Ongeruste ouders vragen vaker om een medisch onderzoek voor hun kind: ‘We vinden het steeds moeilijker om onzekerheid te accepteren’

Ouder en kind komen met een ogenschijnlijk simpele vraag de spreekkamer binnen. Het kind lijkt vaak moe en de ouder maakt zich zorgen. Of er bloedonderzoek kan worden gedaan – misschien heeft mijn kind een tekort aan vitamine D, B12 of ijzer?

„Mensen denken bij normale verschijnselen sneller aan een medische oorzaak”, zegt algemeen kinderarts Fabienne Ropers, die promoveerde op diagnostiek in de kindergeneeskunde. Vaak is er in werkelijkheid weinig aan de hand. „Dat je kind net thuiskomt van school en even een uurtje voor pampus op de bank hangt.” Toch ontstaat zelfs bij milde klachten onzekerheid bij ouders of er niet iets mis is met hun kind.

Diagnose-expansie is de term die de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) in een recent rapport op het fenomeen plakte. In dat rapport (‘Iedereen bijna ziek’) wordt de opmars onder alle leeftijdsgroepen van medische labels en overmatige diagnostiek aangekaart. Al die onderzoeken zijn financieel onhoudbaar en zouden mensen onnodig ongerust maken.

Het kost vaak meer tijd en energie om een ouder ervan te overtuigen dat een onderzoek niet het beste voor het kind is

Fabienne Ropers
algemeen kinderarts

‘Groeiende medicalisering’

Kinderarts Ropers was blij met het RVS-rapport, want ook in de kindergeneeskunde neemt de vraag naar diagnostiek vanuit ouders toe. Vorig jaar schreef ze samen met collega’s in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, op basis van diepte-interviews met twintig kinderartsen, dat ouders steeds vaker aandringen op onderzoeken bij hun kinderen om gerustgesteld te worden, ook als daar medisch gezien geen duidelijke noodzaak voor is. Kinderartsen wijten dat aan maatschappelijke ontwikkelingen als „een groeiende medicalisering, verminderde risicoacceptatie en afgenomen bereidheid tot afwachten bij ouders en patiënten”, zo is te lezen in het vakblad.

In de kindergeneeskunde is die risico-aversie extra sterk aanwezig, legt Ropers uit. „Ouders zijn verantwoordelijk voor de gezondheid van hun kind. Dat kan nog niet voor zichzelf beslissen, soms kan het zich nog niet eens goed uiten. Je kind huilt. Wat is er nou?”

Het is tegenwoordig ook een stuk makkelijker om voor de zekerheid maar een onderzoek te laten doen. De diagnostische mogelijkheden zijn een stuk groter dan vroeger, en tests zijn minder invasief. Ropers: „Voordat we goede MRI’s hadden, deden we bijvoorbeeld meer functieonderzoeken die pijnlijk waren. Deden we bij bepaalde ziektes een colonoscopie, waarbij we met een cameraatje in de darmen keken. Nu is dat dankzij effectieve bloedtesten en genetisch onderzoek vaak niet meer nodig.”

In het RVS-rapport worden artsen zelf ook aangewezen als drijvende krachten achter de diagnose-expansie. „Artsen willen alles weten, nooit iets missen, en niet bij de tuchtrechter hoeven komen. Dat kan snel leiden tot: doe maar een laboratoriumonderzoek, doe maar een MRI”, zei RVS-voorzitter Jet Bussemaker in een interview met NRC.

Intermenselijk contact

Niets doen heeft een negatieve connotatie. „Wij artsen zijn natuurlijk ook onderdeel van die maatschappij die het steeds moeilijker vindt om onzekerheid te accepteren”, zegt Ropers. „Wat het ook complex maakt, is dat maatschappelijke argumenten over ‘houdbare zorg’ in de spreekkamer heel ver weg zijn. Het is niet dat er bij mij op een bordje staat: u mag nog maar drie bloedonderzoeken aanvragen vandaag. Tijdens een consult draait het om intermenselijk contact. Het goede doen voor je patiënt heeft veel dimensies. Soms wil je gewoon ‘voor iemands zorgen zorgen’. Maar het kost vaak ook gewoon meer tijd en energie om een ouder ervan te overtuigen dat een onderzoek niet het beste is voor het kind.”

Dus stemt de arts soms, tegen beter weten in, toch maar in met een onderzoek. Paradoxaal genoeg kunnen onderzoeken ter geruststelling de onrust ook juist vergroten. Want wat als je als ouder na een bloedonderzoek in het patiëntenportaal ziet dat je kind een licht verhoogde waarde heeft? Ropers: „Ouders zien iets rood oplichten en denken: dit is de oorzaak van de vermoeidheid van mijn kind. Ze hebben niet de kennis om die informatie te interpreteren, terwijl wij weten dat zulke variaties normaal zijn. Maar die twijfel blijft hangen en dan doe je soms toch maar een vervolgonderzoek, dat dan achteraf niet nodig bleek te zijn en alleen maar tot meer vaagheden leidde.”

Een baby krijgt een vaccinatie. Foto Saskia van den Boom

„Bij testen in situaties waar de kans op ziekte heel klein is, is de kans op vals alarm veel groter”, legt Ropers uit. „De kans dat een positieve uitslag echt op ziekte duidt is laag. Je zoekt naar een speld in een hooiberg, maar komt meestal vooral dingen tegen waarnaar je niet op zoek was. Dingen die je niet goed kunt interpreteren, en ongerust maken, en dus weer leiden tot nieuwe vragen – en dus onderzoeken.”

De vraag is of we nog meer geld over hebben voor zorg die niet bijdraagt aan gezondheid

Fabienne Ropers
algemeen kinderarts

Het probleem is volgens Ropers niet alleen dat mensen zelf nauwelijks gebaat zijn bij die onderzoeken, maar ook dat het de samenleving onnodig veel geld kost. „Soms hoor je: maar ik betaal toch premie? Maar je betaalt niet voor je eigen tests – de samenleving doet dat. De meeste mensen staan er niet bij stil dat de zorgpremie maar een fractie is van wat we als collectief aan zorg en welzijn uitgeven. De vraag is of we nog meer geld over hebben voor zorg die niet bijdraagt aan gezondheid.”

Hoe ga je als arts om met een ouder die erop stáát dat zijn kind binnenstebuiten wordt gekeerd? Zoek een gemeenschappelijk belang, zegt Ropers. „Een jong kind moet voor een MRI bijvoorbeeld onder narcose worden gebracht, want die gaat niet uit zichzelf een half uur stilliggen. Veel ouders willen niet dat hun kind onnodige prikjes krijgt, dus met zo’n argument lukt het vaak wel om daarvan af te wenden. Maar een kernvoorwaarde daarvoor is natuurlijk vertrouwen, dat iemand jou vertrouwt als professional en niet een andere informatiebron.”


Lees ook

Een kind wordt niet flinker als je het in angstaanjagende omstandigheden pijn doet, zegt kinderarts Piet Leroy

Een kind wordt niet flinker als je het in angstaanjagende omstandigheden pijn doet, zegt kinderarts Piet Leroy