Overal komen misverstanden voor. In de meeste werkomgevingen leidt dat hooguit tot enige vertraging, bescheiden fouten en wat ergernis. Maar er zijn plekken waar de gevolgen van misverstanden groter zijn. Zoals vliegvelden, operatiekamers en kerncentrales. Daar wordt dan ook gebruikgemaakt van CLC: Closed Loop Communication, een set communicatieregels waardoor belangrijke boodschappen goed ontvangen en juist geïnterpreteerd worden. Is dat ook handig voor ‘gewone’ werkomgevingen?
Drie stappen
CLC is een aanpak die is ontwikkeld in het leger en in de lucht- en ruimtevaart. Een CLC-gesprek bestaat uit drie stappen.
1. De zender geeft een duidelijke boodschap door. Bijvoorbeeld: „Zet de machine uit na tien minuten draaien.”
2. De ontvanger herhaalt wat hij heeft gehoord. Letterlijk of in eigen woorden. „Ik zet de machine uit na tien minuten draaien, helder.”
3. De zender bevestigt dat de herhaalde boodschap correct is. (Of corrigeert zo nodig de ontvanger.) „Correct. Dank je.”
Als deze drie stappen goed zijn doorlopen, dan is de communicatielus gesloten: een closed loop.
Tijdwinst
Onderzoek laat zien dat je met CLC tijdwinst boekt en fouten vermijdt. Eerst over die tijdwinst. Slechte communicatie leidt tot vertraging in processen. Omdat je alsnog moet achterhalen wat de ander bedoelde, elkaar onderweg moet corrigeren of omdat je fouten moet herstellen. Medische onderzoekers in de VS analyseerden in 2016 video-opnames van enkele honderden gesprekken op de eerste hulp van een kinderziekenhuis. Bij een derde daarvan bleken artsen en verpleegkundigen CLC toe te passen. Deze communicatie leidde gemiddeld tot het 3,6 keer sneller afronden van een taak. Zo’n tijdwinst is niet alleen fijn in een ziekenhuis, maar ook in elke andere organisatie die te maken heeft met veel werk en/of weinig personeel.
Minder fouten
Hanteren van CLC leidt daarnaast tot significant minder fouten. Dat blijkt bijvoorbeeld uit experimenten waarbij getrainde piloten moeten samenwerken en uit onderzoek naar de communicatie van luchtverkeersleiders. Hoe strikter CLC wordt nageleefd, des te minder fouten. Ook in andere situaties waar vage communicatie tot gedoe leidt, zou je samen eens CLC kunnen uitproberen. Neem de bouwr. Al decennialang zijn bouwbedrijven (en opdrachtgevers) jaarlijks miljarden kwijt aan faalkosten. Belangrijke oorzaak, volgens de sector zelf: complexiteit en gebrekkige communicatie.
En toch…
De businesscase voor CLC in een werkomgeving kan helder zijn. Maar invoeren ervan is niet makkelijk. Onderzoek laat zien dat ook in ziekenhuizen waar medewerkers goed getraind zijn in het gebruik van CLC, de toepassing ervan vaak te wensen overlaat. De oorzaken zijn niet helder. Medewerkers zouden protocollen als CLC als overdreven, onnatuurlijk of tijdrovend kunnen ervaren. Ook is CLC in ziekenhuizen in veel situaties niet verplicht en maken leidinggevenden er lang niet altijd gebruik van. En onduidelijke afspraken over duidelijker communiceren, die werken natuurlijk niet.
Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management.
Na vier kinderen te hebben gekregen, dacht Pauline Bijster (42) bij de vijfde: nu kan ik het. Haar vier kinderen (nu tussen de 9 en 18 jaar) kwamen van verschillende partners, in verschillende fasen van haar leven. Overeenkomst was dat het de eerste anderhalf jaar na de bevalling telkens „behoorlijk taai” was, vertelt Bijster.
„De kraamtijd thuis was nog wel oké, maar gaan werken vond ik telkens weer moeilijk. Fysiek en mentaal. Ik had bijvoorbeeld veel pijn in mijn onderrug waardoor ik niet goed op een bureaustoel kon zitten, kreeg zweetaanvallen en had energiedips door een heftig schommelende suikerspiegel. Daarnaast was ik vergeetachtig en voelde ik me somber en angstig. Sommige dagen had ik er gewoon geen zin meer in, terwijl ik normaal juist wél zin heb in dingen. Ik dacht steeds: wanneer word ik nou weer mezelf?”
Ze ging ervan uit dat het aan haar persoonlijke omstandigheden lag. „Ik was bij de eerste twee misschien nog te jong. Het lag aan mijn relatie of mijn conditie. En anders wel aan mijn zzp-werk.”
Maar toen Bijster bij de vijfde echt alles op orde had – fijne relatie, vaste baan, topfit, genoeg kinderervaring – werd ze tóch weer overvallen door een cocktail van slaapgebrek, sombere gedachtes en fysieke malaise, die wel twee jaar aanhield. Met telkens die teisterende stem: je wilde dit zelf, er zijn toch ook mooie momenten, stel je niet aan. „Deze keer herkende ik het en dacht: nu ga ik hulp zoeken.”
Met een achtergrond als journalist wordt zo’n zoektocht al snel een boek. En uiteindelijk veranderde het boek van een persoonlijke zoektocht in een maatschappelijke missie. Want na gesprekken met meer dan dertig wetenschappers, artsen en andere zorgprofessionals over dit onderwerp concludeerde Bijster: het herstel van de vrouw na de bevalling is veel ingrijpender voor lichaam en geest dan we vaak aannemen. Bovendien duurt die postpartumperiode (na de bevalling) langer dan de zes weken die er officieel voor staan in de medische definitie. Tot wel één of twee jaar nadien merken vrouwen de effecten. En daar is volgens Bijster veel te weinig aandacht voor.
Haar boek heeft als titel Een nieuw leven en stipt een breed scala aan onderwerpen aan over lichaam en geest na de bevalling. Weer aan het werk gaan is een van de thema’s.
Waar lopen vrouwen die terugkeren na hun zwangerschapsverlof tegenaan op het werk?
Helft vindt werken zwaar
„Een van de onderzoeken die ik aanhaal in mijn boek, laat zien dat de helft van de moeders het zwaar vindt om weer aan het werk te gaan. En ook dat 43 procent van hen zich daar niet over durft uit te spreken. De grootste tegenvallers zijn de fysieke en mentale klachten. Het gaat om het totaalpakket van fysieke klachten, plus wat allemaal voortvloeit uit slaapgebrek, hormoonveranderingen, relatiedips of sombere gevoelens. Ik hoorde laatste zelfs van iemand die een nieuwe bril moest omdat door de hormonen haar sterkte was veranderd! Je kunt het echt zo gek niet verzinnen.”
Wat heeft dat voor effect in hoe ze hun werk uitvoeren?
„Eén aspect is dat het tot twee jaar duurt voordat de hersenen weer in de oorspronkelijke staat zijn. Het volume van het deel van de hippocampus dat geheugen en nieuwe dingen leren reguleert, neemt af bij je zwangerschap en is pas twee jaar later weer op het oude niveau. Tegelijkertijd staat het hersengebied waar inlevingsvermogen en empathie geregeld worden, juist scherper afgesteld. Zo kun je goed aanvoelen wat je kindje wil, maar op de werkvloer is dat soms lastig. Ik hoor vaak van vrouwen dat ze het gevoel hebben de hele tijd ‘aan te staan’ en voor iedereen lijken te leven, behalve voor zichzelf. Daar loop je wel op leeg.”
Hoelang blijven deze effecten merkbaar?
„Dat wisselt per vrouw, maar vaak wel een jaar, al kan het ook tot twee jaar duren. Volgens Parents Inc., een organisatie op het gebied van werk en ouderschap, valt 33 procent van de vrouwen uit na het verlof. Maar de oprichtster die ik sprak voor dit boek, zei dat ze ook bedrijven kent waar het 50 procent is. Die uitval is veelal terug te voeren op klachten uit die postpartumperiode, maar wordt niet altijd als zodanig herkend.”
Want het algemene idee is dat je als vrouw na je zwangerschapsverlof wel weer de oude bent?
„Precies. Dat idee hebben vrouwen zelf ook. Ze denken: ik ben al lastig geweest voor de organisatie waarvoor ik werk door überhaupt zwanger te worden, ik mag nu niet meer aan de bel trekken. Maar heel veel vrouwen worstelen ook nog na hun verlof met van alles. Júíst dan, zou ik zeggen. De depressiecijfers liggen na zeven maanden het hoogst, jonge ouders zijn op drie maanden het meest moe, terwijl dat net het moment is dat je weer aan het werk moet.”
Doen Nederlandse werkgevers niet al heel veel voor ‘nieuwe ouders’, met alle (betaald) verlof- en zorgregelingen?
„De verlofregelingen worden beter, maar we lopen nog steeds achter op veel andere Europese landen. En de faciliteiten zijn er ook niet altijd; zo heeft slechts een klein deel van de bedrijven z’n kolfruimte op orde. Je bent al met al afhankelijk van een leidinggevende of iemand bij hr die er toevallig oog voor heeft. Terwijl: een bedrijf dat goede faciliteiten biedt voor de postpartumvrouw, voorkomt uitval op de lange termijn. Dat is belangrijk in deze krappe arbeidsmarkt en in het algemeen voor de positie van vrouwen in organisaties.”
Is een langer ouderschapsverlof daarvoor de oplossing?
„Voor sommige vrouwen zou het helpen, al ken ik er ook genoeg die na hun verlof heel graag weer aan het werk willen. In het algemeen zou de beste oplossing zijn dat we hardop mogen zeggen dat het jaar na je bevalling doorkomen a hell of a job is. Vervolgens kun je samen met je werkgever kijken wat voor jou werkt. Een coach in mijn boek zegt dat je na je verlof zou moeten integreren zoals na een burn-out: rustig beginnen, korte dagen en dan af en toe een gesprekje met een leidinggevende om te checken hoe het gaat en wat je nodig hebt.
„Overigens pleit ik wel voor een langer en volledig betaald ouderschapsverlof voor partners, ook de zzp’ers. Zodat vanaf het begin de zorg voor het kind eerlijker verdeeld kan worden.”
Hoe zit het eigenlijk met de man in de periode na de geboorte van het kind?
„Daar wijd ik ook een hoofdstuk aan, want ook voor de vader veranderen er dingen. Ze kunnen hormoonveranderingen meemaken als ze actief bij de verzorging van de baby betrokken zijn. Ze hebben ook last van het slaapgebrek en kunnen depressieve gevoelens krijgen; vooral als de vrouw het moeilijk heeft, of het baby’tje ziek is bijvoorbeeld. Maar het totaalpakket is minder groot dan bij de vrouw. Uit Duits slaaponderzoek uit 2019 blijkt bijvoorbeeld dat vrouwen gemiddeld een uur slaap inleveren nadat ze een kind hebben gekregen, bij mannen is dat dertien minuten. Dat is wel een beetje de verhouding van de problematiek, zou ik zeggen.”
Wat kunnen werkgevers doen om beter met de postpartumvrouw om te gaan?
„Ik moet meteen denken aan wat veel leidinggevenden zeggen als een vrouw terugkomt van verlof. Namelijk: ‘Wat fijn dat je er weer bent! We hebben je enorm gemist, want het is hartstikke druk.’ En dan meteen zo’n heel pakket werk op je bureau leggen. Ik zou pleiten voor een alternatief script. Zoiets als: ‘Wat fijn dat je er weer bent! Misschien voel je je de ene dag fantastisch en ben je de andere dag knettermoe omdat je de hele nacht met een huilende baby zat – en dat is allemaal oké.’”
Wat zijn nog meer verbeterpunten?
„Sowieso moeten de basisfaciliteiten van een goede kolfruimte en een goede rustruimte op orde zijn. Ik wist dit ook niet, maar bij wet is vastgelegd dat een vrouw de eerste negen maanden na de bevalling onder werktijd mag kolven, doorbetaald, tot wel een kwart van de arbeidstijd. Bij een achturige werkdag is dat dus twee uur. Verder heeft iedere vrouw tot zes maanden na de bevalling recht op extra pauze en rusttijd. In de praktijk maken maar weinig vrouwen hier gebruik van. Soms omdat het simpelweg niet gaat – een juf kan niet zomaar de klas een uur alleen laten – maar soms ook omdat vrouwen het niet weten, of het taboe te groot is om er om te vragen.”
Wat is het grootste misverstand over die postpartumperiode?
„Nou, überhaupt het bestaan ervan. Er is niet eens een woord voor! Ja, post partum is bij de experts wel een bekend begrip, maar in de gewone mensenwereld niet. Daarnaast is er weinig aandacht voor in het wetenschappelijk onderzoek of bij zorgverzekeraars. Het debat is wel op gang aan het komen, maar ik krijg toch ook nog veel de reactie: ‘Joh, het gaat toch vanzelf over?’ Het is denk ik ook moeilijk voor te stellen hoe heftig het is als je het niet zelf hebt meegemaakt, maar ik ben ondertussen wel activistisch genoeg om mijn mond daarover open te trekken.”
Voorafgaand aan dit interview vertelde je dat blij was dat ook een krant dit onderwerp oppikt, en niet alleen de zwangerschapstijdschriften.
„Ja ik wil niet dat dit onderwerp alleen in het ‘moederhokje’ belandt, want dit is een maatschappelijk probleem. Het gaat iedereen aan. Moeders zijn de juf op de school van je kinderen, je huisarts, de presentatrice die je op tv ziet. We moeten met z’n allen werken aan een ander systeem voor hen en daar kan iedereen z’n steentje aan bijdragen.”
Overal komen misverstanden voor. In de meeste werkomgevingen leidt dat hooguit tot enige vertraging, bescheiden fouten en wat ergernis. Maar er zijn plekken waar de gevolgen van misverstanden groter zijn. Zoals vliegvelden, operatiekamers en kerncentrales. Daar wordt dan ook gebruikgemaakt van CLC: Closed Loop Communication, een set communicatieregels waardoor belangrijke boodschappen goed ontvangen en juist geïnterpreteerd worden. Is dat ook handig voor ‘gewone’ werkomgevingen?
Drie stappen
CLC is een aanpak die is ontwikkeld in het leger en in de lucht- en ruimtevaart. Een CLC-gesprek bestaat uit drie stappen.
1. De zender geeft een duidelijke boodschap door. Bijvoorbeeld: „Zet de machine uit na tien minuten draaien.”
2. De ontvanger herhaalt wat hij heeft gehoord. Letterlijk of in eigen woorden. „Ik zet de machine uit na tien minuten draaien, helder.”
3. De zender bevestigt dat de herhaalde boodschap correct is. (Of corrigeert zo nodig de ontvanger.) „Correct. Dank je.”
Als deze drie stappen goed zijn doorlopen, dan is de communicatielus gesloten: een closed loop.
Tijdwinst
Onderzoek laat zien dat je met CLC tijdwinst boekt en fouten vermijdt. Eerst over die tijdwinst. Slechte communicatie leidt tot vertraging in processen. Omdat je alsnog moet achterhalen wat de ander bedoelde, elkaar onderweg moet corrigeren of omdat je fouten moet herstellen. Medische onderzoekers in de VS analyseerden in 2016 video-opnames van enkele honderden gesprekken op de eerste hulp van een kinderziekenhuis. Bij een derde daarvan bleken artsen en verpleegkundigen CLC toe te passen. Deze communicatie leidde gemiddeld tot het 3,6 keer sneller afronden van een taak. Zo’n tijdwinst is niet alleen fijn in een ziekenhuis, maar ook in elke andere organisatie die te maken heeft met veel werk en/of weinig personeel.
Minder fouten
Hanteren van CLC leidt daarnaast tot significant minder fouten. Dat blijkt bijvoorbeeld uit experimenten waarbij getrainde piloten moeten samenwerken en uit onderzoek naar de communicatie van luchtverkeersleiders. Hoe strikter CLC wordt nageleefd, des te minder fouten. Ook in andere situaties waar vage communicatie tot gedoe leidt, zou je samen eens CLC kunnen uitproberen. Neem de bouwr. Al decennialang zijn bouwbedrijven (en opdrachtgevers) jaarlijks miljarden kwijt aan faalkosten. Belangrijke oorzaak, volgens de sector zelf: complexiteit en gebrekkige communicatie.
En toch…
De businesscase voor CLC in een werkomgeving kan helder zijn. Maar invoeren ervan is niet makkelijk. Onderzoek laat zien dat ook in ziekenhuizen waar medewerkers goed getraind zijn in het gebruik van CLC, de toepassing ervan vaak te wensen overlaat. De oorzaken zijn niet helder. Medewerkers zouden protocollen als CLC als overdreven, onnatuurlijk of tijdrovend kunnen ervaren. Ook is CLC in ziekenhuizen in veel situaties niet verplicht en maken leidinggevenden er lang niet altijd gebruik van. En onduidelijke afspraken over duidelijker communiceren, die werken natuurlijk niet.
Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management.
Rens: „Tot een jaar geleden woonden we samen in Oegstgeest in een inimini huisje van veertig vierkante meter, met enkel glas op het zuiden. Nu hebben we zo’n beetje het tegenovergestelde: een enorme pastoriewoning in Schoonhoven. We hebben boven twee kamers leegstaan, omdat we niet weten wat we ermee moeten.”
Marlinde: „We zijn hier beland door het werk van Rens.”
Rens: „Na mijn studies klassieke talen en theologie ben ik aan het werk gegaan als dominee. Op invalbasis kwam ik hier weleens in Schoonhoven, of officieel: het dorpje Willige Langerak. Toen hebben ze me op een gegeven moment gevraagd of ik de vaste dominee wilde worden, in ieder geval voor vier jaar. Daar zou dan bij horen dat we in de pastorie gingen wonen. Daar hebben we even over na moeten denken.”
Marlinde: „Je kunt niet helemaal inschatten hoe het is: wonen op je werk, in een dorp dat je nog niet kent. Uiteindelijk hebben we het gezien als een avontuur en gedacht: laten we het maar gewoon doen!”
Rens: „We zijn jong zat. Als het na vier jaar niet bevalt, kunnen we ook weer weg.”
Marlinde: „Het bevalt op zich goed. Het scheelt dat we door jouw werk snel zijn opgenomen in de gemeenschap. Maar dat heeft ook iets dubbels, want jij blijft voor sommige mensen ‘dominee Rens’ en ik ben daar de vrouw van. Dat is een rol die je niet altijd wil.”
Rens: „We hebben gemerkt dat het daarom soms goed is om hier fysiek even weg te zijn. Naar een stad dichtbij of een rondje op de racefiets. Ik ben hier gekomen voor het werk, maar ben daarnaast ook een privépersoon natuurlijk. Die ruimte moet je een beetje bevechten, al is dat vooral in mijn eigen hoofd. Daar word ik steeds beter in.”
Marlinde: „Wat we een nadeel vinden aan Schoonhoven, is dat het best ver rijden is naar een stad, naar familie, naar een tuincentrum – alles eigenlijk.”
Rens: „Je moet altijd eerst die N-weg met dertien rotondes af voordat je ergens bent.”
Marlinde: „Maar het is ook fijn hoor. Ik zit sinds kort bij een hardloopclubje van de atletiekvereniging en we wonen pal naast een mooi buitenzwembad. Als je daar in de zomer om 7.00 uur ’s ochtends gaat zwemmen, is dat heerlijk.”
Anders dan een kantoorbaan
Marlinde: „Ik werk nu als huisarts in opleiding, maar heb lang getwijfeld welke kant ik op wilde binnen de geneeskunde. In het ziekenhuis vond ik de spoedeisende hulp heel leuk bijvoorbeeld. Maar om me te specialiseren in één gebied, vond ik te smal. Als huisarts heb je heel verschillende patiënten met allemaal verschillende problemen.”
Rens: „Die diversiteit zit ook in mijn werk. Ik doe bezoekwerk binnen onze gemeente: bij stervenden of bij een geboorte bijvoorbeeld. Ik geef onderwijs aan jongeren, begeleid kerkkringen, bereid rouwdiensten en huwelijken voor. En ik ga natuurlijk voor op zondag. Daar schrijf ik een verhaal voor en maak de liturgie. Daar gaat aardig wat voorbereidingstijd in zitten.”
Marlinde: „Je legt de lat daarin best hoog voor jezelf.”
Rens: „Ik wil er inderdaad altijd een nieuw inzicht in stoppen, of een originele gedachte. Daar kan ik de hele week mee bezig zijn in mijn achterhoofd. Het lukt niet altijd en dan ben ik achteraf ontevreden. Maar ik moet zeggen: nu ik de gemeente beter leer kennen en wat meer mijn eigen stem heb gevonden als dominee, gaat het me steeds makkelijker af.”
Marlinde: „Dit werk is echt wat anders dan een kantoorbaan. Daar zeur ik wel eens over, haha, jazeker. Rens is veel avonden weg bijvoorbeeld. Standaard drie avonden in de week, maar het loopt ook wel eens op tot vijf. Dan zeg ik: joehoe, het mag weer even wat minder.”
Rens: „Als dominee werk je natuurlijk veel in de vrije tijd van anderen. Dat is weleens stoeien met de agenda inderdaad.”
Marlinde: „Een goede werk-privébalans was voor mij ook een argument om voor het huisartsenvak te kiezen. Ik hou echt van werken, maar haal ook mijn energie uit hardlopen, racefietsen of afspreken met mensen. Ik wil niet ieder weekend voor pampus op de bank liggen omdat ik een 60-urige werkweek heb gedraaid.”
Netflix-abonnement opgezegd
Rens: „Hebben wij hobby’s? Ik hoorde laatst iemand zeggen dat ze hobby een boomer-woord vond. Je denkt toch meteen aan modelspoorbanen en zo. Misschien is mijn hobby dat ik graag in de tuin werk – al klinkt dat ook best boomer-achtig, haha! Voor Marlinde kan je opschrijven dat vakanties plannen haar hobby is.”
Marlinde: „O ja, daar kan ik uren mee bezig zijn. Dan ga ik allemaal dingen lezen, uitzoeken, plannen. De afgelopen tijd ben ik bezig geweest met onze treinreis naar Zuid-Italië. In één dag reizen we naar Milaan, vanaf daar naar het zuiden en uiteindelijk vanuit Napels met de nachttrein weer terug. We proberen maximaal één keer in de drie jaar te vliegen. Er zijn genoeg alternatieve opties.”
Rens: „Thuis zitten we niet vaak ’s avonds op de bank. We hebben ons Netflix-abonnement ook maar opgezegd omdat we er te weinig gebruik van maakten. Als we dan iets samen kijken, is het meestal iets documentaire-achtigs.”
Marlinde: „We kijken de Keuringsdienst van waarde, en die reisprogramma’s van Jelle Brandt Corstius en Thomas Erdbrink. Af en toe zit ik ’s avonds nog wat opleidingsgerelateerde blaadjes te lezen, of medische magazines. Kijk, daar naast de bank ligt de stapel die nog moet.”
Rens: „Dat is altijd jouw verzuchting: ik móét die blaadjes nog lezen. Misschien is die hoge lat toch wel een thema bij ons, nu ik het zo terughoor.”