‘Ik zag ineens mijn eigen vooroordelen’

‘Anderhalf jaar geleden woonde ik een lezing bij over de dichter Roemi. Eerder had ik al geprobeerd zijn werk te lezen, maar het bleef ongrijpbaar. Bovendien voel ik me zelf meer aangetrokken tot jonge dichters – stemmen die met de taal van nu spelen en durven te experimenteren. Dat is ook hoe ik zelf dicht. Tijdens die lezing werd het boek De veertig regels van liefde van Elif Shafak genoemd en dat besloot ik toen te gaan lezen.

In de roman volgen we de 40-jarige Ella Rubinstein, die ongelukkig getrouwd is. Ze verlaat haar gezin en gaat aan de slag bij een uitgeverij. Daar komt een manuscript langs waar ze helemaal door geobsedeerd is. Via e-mail raakt ze in gesprek met de schrijver ervan, Aziz. Samen verdiepen ze zich in het verhaal en er ontstaat een spiritueel soort liefde. Afwisselend volg je in een raamvertelling het verhaal dat zich in het manuscript afspeelt, dat gaat over de intense band tussen de Perzische dichter Roemi en zijn spirituele leraar Sjems dat zich afspeelt in de 13de eeuw. Het biedt een inkijk in het soefisme, de mystieke stroming binnen de Islam.

Dankzij dit boek kwam Roemi eindelijk dichterbij, maar het was vooral het personage Sjems dat me volledig in zijn greep kreeg. Hij is een wijze, eigenzinnige reiziger die zich losmaakt van opgelegde kaders. Iemand met een open houding, die werkelijk luistert naar ieder mens, zonder oordeel.

Na die eerste lezing voelde ik een verantwoordelijkheid om ook zo in het leven te staan. De hoofdpersoon Ella begreep ik nauwelijks. Ze had haar gezin achtergelaten, iets wat ik moeilijk kon plaatsen. Pas bij herlezing viel me op hoe weinig aandacht ik de eerste keer voor haar verhaal had. Onlangs las ik het boek voor de tweede keer en vrijwel direct daarna voor een derde keer. Bij die laatste lezing begon ik Ella en haar keuzes veel beter te begrijpen.

De rol van de vrouw is vaak dienend in grote mystieke teksten, maar ik zag bij latere lezingen dat de schrijver de vrouw juist meer op de voorgrond zet. Dat ik dat nu pas zie, heeft waarschijnlijk met mijn eigen vooroordelen te maken.

Tegelijkertijd moet ik nu toegeven dat Sjems zijn gebreken kent. Hij trouwt met Kymia, Roemi’s geadopteerde dochter. Alleen is hij een derwisj en wijdt hij zijn leven volledig aan God, waardoor hij niet de partner voor haar kan zijn die zij nodig heeft. Dat is egoïstisch van hem. Kymia’s verwarring en verdriet kwamen bij deze lezing veel sterker binnen. Zij werd voor mij een tragischer personage dan ik me eerder realiseerde. Haar verhaal verdient aandacht, juist omdat het zo vaak ondersneeuwt in grote mystieke vertellingen.

De veertig regels van liefde waar het boek zijn titel aan ontleent, deden me weinig. Ik heb niet zoveel met absolute waarheden. Wél raakte me het soefistische principe van ‘sterven vóór je sterft’: eerst moet je ego sterven, voordat jijzelf kunt sterven. Dat vind ik een prachtig idee. Iedereen draagt zoveel ego met zich mee – ik zie dat ook bij mezelf. Daarom vraag ik me altijd af: schrijf ik vanuit mijn ego? Dat probeer ik te vermijden.

Ik denk dat Shafak zelf ook naar dat principe leeft. Ze is voor mij een grote inspiratiebron. Ze werpt als schrijver licht op een onderbelicht groep en dat is precies wat ik zelf ook hoop te doen.”