De Europese Commissie werkt aan een nieuw pakket met invoerheffingen op Amerikaanse goederen van in totaal 100 miljard euro. Op de lijst, die de EU mogelijk donderdag openbaar maakt, staan onder andere toestellen van de Amerikaanse vliegtuigbouwer Boeing.
Dat schrijft de Financial Times woensdag. Brusselse bronnen bevestigen aan NRC dat het om een pakket ter waarde van 100 miljard gaat.
In eerste instantie dienen de nieuw aangekondigde heffingen vooral als drukmiddel in de gesprekken die de EU met de regering-Trump voert over de handelsoorlog. Trump kondigde begin april een invoerheffing van 20 procent aan op goederen uit de EU, waarna Brussel eigen heffingen aankondigde op sommige Amerikaanse producten, waaronder motorfietsen, kleding en pluimvee.
De wederzijdse invoerheffingen werden een week later voor negentig dagen gepauzeerd, om onderhandelingen over een nieuwe handelsdeal mogelijk te maken. De Europese hoofdonderhandelaar zei vorige week tegen de FT dat er “vooruitgang” is geboekt in de onderhandelingen met de regering-Trump.
Liveblog Economieblog
Uitbreiding van ASML is een stap dichterbij; Temu en Shein verkopen in VS fors minder
De Amerikaanse minister van Financiën Scott Bessent, en de Chinese vicepremier He Lifeng hebben zondag verklaard dat er „substantiële vooruitgang” is geboekt in de handelsbesprekingen tussen de Verenigde Staten en China. Bessent deed deze uitspraak tijdens een persconferentie tijdens een persconferentie, Lifeng bevestigde dit later tegenover persbureau Reuters.
De gesprekken die zaterdag en zondag in Genève plaatsvonden, vormden de eerste serieuze poging tot dialoog tussen China en de Verenigde Staten sinds president Donald Trump begin april een handelsoorlog ontketende. Doel van het overleg was om tot een (gedeeltelijke) oplossing te komen voor de invoerheffingen die beide landen elkaar sindsdien hebben opgelegd.
Bessent liet nog geen details los over mogelijke maatregelen die zijn genomen, maar beloofde maandag met meer informatie te komen. Lefeng zei „een belangrijke overeenkomst te hebben bereikt.” Trump sprak eerder op Truth Social al van een „volledige reset” in de handelsrelatie tussen de twee landen.
Lees ook
Gesprekken over heffingen tussen VS en China zijn ‘slechts een eerste verkenning’
Liveblog Economieblog
Opnieuw onrust bij vakbond FNV, ledenparlement stuurt interim-bestuur weg
Het is misschien wel het grootste taboe op de werkvloer: salaris. Uit schaamte of uit angst voor conflict of jaloezie vinden veel mensen het ongemakkelijk hun collega’s te vertellen hoeveel ze verdienen. Maar openheid over salarissen kan ook voordelen hebben, bijvoorbeeld om loonkloven te dichten. Is het verstandig je collega’s te vertellen hoeveel je verdient?
Nee
Doe het vooral niet, is het advies van Lidewey van der Sluis. Volgens de hoogleraar strategisch talent management en organisatorisch leiderschap aan Nyenrode Business Universiteit is salaris een heel gevoelig onderwerp: het gaat over wat de mens waard is in de ogen van een ander. „Dat is een hele grote vraag.”
Die gevoeligheid maakt veel mensen terughoudend om over hun salaris te spreken, zegt Van der Sluis, en dat vindt ze verstandig. „Alleen inzoomen op het salaris is een beperkte blik op wat iemand in de ogen van een werkgever waard is, daar zit veel meer omheen.” Een salaris zegt namelijk niets over de andere afspraken die over arbeidsvoorwaarden zijn gemaakt, zoals een opleiding, een assistent, een collega die werk uit handen neemt, een toezegging voor een sabbatical of een nieuw project om aan te sturen. „Een salaris is dus niet het complete plaatje en dan ga je appels met peren vergelijken”, zegt Van der Sluis.
Er moet daarbij wel onderscheid gemaakt worden tussen werkgevers die de persoon belonen, afhankelijk van de toegevoegde waarde van een werknemer, en bedrijven die vasthouden aan de klassieke wijze van belonen door te kijken welke functie iemand vervult en aan die functie een salarisschaal te hangen, zegt Van der Sluis. Het belonen van ‘de persoon’ gebeurt vooral bij private bedrijven en wordt steeds populairder, zegt Rolf Baarda. Hij is expert op het gebied van ‘modern belonen’. De overheid is een voorbeeld van een werkgever die nog vasthoudt aan het belonen per functie, al komt ook binnen de overheid steeds meer aandacht voor maatwerk.
De beloning voor de persoon is niet te vergelijken, maar bij een beloning per functie zou dat wel kunnen, zegt Baarda. Toch is hij geen voorstander van openheid over het salaris, omdat die informatie volgens hem de verkeerde discussie voedt. „Als je het salaris meedeelt aan mensen, krijg je discussies die uitsluitend over het bedrag gaan: ‘Waarom verdien ik zoveel en mijn collega zoveel en waarom is dat minder?’ Terwijl het veel interessanter is om te praten over welke bijdrage je levert, welke kwaliteit dat heeft, wanneer je je senang voelt in je werk en wanneer iets te moeilijk wordt.”
„De discussie zou moeten gaan over of je vindt dat je eerlijk wordt beloond”, zegt Van der Sluis. „Het is makkelijk om salarissen te vergelijken en te wijzen naar de ander, maar het is beter om te kijken naar jezelf: doe je genoeg om de waarde te creëren waar je voor wordt betaald?”
Op basis van die analyse kun je ook een interessantere onderhandeling voeren, zegt Van der Sluis. Onderbouw hoeveel je hebt geleverd en dat je om die reden meer beloond wil worden – in welke vorm dan ook. „Dat heeft niets met leeftijd te maken, dat is een kulargument. De een levert gewoon beter of meer werk dan de ander, dat mag je ook belonen.”
Alleen in specifieke situaties
Is er dan geen enkele situatie waarin je er wel baat bij hebt om open te zijn over je salaris of je collega’s te vragen hoeveel ze verdienen? Natuurlijk zijn er nuances, zegt Van der Sluis. „In Nederland hebben we recht op gelijke beloning. Als je daaraan twijfelt – bijvoorbeeld omdat je denkt dat een collega in dezelfde functie meer verdient, of omdat een mannelijke collega meer betaald krijgt dan een vrouwelijke – mag je daar zeker naar vragen.” In dat geval kan openheid over salaris wel degelijk nut hebben, zegt Van der Sluis. „Ik heb ook een paar keer zelf gezien dat mannelijke en vrouwelijke collega’s met hetzelfde functioneren niet hetzelfde verdienen. Dat moet je aankaarten.”
Het is daarbij cruciaal om eerst in de spiegel te kijken of je salaris wel te vergelijken is, aldus Van der Sluis. „Functioneer je even goed als de collega waarmee je jezelf vergelijkt? Was je er even vaak, toonde je dezelfde inzet?” Ook Baarda vindt het zinvol het salaris te bespreken om eventuele loonkloven aan te kaarten, al wijst hij erop dat het daarvoor niet per se nodig is elkaar te vertellen wat je verdient. „Een P&O-afdeling kan de data onderzoeken en vaststellen hoeveel de loonkloof is en waardoor die wordt veroorzaakt.”
Ook voor starters op de arbeidsmarkt kan transparantie over het salaris voordelig zijn, zegt Baarda. „Je eerste onderhandeling als junior is het belangrijkst, die neem je de rest van je carrière mee. In dat geval is het logisch dat je wilt weten wat anderen met dezelfde ervaring in eenzelfde soort beroep verdienen.” In deze situatie is er sprake van een externe vergelijking, legt Baarda uit, om te ontdekken wat er wordt betaald in de markt. Dat is anders dan een vergelijking tussen collega’s bij hetzelfde bedrijf, waarvoor Baarda het afraadt om het salaris te bespreken.
Toch zou Van der Sluis iemand in deze situatie niet aanraden om collega’s of andere mensen in hun omgeving naar hun salaris te vragen. „Je kunt op internet een hoop vinden als je ongeveer wil weten hoeveel salaris je kunt verwachten voor je eerste baan, maar ga mensen er niet naar vragen, dat is ongemakkelijk. Bovendien moet je zelf weten wat je waard bent.”
Dus
Praten over salaris is taboe en dat is met een reden. Een salaris schetst vaak een incompleet plaatje over de volledige beloning van een werknemer, omdat niet alle arbeidsvoorwaarden erin terug te zien zijn. Toch zijn er ook situaties waarin openheid over salaris wel kan helpen: bijvoorbeeld als er een loonkloof is op de werkvloer, of als een collega die hetzelfde presteert meer verdient.
Het interim-bestuur van vakbond FNV is zaterdag door de raad van toezicht en het ledenparlement weggestuurd. Het ledenparlement is het hoogste orgaan van de vakbond en zegde in een besloten vergadering met de raad van toezicht het vertrouwen in het interim-bestuur op. Dat bevestigt Judith Westhoek van FNV-personeel, de vakbond voor FNV-medewerkers, zondag aan NRC.
In februari besloten de raad van toezicht, het bestuur van de vakbond en een vertegenwoordiging van de leden nog dat het vaste bestuur zijn taken neer moest leggen. Binnen de vakbond was onrust ontstaan over de sociale veiligheid na de vermeende onterechte beschuldiging van grensoverschrijdend gedrag tegen vicevoorzitter Zakaria Boufangacha. Middels een staking op 17 februari eiste het FNV-personeel een veilige werkomgeving en het aftreden van het bestuur.
Sinds maart vormden voorzitter Henk de Jong met Carolien Bijen en Miranda Diependaal een interim-bestuur, maar hun termijn stopt zondag. Zij kregen destijds de opdracht mee om „te werken aan het herstel van vertrouwen binnen de vereniging, het zorgen voor een zorgvuldige afronding van de onafhankelijke onderzoeken, en de organisatie van de voorzitters- en bestuursverkiezingen”.
Op 11 juli moet een nieuw bestuur worden gekozen, wie de vakbond in de tussentijd moeten leiden is onduidelijk. Het interim-bestuur wilde de lopende onderzoeken juist afwachten, voordat er verkiezingen voor een nieuw volwaardig bestuur zouden worden gehouden.
FNV Personeel is bang dat er nu te snel verkiezingen zullen worden gehouden, zonder dat „de lopende onderzoeken en sociale onveiligheid” effectief worden aangepakt. FNV Personeel noemt in een reactie dat transparantie belangrijker is dan het zo snel mogelijk uitschrijven van verkiezingen. „Waarom niet wachten totdat de onderste steen boven is?”, aldus Westhoek.
Liveblog Economieblog
Opnieuw onrust bij vakbond FNV, ledenparlement stuurt interim-bestuur weg