Toen ik een paar jaar geleden het recept voor geroosterde spitskool met spicy dressing las, kon ik het gerecht eigenlijk al proeven. Ik had niet eerder geroosterde spitskool gegeten, maar net als Janneke was ik meteen om. Als ik het op een menukaart zie staan, is het niet moeilijk om een keuze te maken. Ik gebruikte geen citroensap, maar rasp van een biologische citroen. Dat vind ik iets verfijnder smaken.
Om de saus iets vloeibaarder te maken, gebruikte ik een scheutje kokosmelk. Dat kwam goed uit, want ik had geen geraspte kokos in huis toen ik het voor de eerste keer bereidde. Dit gerecht heeft alles in zich: zoet, zuur, zout, zalvig door de pindakaas en een crunch door de gehakte pinda’s. Ik dronk er Formosa Oolong Dragon Noir bij: een half ge-oxideerde thee uit Taiwan. Deze thee ruikt en smaakt naar vochtige herfstbladeren en combineert prachtig met de wat rokerige smaak van de geroosterde spitskool. Natuurlijk serveer ik de thee in een wijnglas, dat is wel zo feestelijk.
Mijn tuinvrienden zijn om onnavolgbare reden allemaal gek op pastinaak, een groente die ik zelf weliswaar niet apert oneetbaar vind, maar waarvan ik de charme toch nooit helemaal heb begrepen. Maar je moet ze ook róósteren, zegt de ene tuinvriendin dan. Nee, je moet er soep van koken, zegt een ander. Prima, ieder z’n meug. Waar ik die bleke jongens in elk geval wél geschikt voor vind, is voor verwerking in gebak. De manier waarop je wortel kunt gebruiken in taarten en cakes en dergelijke, geldt ook voor pastinaak. Voor onze feestelijke tuinseizoensopening besloot ik dan ook cupcakes te bakken – een stuk makkelijker staand en uit de hand te eten dan taart – en daarin wortel én pastinaak te combineren. Dat pakte goed uit, er werd althans zachtjes gekreund en instemmend gehumd, daar tussen onze toekomstige groentebedden.
Voor 12 stuks
Voor de muffins:
100 g fijngeraspte wortel; 100 g fijngeraspte pastinaak (of 1 van beiden); 75 g walnoten, grof gehakt plus 20 g fijngemalen walnoten (of 15 g extra patentbloem); 2 el fijngeraspte gember; rasp van ½ schoongeboende (onbespoten) sinaasappel; 150 g patentbloem; 150 g blonde basterdsuiker; 1 tl bakpoeder; ½ tl baksoda; ½ tl zout; 1 tl kaneelpoeder; ½ tl grofgevijzelde kardemomzaadjes; 125 ml olijfolie; 80 g zure room; 2 eieren; 1 tl natuurlijk vanille-extract
Verder nodig:
muffinblik, ingevet met (olijf-)olie
Voor het glazuur en de garnering:
100 g roomkaas naturel, op kamertemperatuur; 40 g boter, op kamertemperatuur; 50 g poedersuiker; rasp van ½ (onbespoten) schoongeboende sinaasappel; 1/8 tl fijngemalen kardemomzaadjes (dus fijner dan die in het beslag); piepklein snufje zout; 25 g walnoten, grof gehakt; desgewenst: 12 eetbare bloemetjes
Verwarm de oven voor op 180 graden. Doe de geraspte wortel en pastinaak, de gehakte walnoten, gember, sinaasappelrasp, bloem en desgewenst de fijngemalen walnoten (die u dus ook kunt vervangen door 15 g extra bloem), de basterdsuiker, het bakpoeder, de baksoda, het zout, kaneelpoeder en de gevijzelde kardemomzaadjes in een kom en schep goed door elkaar.
Doe de olijfolie, zure room, eieren en het vanille-extract in een mengbeker en klop met een vork glad. Stort de vloeistof bij de droge ingrediënten en schep kort om tot een ietwat rommelig beslag.
Verdeel het beslag over de holletjes van het muffinblik en bak in ongeveer 25 minuten gaar in het midden van de oven. Laat de cakejes afkoelen op een rooster.
Doe voor het glazuur de roomkaas, boter, poedersuiker, sinaasappelrasp, fijngemalen kardemom en een piepklein snufje zout op een bordje en prak het tot een gladde crème. (U kunt alle ingrediënten ook in een keukenmachine mixen, maar daar wordt het glazuur wel wat dunner van.)
Bestrijk de cupcakes met het glazuur en versier met gehakte noten en desgewenst ook met bloemetjes.
Op het bureau voor ons lagen de versleten blokken waar door duizenden kinderen bruggen en torentjes mee waren gebouwd. Cléo deed ze een voor een in de vakjes. Wij keken toe, zoals we al negen jaar toekijken hoe onze kinderen in hun onderbroekje balletjes gooien en met een afgesabbeld theeserviesje spelen terwijl we een folder kregen uitgereikt over zindelijkheid.
„Zo,” zei de arts van het consultatiebureau. „Dan is dit toch echt de laatste keer.” Ze liet een stilte vallen en keek ons intens aan. „Nou, inderdaad,” zei ik. „Hm hm,” zei Willem, eveneens niet bereid om hier eens even lekker in te duiken.
„De laatste keer” is, tenzij ceremonieel ingekleed, zoals een uitvaart of schooldag, iets ingewikkelds. Wat moet je met laatste keren? Ik benadruk juist graag het volstrekt onoriginele, en dus waardevolle, van de situatie door precies te doen wat ik al die andere keren deed. Want als ik nu de handen van de verpleegkundige zou vastpakken en haar met een door tranen verstikte stem zou toevertrouwen dat alleen al de rij omkleedkussens in de wachtruimte me aan het onherroepelijke verstrijken van de tijd en daarmee ons aller sterfelijkheid herinnerde, zou dit niet ‘de laatste keer’ zijn, maar een volstrekt nieuwe ervaring. Een performance. Een epiloog.
Maar toen realiseerde ik me: dit is natuurlijk wel een epiloog, maar dan eentje met hoofdrolspelers die dit verhaal al een poosje achter zich hebben gelaten. Ooit was het consultatiebureau een loeispannende plek, waar prestatie, frustratie en zorgen samenkwamen. Waar we er, met het zweet op de rug, achterkwamen dat we geen extra luier bij ons hadden voor na het consult. Waar we veel te vurig hoopten dat ons kind zou laten zien dat hij al kon lopen. Waar ik een aanval van cabin fever kreeg toen een arts deed of Willem een kamerplant was en mij aan een vragenvuur onderwierp. Waar we, na ieder bezoek, trots onze ouders belden om te vertellen hoe goed ons kind het deed. Waar we nerveus prevelend dikke dijtjes vasthielden waar naalden in verdwenen.
En nu, deze laatste keer, bleek onze verhouding tot dit controlecentrum voor de jonge wanhopigen, die met snotbroeken en door moeheid ingegeven territoriale emoties iedere keer weer de gang naar weegschaal en meetlint maken, al tot het verleden te behoren. De linoleumvloer, de huilende dreumes op de gang. We hoorden hier al niet meer thuis. Ze konden ons niets meer vertellen wat we nog niet wisten.
„Nou, jullie maken leuke kinderen,” besloot de arts. „Zeker weten dat jullie het hierbij laten?” „Zonder twijfel,” zeiden we in koor. „En,” vroeg ze, „hebben jullie nog tips voor ons?” „Nee, het was altijd prima in orde,” zei ik, omdat bijna alles door de lens van de tijd zacht en zoet wordt, of van jezelf moet zijn.
We kleedden Cléo samen aan, geroutineerd. Veteranen in een ruimte vol voetsoldaten.
„Jij had gezegd dat ik een snoepketting kreeg na de dokter, papa,” schreeuwde Cléo door de wachtkamer. De verpleegkundige achter de balie trok een wenkbrauw op. „Straks,” fluisterde ik, toch nog een milliseconde gegrepen door een hogere autoriteit. We liepen naar de uitgang.
Op een omkleedkussen lag een blote, piepkleine baby met kromme kikkerpootjes luidkeels te protesteren tegen de kou. De ouders, een en al wallen, ongewassen haar en afzakkende spijkerbroeken, bogen zich gespannen over hem heen.
„Dag!” zeiden we. Maar niemand hoorde ons.
Sarah Sluimer schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.
Toen ik een paar jaar geleden het recept voor geroosterde spitskool met spicy dressing las, kon ik het gerecht eigenlijk al proeven. Ik had niet eerder geroosterde spitskool gegeten, maar net als Janneke was ik meteen om. Als ik het op een menukaart zie staan, is het niet moeilijk om een keuze te maken. Ik gebruikte geen citroensap, maar rasp van een biologische citroen. Dat vind ik iets verfijnder smaken.
Om de saus iets vloeibaarder te maken, gebruikte ik een scheutje kokosmelk. Dat kwam goed uit, want ik had geen geraspte kokos in huis toen ik het voor de eerste keer bereidde. Dit gerecht heeft alles in zich: zoet, zuur, zout, zalvig door de pindakaas en een crunch door de gehakte pinda’s. Ik dronk er Formosa Oolong Dragon Noir bij: een half ge-oxideerde thee uit Taiwan. Deze thee ruikt en smaakt naar vochtige herfstbladeren en combineert prachtig met de wat rokerige smaak van de geroosterde spitskool. Natuurlijk serveer ik de thee in een wijnglas, dat is wel zo feestelijk.