Eigenlijk gaat het nog steeds niet goed met het Nederlandse onderwijs, blijkt uit de woensdag verschenen Staat van het Onderwijs, het jaarlijkse rapport van de Onderwijsinspectie. Maar dit jaar probeert de inspectie haar hoofdboodschap iets positiever in te steken. Het werkt niet echt motiverend dat elk jaar alleen de nadruk ligt op wat slecht gaat, kreeg ze te horen vanuit het onderwijsveld.
„Men is er inmiddels wel van doordrongen dat het niet goed gaat met taal, rekenen en burgerschap”, zegt inspecteur-generaal Alida Oppers via een videoverbinding. „Elke tijd vraagt om zijn eigen aanpak, dus besloten we om onze tone of voice te veranderen. We hebben ook geprobeerd om een preciezer inzicht te geven in de oorzaken van de problemen en wat eraan gedaan kan worden. Dat werkt stimulerender dan alleen vaststellen wat niet goed gaat.”
In het rapport ziet de inspectie tegenvallers dit jaar als „kansen” en „onbenut talent”
In het voorwoord van de Staat wijst de inspectie op de grote hoeveelheid herstelopdrachten op burgerschapsonderwijs die ze heeft gegeven: op 57 procent van de onderzochte basisscholen en op 62 procent van de middelbare scholen. Een herstelopdracht is een tekortkoming die een school binnen een bepaalde tijd moet herstellen. De inspectie schrijft daarna gelijk dat docenten „steun” verdienen bij „de uitdagende opgave om te zorgen voor rust, verdraagzaamheid en een respectvolle dialoog”. Ze kijkt daarbij vooral naar de overheid. Die moet „voorbeeldgedrag” vertonen, staat in het persbericht bij de Staat.
In het rapport ziet de inspectie tegenvallers dit jaar als „kansen” en „onbenut talent”. Zoals de vele kinderen die met een taalachterstand aan de basisschool beginnen. Ook het achterblijvende onderwijs aan nieuwkomers wordt genoemd en de onvoldoende ondersteuning van ‘thuiszitters’.
Verder begint de inspectie de Staat met goed nieuws over taal en rekenen: er is de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekomen voor basisvaardigheden (taal, rekenen en burgerschap), in regeerprogramma’s én in het onderwijsveld. Dat heeft er mede toe geleid dat de corona-achterstanden in het basisonderwijs zijn ingehaald. De inspectie geeft daar zelfs „een compliment” voor aan „alle betrokkenen”.
Constructieve houding
De PO-Raad en de VO-Raad, de belangenbehartigers van respectievelijk het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, beamen dat ze behoefte hadden aan een andere toon. „Je weet elk jaar dat de Staat eraan komt en op een gegeven moment verwachtten scholen: het zal wel weer een negatief verhaal zijn, want dat is het elk jaar”, zegt een woordvoerder van de VO-raad. „En telkens verscheen daarbij een ronkend persbericht voor de bühne, terwijl het verhaal vaak genuanceerder ligt als je de achterliggende data van de Staat bekijkt. We zijn daarom blij met de constructievere houding.”
Met een eindoordeel plak je een sticker op een school: goed of niet goed
Die opmerking over nuance beaamt de inspectie in ieder geval als het gaat om eindoordelen die ze aan een school geeft. Een school kan na een inspectiebezoek het oordeel voldoende, onvoldoende of zeer zwak krijgen. „Met een eindoordeel plak je een sticker op een school: goed of niet goed”, zegt Oppers. „Dat doet onvoldoende recht aan de variatie, want op sommige onderdelen kan een school met een onvoldoende wél goed scoren.”
Andersom geldt het ook, volgens de inspecteur-generaal. Het is dan belangrijk dat een school aan dat onderdeel werkt en niet achterover gaat leunen vanwege de voldoende. Daarom kijkt de inspectie met veel interesse naar een experiment van de Engelse Onderwijsinspectie waarbij er geen eindoordeel meer wordt gegeven, schrijft ze in de Staat van het Onderwijs.
Die heeft dit jaar dus een behoorlijk andere insteek dan voorgaande jaren. Oppers: „We zijn gegaan voor aanmoedigende formuleringen, maar de resultaten zijn over het algemeen niet heel positief. Die kunnen we ook niet beter maken dan dat ze zijn.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130922125-c9c7c5.jpg|https://images.nrc.nl/nRINTyixmFrBuDlyYuQRfgQGh3o=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130922125-c9c7c5.jpg|https://images.nrc.nl/Snc-KwUTIsNp1fQhz9E1ntujqJo=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data130922125-c9c7c5.jpg)
Foto Kim van Dam/ANP
Leesniveau
Verderop in het rapport zijn, ondanks de stimulerende toon, nog wel zorgelijke bevindingen te lezen. Zo blijkt net als vorig jaar uit steekproefonderzoek dat 20 procent van de scholen in het basisonderwijs en voortgezet een onvoldoende scoort. Die analyse doet de inspectie naast haar reguliere onderzoek, waarbij ze alleen op bezoek gaat bij scholen waarvan ze vermoedt dat die niet goed genoeg presteren. De steekproef is nog niet omvangrijk genoeg om representatief te zijn (dat is ze voor het basisonderwijs pas volgend jaar en voor het voortgezet over drie jaar), maar het is veelzeggend dat het percentage zowel vorig jaar als dit jaar op 20 procent uitkomt, volgens Oppers.
Het basisonderwijs scoort het slechtst op het onderdeel ‘zicht op ontwikkeling’. Dat gaat bijvoorbeeld over de vraag of leerlingen voldoende begeleiding krijgen en of de school gestructureerd achterstanden bestrijdt. In het voortgezet onderwijs werden relatief veel herstelopdrachten gegeven op het onderdeel ‘pedagogisch-didactisch handelen’. Dat gaat onder meer over het afstemmen van het onderwijs op de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen.
Relatief de meeste herstelopdrachten werden bij beide onderwijssoorten gegeven op het onderdeel basisvaardigheden. Daar is het al jaren slecht mee gesteld in het Nederlandse onderwijs. In het basisonderwijs zijn leerlingen weer terug op het niveau van vóór corona, maar toen ging het ook al niet goed. De zorgen van de inspectie richten zich met name op de onderbouw van het voortgezet onderwijs. 64 procent van de leerlingen in jaar twee van vmbo-basis en -kader haalt het vereiste niveau voor leesvaardigheid niet. Op vmbo-t, havo en vwo gaat het iets beter, maar daar blijft het leesniveau sinds 2018 wel afnemen. Ook is tussen schooljaar 2022-2023 en 2023-2024 op bijna alle schoolniveaus in de onderbouw het rekenniveau afgenomen.
Afgelopen jaar is de inspectie ook begonnen met steekproefonderzoek op het mbo. Ze benadrukt dat dat (nog) niet representatief is, omdat er pas 83 onderzoeken zijn gedaan. Bij deze eerste reeks werd 45 procent van de opleidingen beoordeeld met een onvoldoende. Dat hoge percentage is vooral te wijten aan het onderdeel ‘studiesucces’. Bij die standaard wordt, anders dan in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, vooral gekeken naar het aantal ongediplomeerde schoolverlaters. Dat is relatief hoog op het mbo.
Lees ook
Minder scholen bezoeken, maar intensiever onderzoek doen, is nu de werkwijze van de Onderwijsinspectie
