
De Europese Commissie worstelt met het vinden van draagvlak om de beoogde klimaatdoelen voor 2040 door te voeren. Waar de Commissie begin vorig jaar de doelstelling voorstelde om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2040 met 90 procent netto te verminderen ten opzichte van 1990, is dat streven nog altijd niet hard gemaakt. Dit moet de opmaat zijn naar het Europese doel om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn.
Bij een buitengewone vergadering van de milieucommissie van het Europees Parlement op maandag was de groeiende politieke onrust hierover voelbaar. De Oostenrijkse Europarlementariër Lena Schilling, van Die Grüne Alternative, richtte zich tot Eurocommissaris Wopke Hoekstra: „U vroeg vorig jaar om onze steun [om te worden gekozen als Eurocommissaris] en stemde in met de 90-procent-doelstelling. Het is nu mei 2025, maar er ligt nog steeds geen concreet voorstel. Er gaan zelfs geruchten dat we tot de zomer moeten wachten en er aan onze afspraken wordt getornd.”
In april lekte uit dat de Commissie overweegt internationale koolstofkredieten mee te laten tellen voor het behalen van de klimaatdoelstelling voor 2040. Binnenlandse industrieën die niet aan de gestelde norm van 90 procent weten te voldoen, mogen dit dan compenseren met de ‘carbon credits’. Critici zijn bang dat zo’n compensatieregeling de inspanningen om C02 te reduceren binnen Europa verzwakt. Schilling, fel: „Hiermee wordt de doos van Pandora geopend”.
Ook D66-Europarlementariër Gerben-Jan Gerbrandy is „gealarmeerd”. „De Europese Commissie moet meteen ingrijpen. Iedere ton CO2 die nu de lucht in gaat, blijft jaren hangen en richt keiharde schade aan. Dat haal je niet eventjes in, vlak voor de deadline. Rampen zoals in Valencia worden steeds regelmatiger.”
‘Ondermijning van missie’
Gerbrandy stuurde afgelopen vrijdag een brandbrief naar Hoekstra, die als Eurocommissaris verantwoordelijk is voor klimaat, net zero en schone groei, waarin hij Hoekstra verwijt „niet streng op te treden, ondanks de flagrante en massale ondermijning van zijn missie”. Gerbrandy wijst op de „collectieve tekortkoming van veel lidstaten, zich afspelend tegen een achtergrond van de steeds zichtbaarder wordende gevolgen van klimaatverandering voor Europa”.
Gerbrandy noemt de afgezwakte klimaat- en energieplannen van de Nederlandse regering – waarbij de 2030-doelen hoogstwaarschijnlijk niet worden gehaald – naast tekortschietende plannen van elf andere EU-landen (onder meer Frankrijk, Duitsland, Italië, Zweden, Oostenrijk, Denemarken, Finland en Ierland) en drie landen (België, Polen en Estland) die zelfs nog helemaal geen klimaatplannen hebben ingediend.
„Economische voorspellingen zijn dat klimaatschade in Nederland tegen 2050 zou kunnen oplopen tot tussen 7 en 17 procent van het bbp – een potentiële economische ontwrichting die de fundamenten van onze welvaart bedreigt. Dit is het land wiens regering dus te weinig doet”, aldus Gerbrandy, die aanspoort tot stevige handhaving vanuit Brussel.
De kritiek op de vertraging en de nalatigheid van de Commissie komt veelal vanuit de linkse hoek en het centrum, dat zich sterk baseert op wetenschappelijke klimaatvoorspellingen. Onder Commissie-Von der Leyen I hadden die politici de groene wind mee, nu is de politieke focus verschoven van duurzaamheid naar competitiviteit. Rechtse politici vinden dat het concurrerend vermogen van Europa voorop dient te staan, ook als dat op de korte termijn raakt aan klimaatdoelen.
„De drempels en termijnen voor de energie-intensieve industriesectoren zijn veelal onrealistisch”, aldus de Tsjechische Europarlementariër Jana Nagyová, lid van de Europese Patriotten. „Er zijn ernstige zorgen over buitensporige regeldruk en onduidelijke criteria voor subsidiëring van projecten, waardoor investeringen dreigen te worden afgeremd en de doelstellingen van de Clean Industrial Deal worden ondermijnd.”
Frankrijk is dwarsligger
Vasthouden aan de eerder geschetste klimaatdoelen ligt politiek vooral „lastig” in de Europese Raad, schetst een goedgeïnformeerde bron bij de Commissie die daar alleen op achtergrondbasis vrij over kan praten. Zo is Frankrijk volgens de bron een „forse dwarsligger” geworden. Hierin spelen zowel zorgen om het verlies van economische stabiliteit (denkend vanuit het concurrerend vermogen) als rechts politiek sentiment mee, waarbij klimaat niet hoog wordt geagendeerd.
Maar er speelt nog iets: de Fransen pleiten voor de erkenning van kernenergie als belangrijke component in het CO2-neutraal maken van de economie, terwijl de huidige EU-richtlijnen zich vooral richten op wind- en zonne-energie in het spectrum van hernieuwbare energie.
Ook Polen, dat zich opmaakt voor de presidentsverkiezingen van 18 mei, wil niet dat de EU-klimaatdoelen „een stok worden om mee te slaan” voor de rechts-conservatieve oppositiepartij PiS, aldus de bron.
Zoals Hoekstra zelf tijdens de buitengewone milieuvergadering zei over het uitstel van het klimaatwetsvoorstel: „We moeten het spreekwoordelijke vliegtuig laten landen, maar aan de politieke landingszone wordt nog gewerkt.” Hij stelt daarbij dat „flexibilisering” van de klimaatdoelen niet ondenkbaar is.
