Lustvolle krampen, godzalige extase: de herontdekking van Andreas Burnier komt als geroepen

‘Een eenzaam lesbo’tje in de provincie. Niemand was zoals ik. Ik had weinig geld, ik heb staande bij V&D ademloos het hele boek uitgelezen, ben er tien keer voor teruggegaan. Ik voelde me gezien, gered. Het bestond, ik was dus niet gek.”

Zo herinnerde emeritus hoogleraar gender studies Maaike Meijer zich haar kennismaking met Een tevreden lach, de baanbrekende roman waarmee Andreas Burnier in 1965 debuteerde. Ze vertelde erover in de biografie Andreas Burnier. Metselaar van de wereld van Elisabeth Lockhorn.

Een tevreden lach is een tijdloze picareske en filosofische roman met een lesbische hoofdpersoon, Simone Baling. Zij worstelt weliswaar met haar genderidentiteit en de maatschappelijke achterstelling van vrouwen, maar ze schaamt zich niet voor het feit dat ze op vrouwen valt en ze weet uiteindelijk een geslaagd leven te leiden. Twee geslaagde levens zelfs, want Burnier geeft Simones verhaal een postmodern dubbel einde: ze is zowel een arts die samenwoont met haar vriendin als een gelukkige mijnwerker in een mannengemeenschap.

Zelf las ik Een tevreden lach voor het eerst eind jaren tachtig, toen ik 17 was en in een klein Noord-Hollands dorpje woonde. De roman blies me omver. Ik kende Rubyfruit Jungle van Rita Mae Brown en Wilde rozen van het schrijverscollectief Dorcas, en klassiekers als Twee vrouwen van Harry Mulisch en Eenzaam avontuur van Anna Blaman. Burnier was van een heel ander kaliber: niet tobberig, niet oppervlakkig, niet apologetisch. Haar debuut was bovendien beter geschreven dan vrijwel alles wat ik had gelezen.

Sindsdien heb ik Een tevreden lach vele malen herlezen. Ik herken er telkens iets nieuws in. Als 17-jarige vooral het seksueel verlangen van Simone en de wens autonoom te kunnen leven. Als student de vrees ‘intellectueel uit levensangst’ te worden en me niet los te kunnen maken van de universiteit. Net als Simone leefde ik tijdens mijn studie een tijd openlijk heteroseksueel, uit een behoefte me aan te passen, en ondergronds lesbisch. Als docent Nederlands in het voortgezet onderwijs herken ik de worstelingen van leerlingen die trans of non-binair zijn en soms worden uitgelachen als ze hun nieuwe naam gebruiken.

Genderbender

Een tevreden lach voelt elke keer weer fris en verrassend. Burnier mengt Simone’s levensverhaal met gedichten, bespiegelende passages en geestige opsommingen („Voor een vrouw is geen plaats in de wereld, maar in de keuken, in bed en in de kerk. Er zijn geen vrouwelijke genieën, creatieve kunstvernieuwers, maatschappijhervormers, die ten voorbeeld kunnen strekken.”). Die mengvorm van persoonlijke belevenissen en essayistische passages is inmiddels gemeengoed. Talloze hedendaagse schrijvers, van Lieke Marsman en Manon Uphoff tot Miranda July en Maggie Nelson, bedienen zich er met veel succes van.

Zowel de inhoud als de vorm van Een tevreden lach was dus vernieuwend. De eigengereide manier waarop de gesjeesde student en genderbender Simone door het leven gaat en vrouwen bemint, was uniek. Lesbische vrouwen die het heft in eigen hand namen, kwamen in 1965 nog niet voor in de Nederlandse literatuur. De genderfluïde identiteit van Simon/e doet 21ste-eeuws aan: „Nu, daar ging ik, in mijn jeans en jopper, het haar en brosse, opnieuw de wereld in. Maar ik was geen kledingfetisjist. Ik was een sekse-barrière doorbreker om te beginnen en de rest: het opstijgen tot hogere stadia van bewustzijn, zou vanzelf wel volgen. Van dikke Simone met de vlechtjes werd ik binnen het jaar ‘existentialistische’ Simon, de pleinenkenner zonder ruimtevrees.”

Honger naar kennis

De roman begint als Simone nog op het lyceum zit. Ze vertelt haar verhaal in een razend tempo, associatief, met veel humor, soms wijsneuzig en niet chronologisch. Ze snakt naar kennis en loopt na haar eindexamen de hele dag college in Amsterdam: medicijnen, biologie, natuurkunde, wetenschapsfilosofie. Ze krijgt een relatie met Fenneke, maar haar honger naar kennis drijft haar in de armen van de Duitse hoogleraar Rainer, net als zij een eenzame ziel. In ruil voor seks wijdt hij haar in de literaire canon in; een motief dat we ook in Mijn lieve gunsteling van Lucas Rijneveld terugzien, waar de pedofiele veearts literatuur inzet om een jong meisje te veroveren. Simone betaalt nog een prijs voor Rainer: ze geeft haar grote liefde Fenneke voor hem op. Na Rainer volgt een huwelijk met een jonge uitgever dat al snel op een scheiding uitloopt.

Burnier speelt voortdurend met de verwachting van de lezer. Zo laat Simone Fenneke, nadat ze haar zo smadelijk heeft verraden, gewoon verdwijnen: „Maar er is een excuus voor mijn verraad: dat je niet bestaat, althans bestaan hebt, maar slechts het product bent van mijn wensen, geloof, hoop en liefde, dagdromen, zelfmisleiding, egocentrisme, loeiende begeerte, lustvolle krampen en godzalige extase. Je bent toch de vermenging van mijn fantasie en de vele vrouwen die ik heb bezeten, bezien, begeerd, bejaagd.”

De Vlaamse criticus en hoogleraar Nederlandse literatuur Paul de Wispelaere was destijds opgetogen over Een tevreden lach: „Het boek is modern maar heeft tegelijk iets van de humoristische lichtvoetigheid van de 18de eeuwse levenskroniek”. Burniers stijl heeft inderdaad wel wat weg van Bekentenissen van Rousseau en De droom van d’Alembert van Diderot, en ook van de negentiende-eeuwse Ideeën van Multatuli. Burnier laat Simone, net als haar voorgangers, haar verhaal zelfverzekerd vanuit een individueel perspectief vertellen, waarbij ze soms de lezer direct aanspreekt en geestig en erudiet de kleinzieligheid van machthebbers en hun volgers hekelt.

De ziel in

Met de uitstekende biografie van Elisabeth Lockhorn ernaast kan Een tevreden lach ook geduid worden als een autobiografische memoir, nog zo’n literaire vorm die het in de 21e eeuw heel goed doet. Dit is een interpretatie waar Burnier, die in 1931 werd geboren als Catharina Irma Dessaur in een geassimileerd Joods gezin in Den Haag, zelf waarschijnlijk bezwaar tegen zou maken. Zij wilde „de ziel in” met haar boek en „niet de buitenwereld nog eens in woorden overdoen”.

Maar net als Simone was Andreas Burnier een paar jaar getrouwd met een uitgever, de dichter Emanuel Zeylmans van Emmichoven, die de neiging had te verdwijnen als zijn stress te veel toenam. Net als Simone was Burnier een seksuele avonturierster. De vele vrouwen uit wie Fenneke is samengesteld, waren er echt. „Ik moet voor vannacht nog een vrouw hebben”, was één van Burniers gevleugelde uitspraken tijdens het uitgaan in de jaren zestig.

Burniers debuut werd bij verschijnen ruim veertig keer besproken in dagbladen en literaire tijdschriften. Veel recensenten waren lovend. In 1967 werd Een tevreden lach bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, een jaarlijkse aanmoedigingsprijs voor beginnende schrijvers.

Daarmee viel Burnier een heel ander lot ten deel dan Anna Blaman, die twintig jaar eerder was geconfronteerd met een zogeheten ‘boekentribunaal’ dat collega-schrijvers tegen Eenzaam avontuur (1948) aanspanden met Albert Helman in de rol van openbaar aanklager en Simon Carmiggelt als getuige. In Blamans roman, over een vrouw die haar vriend met een andere man bedriegt, is een belangrijke bijrol weggelegd voor Berthe die op een feest met Anne danst en zoent en zich vast voorneemt liever eenzaam te zijn dan in een onwaarachtige heterorelatie te leven. Blaman werd verweten dat ze literair tekortschoot omdat zij als lesbische vrouw niet over heteroseksuele liefde kon schrijven. De Volkskrant noemde de roman „een gruwelijke aanslag op de goede smaak” en „een vies geval.”

Irma Dessaur koos voor een mannelijke schrijversnaam als pseudoniem, daarmee hoopte ze conflicten met haar ouders te voorkomen. Een mannennaam zou misschien ook de kans serieus genomen te worden door de literaire kritiek vergroten. Het pseudoniem bood haar bovendien de gelegenheid haar literaire en haar wetenschappelijke carrière van elkaar gescheiden te houden. Aanvankelijk wisten niet veel mensen dat de criminoloog dr. C.I. Dessaur die in 1971 lector werd aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen óók de homoseksuele schrijver Andreas Burnier was.

Grootmoeder der dwarsdenkers

Na Een tevreden lach publiceerde ze de verhalenbundel De verschrikkingen van het noorden (1967), de onderduiknovelle Het jongensuur (1969) en de lesbisch-feministische schelmenroman De huilende libertijn (1970). Als ze twee jaar later wordt voorgedragen voor een leerstoel criminologie, is er wel even twijfel omdat ze Joods, lesbisch en gescheiden is, maar ze wordt toch benoemd als hoogleraar en groeit uit tot een publieke intellectueel die de polemiek niet schuwt en debatten aanzwengelt over onder meer feminisme, abortus en euthanasie. Haar essaybundel De zwembadmentaliteit wordt in 1980 bekroond met de J. Greshoff-prijs.

Na haar plotselinge overlijden in 2002 raakte Burnier aanvankelijk in de vergetelheid. Schrijver Nikki Dekker ging in 2020 in een podcast op zoek naar de oorzaken van het gebrek aan waardering voor Burnier. Waarom heeft ze haar werk niet op school te lezen gekregen, vroeg Dekker. Zelfs tijdens haar studie literatuurwetenschap in de jaren tien van deze eeuw werd nooit over Burnier gesproken. Ze moest wel Hermans, Mulisch en Wolkers lezen.

Toch neemt sinds de publicatie van Lockhorns biografie in 2015 de belangstelling toe voor de „grootmoeder der dwarsdenkers”, zoals microbioloog Rosanne Hertzberger Burnier noemde. Er verscheen een bloemlezing uit Burniers werk, een podcast van schrijverscollectief Fixdit. Het jongensuur, een novelle over de onderduik van Simone Baling, werd vanwege de omvang én de thematiek (genderidentiteit en de Tweede Wereldoorlog) een populaire keuze onder leerlingen voor het mondeling tentamen Nederlands. De jonge regisseur Koen Verheijden trok volle zalen met zijn toneelstuk Jongensuren, dat bestaat uit een amalgaam van citaten uit het werk van Burnier.

Seksefascisme

De Burnier-revival komt zo net op tijd. In een tijd van groeiende vrouwenhaat, homo- en transfobie, verboden boeken en protesten tegen seksuele voorlichting op scholen zijn de boeken van Burnier waardevol. Ze thematiseerde al decennia geleden het ‘seksefascisme’, zoals ze de discriminatie van vrouwen noemde, verzette zich tegen de bureaucratisering van de universiteiten en wees op het gevaar van collectieve hysterie, die zij ‘de zwembadmentaliteit’ van de echokamer noemde: „Het bewustzijnsverlagende holle geschreeuw uit duizend kelen dat je kunt horen in ieder betegeld, overdekt zwembad”, nu online verder versterkt door algoritmes. Burnier zou dat niet hebben verbaasd.

„Wat wij nodig hebben, is kennis, moed en zelfvertrouwen”, zei Burnier toen ze in 1991 de Verzetsprijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 in ontvangst nam. En dat is precies wat je uit Een tevreden lach kunt putten, ook al ben ik elke keer weer overstuur als Simone haar geliefde Fenneke verlaat als de dominante Rainer een beroep op haar doet.