Het kabinet wordt opnieuw geconfronteerd met een grote financiële tegenvaller in de energietransitie. Een plan voor een groot, publiek warmtenet in Zuid-Holland valt bijna twee keer duurder uit dan eerder werd geraamd.
WarmtelinQ, zoals het project heet, gaat volgens de laatste berekeningen geen 600 miljoen euro kosten maar minstens 1,1 miljard euro. Dat bevestigen drie bronnen die op de hoogte zijn van de kostenstijging. Mogelijk loopt het project ook (extra) vertraging op. Alle bronnen willen anoniem blijven vanwege de gevoeligheid van het onderwerp.
Via het warmtenet moeten rond 2027 de eerste van in totaal 120.000 huizen in onder andere Den Haag, Schiedam, Leiden en Delft worden verwarmd met ‘restwarmte’ van industriebedrijven uit de Rotterdamse haven. Warm water moet vanuit de haven met pijpleidingen naar de woonwijken worden vervoerd. Ook tuinders in de regio moeten zo hun warmte verkrijgen.
Het is verreweg het grootste warmteproject in Nederland. Het kabinet ziet het als belangrijke manier om huishoudens en bedrijven in de provincie ‘van het gas af’ te krijgen. Staatsbedrijf Gasunie bouwt het net, en is daar in 2022 mee begonnen.
Publiek geheim
Wie de extra kosten gaat betalen, is onduidelijk. Het ministerie van Klimaat en Groene Groei en een woordvoerder van Gasunie die over het project gaat, zeggen niet in te kunnen gaan op de bedragen. De projectwoordvoerder zegt wel: „Het is inmiddels publiek geheim dat we bij WarmtelinQ te maken hebben met kostenoverschrijdingen en vertragingen. We hebben daar flink mee te kampen. Met de tegenslag lopen we overigens niet uit de pas met andere ontwikkelingen in bouw, infrastructuur en kabels en leidingen in Nederland. We zijn niet de enige die het tegenzit.”
Gasunie wordt in principe uit de wind gehouden bij dit soort tegenvallers, op basis van afspraken die het in het verleden heeft gemaakt met het kabinet. Een Haagse bron zegt dat het kabinet daarom nu onderzoekt of het de extra kosten helemaal zelf kan dragen, of dat klanten ook een deel van de rekening gepresenteerd krijgen, via hogere tarieven.
Dat zijn in eerste instantie energieleveranciers Eneco en Vattenfall, die vervoerscapaciteit hebben gereserveerd bij Gasunie. Zij zouden eventuele hogere tarieven op termijn weer (deels) kunnen doorberekenen aan hun klanten. Dat ligt gevoelig, omdat het kabinet wil dat deze vorm van warmte niet duurder wordt dan met gas opgewekte warmte.
Meer tegenvallers
Het warmteproject is opnieuw een groot energietransitieproject waarbij de overheid met fors oplopende kosten wordt geconfronteerd. Recentelijk was er ook een fikse tegenvaller bij het in aanbouw zijnde landelijke waterstoftransportnetwerk, waar de overheid eveneens de regie voert. Dat netwerk gaat geen 1,5 miljard euro kosten maar zeker 3,8 miljard euro, schreef minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) eind februari aan de Tweede Kamer.
In diezelfde brief schreef Hermans al dat er een tegenvaller aan zat te komen bij WarmtelinQ, mede als gevolg van inflatie. Maar ze zei toen niet hoe groot die precies was. Een bron stelt dat het een dusdanig grote kostenstijging is, dat die niet alleen het gevolg kan zijn van inflatie. „Onderschatting van de complexiteit van het project en verkeerde keuzes bij de uitvoering en de aanbesteding” zouden ook een rol spelen.
Het kabinet heeft de afgelopen jaren veelvuldig een hoofdrol gepakt bij grote energieprojecten, mede omdat bedrijven zelf de ermee gemoeide grote investeringen te riskant vinden. Zo gaat het kabinet zelf de kosten van de bouw van nieuwe kerncentrales voor zijn rekening nemen.
Maar de risico’s van zo’n sturende rol worden ook steeds zichtbaarder. Een Haagse bron zegt: „Het afgelopen jaar zijn er wel erg veel tegenvallers geweest. Dat kost miljarden. De emmer is nog niet helemaal vol, maar er kan een punt komen dat dit wel zo is en politici besluiten dat ook de overheid niet altijd kan bijspringen.”
Lees ook
Buurten zelf aan de slag met groene energie
Gekibbel
De overheid trok zes jaar geleden de controle over WarmtelinQ juist naar zich toe, vanwege onder andere zorgen of de tarieven wel betaalbaar zouden blijven als commerciële partijen de netten zouden exploiteren. Het warmtenet was aanvankelijk een initiatief van Eneco, dat daarbij samenwerkte met lokale overheden.
Omdat de bouw dreigde vast te lopen vanwege onderling gekibbel over onder meer de tarieven, besloot toenmalig minister Eric Wiebes (Economische Zaken, VVD) dat Gasunie het project zou overnemen. De Rekenkamer toonde zich daar destijds kritisch over, mede omdat onvoldoende duidelijk was welke bijdrage zo werd geleverd aan „publieke belangen, zoals […] betaalbaarheid”.
Het kabinet wil tegelijkertijd dat de overheid bij meer warmteprojecten een hoofdrol gaat spelen. Het werkt aan een wet (Wet collectieve warmte) die moet regelen dat alle nieuwe warmtebedrijven (ook op distributieniveau, het fijnmazigere stuk in woonwijken zelf) altijd in meerderheid in handen komen van gemeenten. Dit mede omdat het kabinet wil dat zulke ‘vitale’ infrastructuur in publieke handen komt. Komende week praat een Tweede Kamercommissie over de wet.
Energiebedrijven ageren daar echter tegen, omdat zij dan geen controle zouden hebben over de risico’s, zoals de kostenstijgingen die nu het WarmtelinQ-project raken. Een bron zegt dat die tegenvaller ook aantoont dat de overheid het helemaal niet goedkoper kan, zoals vaak wordt gesteld door voorstanders van publiek eigenaarschap.
WarmtelinQ liep eerder al vertraging op. De bedoeling was aanvankelijk dat het project in 2023 de eerste warmte ging leveren, later werd dat 2025. Het is ook een omstreden project. Tegenstanders zeggen dat door restwarmte van vervuilende industrie af te nemen, die industrie geen prikkel krijgt om te verduurzamen. Vaak gaat het om bedrijven die veel fossiele brandstoffen gebruiken.
