Een wiskundig bewijs voor Gods bestaan heeft Leo XIV nooit geaccepteerd

In de theologie gaat het om geloven, in de wiskunde – de eerste lettergreep zegt het al – om zeker weten. De grote Britse wiskundige Godfrey Hardy was om deze reden overtuigd atheïst. Hij geloofde in niets dat niet bewijsbaar is. Bekende wiskundigen die geloof en wetenschap juist niet als iets tegenstrijdigs zagen, zijn bijvoorbeeld de Italiaanse jezuïet Cavalieri en de Nederlandse gereformeerde getaltheoreticus Jurjen Koksma.

Een onbekende wiskundige, maar sinds afgelopen donderdag bekend als Paus Leo XIV, is de Amerikaan Robert Prevost. In 1977 haalde hij een bachelor in de wiskunde, aan de (uiteraard katholieke) universiteit van Villanova in Pennsylvania.

Er zijn in de geschiedenis wetenschappers geweest die pogingen hebben gedaan om het bestaan van God te bewijzen. Niet zo zeer formeel wiskundig, maar eerder binnen een filosofisch kader. Rond 1980 vond een interessante discussie plaats tussen de filosofen Richard Swinburne en John Mackie. De inmiddels negentigjarige Swinburne gelooft in het bestaan van God. Mackie, overleden in 1981, geloofde niet in God. Tot zover de verschillen. Ze vonden elkaar in de manier om hun standpunt te onderbouwen, namelijk met behulp van de stelling van Bayes.

Thomas Bayes was een Britse dominee, maar ook autodidact op het gebied van de wiskunde. De stelling van Bayes beschrijft de kans op een hypothese op basis van ‘apriorikansen’. Het is de kern van wat tegenwoordig bayesiaanse statistiek heet. Met de formule van Bayes an sich is niets mis. Waar tegenstanders van de bayesiaanse statistiek moeite mee hebben, is dat de apriorikansen niet altijd makkelijk vast te stellen zijn. Er is ruimte voor subjectiviteit, iets wat haaks staat op de exactheid die juist zo kenmerkend is voor wiskunde.

Complexiteit en moraal

Swinburne gebruikte de bayesiaanse statistiek om tot de volgende claim te komen: hoe meer rekening we houden met de orde, complexiteit en moraal in de wereld, des te groter is de kans op het bestaan van God. Mackie kwam met dezelfde formule maar andere getallen tot de tegenovergestelde conclusie.

Een paar jaar daarvoor had Robert Prevost als wiskundestudent de formule van Bayes uiteraard leren kennen. Toen hem de berekeningen van Swinburne en Mackie onder ogen kwamen, voelde hij zich geroepen te reageren. Want, ook al was Bayes een dominee, de bayesiaanse aanpak vond Prevost totaal ongeschikt in een religieuze context.

In het artikel ‘Swinburne, Mackie and Bayes’ Theorem’, in 1985 verschenen in het International Journal for Philosophy of Religion, schreef Prevost dat Swinburne ‘morele aannames’ inbrengt die niet a priori toetsbaar zijn. Ook Mackie maakte in zijn ogen onacceptabele aannames. „De formele calculus verhult de grote onenigheid over de toekenning van kansen aan bepaalde situaties”, schreef Prevost.

Het is geen verrassing dat Prevost als devoot katholiek het theïsme in zijn artikel sympathiseerde. Maar over Godsbewijzen of -weerleggingen was hij kritisch. Het is te hopen dat hij daar nu, veertig jaar later in een wereld waarin een brandende behoefte is aan betrouwbare informatie, nog net zo over denkt.