Het conflict tussen Israël en de Palestijnen woedt over de hele wereld. Er is haast geen stekeliger issue te noemen, getuige de diepe polarisatie die het in westerse samenlevingen heeft blootgelegd. Twee recent verschenen boeken vormen een aanklacht tegen de manier waarop de westerse politiek en media tegen het conflict aankijken. De houding ten opzichte van het lot van de Palestijnen blijkt een lakmoesproef voor de vraag of het Westen zich wel wil ontdoen van een koloniale mentaliteit.
Zowel de Indiase schrijver Pankaj Mishra in The World After Gaza als de Palestijnse journalist en schrijver Mohammed El-Kurd in Perfect Victims presenteren een broodnodig niet-westers standpunt ten opzichte van het westerse politieke en maatschappelijke discours rond Israël en Palestina. Waar in het ‘Globale Noorden’ (oftewel het Westen) de Holocaust op zes miljoen Europese Joden als de moedergebeurtenis van de twintigste eeuw wordt gezien, denkt de rest van de wereld (het ‘Globale Zuiden’) daar heel anders over. Daar gelden dekolonisatie en emancipatie na bruut westers imperialisme als dé (doorlopende) gebeurtenis van de vorige eeuw.
Het zou een fout zijn om beide historische referentiekaders in een onderlinge hiërarchie te plaatsen, al kan uit de polarisatie een Orwelliaanse conclusie worden getrokken: alle slachtoffers zijn gelijk, maar sommigen zijn gelijker dan anderen.
Europese landen, stelt Mishra in The World After Gaza, hebben nauwelijks aandacht voor genocides die ze in het tijdperk van slavenhandel, imperialisme en kolonialisme in Afrika en Azië pleegden. Mishra vermeldt niet dat in de afgelopen jaren bijvoorbeeld Nederland, Duitsland en Frankrijk excuses maakten voor respectievelijk het slavernijverleden en de Namibische en Rwandese genocide. Hij had er goed aan gedaan die excuses te benoemen. Dan was zijn positie als aanklager sterker geweest, omdat hij vervolgens de vraag had kunnen poneren wat de excuses nog waard zijn in het licht van de heropleving van wit-nationalisme. Is het de westerse landen wel echt menens met het dekolonisatieperspectief?
Hindoe-nationalisme
Mishra neemt in The World After Gaza zelfkritisch afscheid van de sympathie die hij in zijn jeugd koesterde voor de nationalistische ideologie van het zionisme. Hij groeide in India op onder invloed van zijn Hindoe-nationalistische grootvader, die grote bewondering had voor Israël als zionistische staat. Hindoe-nationalisten zien in Israël een lichtend voorbeeld van een etnisch-nationalistische staat, die zij ook nastreven. In zijn jonge jaren bewonderde Mishra de Israëlische generaal en staatsman Moshe Dayan. Er hing zelfs een poster van hem op zijn kinderkamer.
Maar tijdens een bezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden in 2008 zag Mishra met ontsteltenis hoe Palestijnen in de bezette Westelijke Jordaanoever worden vernederd. De recente westerse politieke apathie ten aanzien van de Israëlische misdaden in Gaza, als reactie op de moordcampagne van Hamas in Israël op 7 oktober, schokten hem nog meer. Ondertussen gaan de vernederingen en moorden op de Westoever onophoudelijk door.
Mishra is boos en zegt zich ‘verraden’ te voelen door het Westen, dat sinds de Tweede Wereldoorlog hoog van de toren blaast over democratie en universele mensenrechten. Hoe moet hij deze ‘hypocrisie’ over de Palestijnse kwestie plaatsen, vraagt hij zich af. Opmerkelijk is dat wel, aangezien de Indiase schrijver zich al jaren kritisch uitspreekt over de rol van liberalisme in koloniale politiek. Zijn verbolgenheid over westerse schijnheiligheid komt wat gespeeld-naïef over.
De vraag is volgens Mishra hoe het kan dat Israël met zoveel goed gedocumenteerde misdaden wegkomt. Hij laat zien dat het witte superioriteitsdenken na de Tweede Wereldoorlog nooit is verdwenen. De steun voor Israël is wat hem betreft niet alleen het resultaat van een schuldgevoel over de Shoah, maar óók „een zaak van westers racistisch kolonialisme”. Met als voorbeeld conservatieve protestantse kerkstromingen die het zionisme fanatiek steunen, vanuit het geloof dat voor de wederkomst van Jezus eerst alle Joden terug moeten naar ‘het beloofde land’, ten koste van de inheemse Palestijnse bevolking.
Zijn onverbiddelijke kritiek op Israël als zionistische staat maakt hem kwetsbaar, moet Mishra vermoedelijk hebben beseft. Een blik op de bibliografie leert dat zijn onderzoek bijna exclusief leunt op werken van Joodse, Israëlische en westerse intellectuelen, zoals Jean Améry en Hannah Arendt. Hier schuilt wellicht het idee achter dat deze stemmen door de gemiddelde lezer als minder bevooroordeeld en dus waarachtiger worden gezien. Een mogelijke poging om westerse lezers te behagen in zijn kritiek op het westerse discours rond Israël en de Palestijnen.
Sarcasme
Westerlingen het zo comfortabel mogelijk maken, daar verspilt de onbevreesde schrijver en journalist Mohammed El-Kurd (1998) zijn tijd allang niet meer aan. In Perfect Victims tekent hij zonder schroom en met veel sarcasme uit wat in westerse samenlevingen een ‘acceptabele’ Palestijn is. Om sympathie en medestand te verdienen, moet die zich „tandeloos” maken, schrijft hij. El-Kurd legt uit dat Palestijnen zich niet mogen bezighouden met de toekomst: sentimenten als ambitie, sluwheid, soevereiniteit en wraaklust zijn „verboden”. In het hoofd van een gewelddadige bezettingsmacht als Israël verdienen Palestijnen die met stenen gooien opsluiting, of zelfs een kogel. Stenen gooien tegen pantservoertuigen of naar een zwaar bewapende soldaat is in de beleving van de sterkste partij „agressief, antisemitisch, levensgevaarlijk”. In dat licht wijst El-Kurd impliciet op het fenomeen manufacturing consent, waarbij in het geval van de Palestijnen op sluipende wijze westerse ‘instemming’ is ‘vervaardigd’ voor het aanpakken, onderdrukken, vervolgen en uitmoorden van een volk dat simpelweg aanspraak wil maken op het recht op zelfbeschikking.
El-Kurd komt uit Sheikh Jarrah, de Jeruzalemse wijk die met enige regelmaat het wereldnieuws haalt vanwege gedwongen huisuitzettingen ten bate van Joodse kolonisten. Een lot dat ook zijn familie ten deel is gevallen: de helft van hun huis wordt sinds 2009 door Amerikaanse kolonisten uit New Jersey ingenomen.
Toen zijn wijk in 2021 weer het toneel was geworden van gewelddadige huisuitzettingen, kreeg El-Kurd een curieus en tekenend verzoek van Amerikaanse senatoren en congresleden. „Mij werd gevraagd – en dit is een letterlijk citaat – of ik hen ‘een Palestijns kind kon bezorgen dat hun droom van vrede zou vertegenwoordigen’”, tekent hij op. Machtige ‘progressieve’ Amerikanen durfden alleen in de media te verschijnen met een Palestijns kind, wiens „hoektanden nog niet geslepen zijn”.
El-Kurd slaagt erin het westerse draaiboek rond Palestijnen te ontmaskeren. „Waar anderen helden zijn, zijn wij criminelen.” Palestijnen worden in westerse media niet geïnterviewd, maar ‘ondervraagd’, zo stelt hij terecht. Bekend is ook de krampachtige reflex van journalisten om éérst vast te willen stellen of een Palestijn (eigenlijk eenieder die sympathie heeft voor de Palestijnse zaak) eigenlijk wel Hamas afwijst en het bestaansrecht van Israël omarmt.
Zélfs áls Palestijnen voor Hamas en tegen Israëls bestaansrecht zijn, werpt El-Kurd tegen, kan en mag dit geen rechtvaardiging zijn voor hun mensonterende behandeling door Israël (met doorlopende goedkeuring van diens bondgenoten). Beschuldigingen van antisemitisme weerlegt hij allang niet meer. Er is simpelweg geen beginnen aan.
El-Kurd beveelt in zijn onvergetelijke en moedige betoog tegen westerse suprematie humor aan als een onmisbare „vorm van zelfbehoud”. „Het voelt goed om te lachen, om het belachelijke belachelijk te maken.” Humor is misschien wel de enige manier „om elkaar in de ogen te kijken”. In dat licht laat hij zien hoe Palestijnen het verlammende label van hulpeloos slachtoffer van zich af kunnen schudden.
Lees ook
Lees ook dit interview met Pankaj Mishra.
