto die hoog op de wielen staat.

We zitten volgens deskundigen in een wagenwedloop. Een grote auto is comfortabel, hoog op de wielen overzie je de weg goed, veel mensen voelen zich er veiliger in. Autofabrikanten verdienen er meer geld aan. En als op de weg meer grote auto’s rijden, willen meer mensen er één.

Waar stopt dit? Hoeveel groter gaan auto’s nog worden? De nadelen van deze voorliefde zijn evident. Ze zijn voor andere weggebruikers gevaarlijker (een aanrijding met een zware auto veroorzaakt meer letsel, de dode hoek is groter). Ze nemen meer ruimte in. Ze hebben meer materiaal nodig en zijn dus belastender voor de aarde.

En ze verbruiken meer energie en stoten daardoor meer broeikasgas uit dan kleinere modellen. Onze zucht naar meer auto doet daarmee een deel van de klimaatwinst van elektrisch rijden teniet, maar ook van de toegenomen energiezuinigheid van fossiele auto’s. Doodzonde. We zouden zoveel groener kunnen zijn.

Klimaatwinst aan gort

„Die autobesitas zit mij enorm dwars,” zegt Auke Hoekstra, consultant en onderzoeker naar elektrisch rijden, verbonden aan de TU Eindhoven. „Elektrische auto’s hebben een veel kleinere impact op de aarde dan fossiele auto’s, óók als je het extra materiaal meerekent dat in elektrische auto’s gaat. Maar die grotere elektrische auto’s helpen die voordelen deels weer aan gort.”

Het is een fenomeen dat we vaker zien. Als lampen minder energie verbruiken, doen we meer licht aan. Als koelkasten efficiënter worden, stoppen we er een ijsblokjesmachine in, of we kopen er een vriezer bij. Als televisies minder stroom nodig hebben, maken we ze groter. De Britse econoom William Jevons beschreef dit al in 1865. Technologische vindingen die ervoor zorgden dat er minder steenkool nodig was om staal te maken, verminderden het gebruik van steenkool niet. Integendeel. Doordat er minder steenkool nodig was, werd de productie van staal goedkoper, net als de producten die eruit voort kwamen. Die lagere prijs deed de vraag naar die producten stijgen. En dus steeg het gebruik van steenkool weer. De Jevons-paradox.

Autobesitas is een klassiek collectieve-actieprobleem: we zouden allemaal beter af zijn als we stoppen met steeds grotere auto’s kopen. De overheid kan deze wagenwedloop makkelijk een halt toeroepen, denk ik. Bijvoorbeeld door een norm te stellen: auto’s mogen niet groter worden dan de modellen met bouwjaar 2024. Wie heeft daar last van?

Overheden denken er al over na: Frankrijk en Noorwegen heffen boven een bepaald gewicht belasting per kilo. Parijs maakte parkeren voor grote auto’s duurder. Het kabinet wil de wegenbelasting mogelijk baseren op oppervlakte, meldde De Telegraaf onlangs. Nu is de wegenbelasting gebaseerd op gewicht. Dat benadeelt elektrische auto’s met zware accu’s. Een oppervlaktebelasting zou alle grote auto’s wat meer ontmoedigen.

Burger betaalt voor het getreuzel

Wil ons wagenpark stiller, schoner en klimaatvriendelijker worden, dan vereist dat een krachtige overheid. Maar de regerende politieke partijen (PVV, VVD, NSC, BBB) zenden nogal dubbelhartige signalen uit. Officieel wil het kabinet nog steeds dat alle nieuw verkochte auto’s in 2030 geen broeikasgas meer uitstoten bij gebruik, maar de belastingvoordelen voor elektrisch rijden zijn sinds dit jaar veel kleiner. Dat maakt kleinere elektrische auto’s vaker duurder dan fossiel, denkt de Vereniging Elektrische Rijders.

De vertraging die nu in meer landen plaatsvindt, is vooral jammer voor de portemonnee van burgers, zegt Hoekstra. De omslag naar elektrisch rijden komt er ook zonder hulp van de overheid, zegt hij. „In 2030 zijn alle nieuw verkochte auto’s elektrisch, schat ik. Elektrische auto’s worden zo snel goedkoper, die winnen vanzelf. Nu al is in China een nieuwe elektrische auto met een batterijbereik van 350 kilometer goedkoper dan de brandstofvariant. Ze rijden prettiger, trekken sneller op, zijn stiller en veroorzaken minder luchtvervuiling.”

Door nu te treuzelen maken overheden de jaren daarnaartoe onnodig duur. „Net als bij zonnepanelen geldt voor autobatterijen dat die exponentieel goedkoper worden als je er meer produceert. Hoe sneller de productie toeneemt, hoe harder de kosten dalen. Dus overheden die aarzelen, vertragen die opschaling en rekken de periode dat mensen in een dure auto moeten rijden.”

En de klimaatwinst is ook nog eens kleiner. Tel uit je verlies.