De hardwerkende Amerikaanse arbeider, zo zou je het archetype kunnen noemen in wiens naam president Donald Trump zijn handelsoorlog met de rest van de wereld is begonnen. Het terughalen van klassieke fabrieksarbeid naar de Verenigde Staten is zijn uitgesproken doel. De handen uit de mouwen: maakindustrie, in de ouderwetse zin van het woord: auto’s, elektronica, maar ook kleding, schoenen en zo verder. In het Engels wordt deze arbeider ook wel blue-collar worker genoemd, naar de blauwe overall die door veel fabrieksarbeiders werd gedragen.
De herrijzenis van de fabrieksarbeider is een van de beloften die Trump in zijn campagne deed. Het Make America Great Again is gestoeld op deze wat ouderwetse opvatting van de economie. De heffingenoorlog is er ook op gebaseerd: Trump kijkt bij het vaststellen van de handelsbarrières die andere landen de VS opleggen alleen maar naar goederen. Op basis van de Amerikaanse goederenhandelsbalans met de rest van de wereld stelde hij zijn inmiddels beruchte staalkaart van ‘wederkerige’ heffingen op: 20 procent voor Europa, 46 procent voor Vietnam, 30 procent voor Zuid-Afrika en zo verder. De meeste heffingen staan sinds vorige week on hold voor negentig dagen, maar de dreiging blijft, net als de basis: goederen.
De Amerikaanse president bepaalt het speelveld van de handelsoorlog, zoveel is duidelijk. Maar het onbegrijpelijke eraan is: de Amerikaanse economie draait al lang niet meer op blauwe kragen. In de jaren vijftig werkte nog zo’n 35 procent van de Amerikaanse werknemers in de particuliere sector in de maakindustrie. Dat aandeel is gedaald naar 9,4 procent nu (nog altijd een kleine 12,8 miljoen banen).
Het merendeel (ruim 75 procent) van de Amerikaanse werknemers draait zijn uren tegenwoordig ‘op kantoor’, in de dienstensector. Denk aan financiële diensten als banken en verzekeraars, zakelijke diensten als accountancy of advocatuur, maar ook telecom, IT, zorg, horeca, cultuur en recreatie. Deze white-collar worker (naar de witte kraag van het overhemd) heeft in economisch belang het stokje al lang geleden overgenomen van de overalls.
Die verschuiving geldt voor de VS, maar eigenlijk voor het grootste deel van de westerse economieën. In Nederland werkt nog zo’n 2 procent van de werkenden in de landbouw (primaire sector), een kleine 20 procent in de industrie (secundaire sector) en de rest, zo’n 80 procent dus, in de dienstverlening (tertiair en quartair, voor privaat en publiek).
1.026 miljard aan diensten
De claim van Trump dat de VS door zo een beetje de hele wereld gepakt worden (het Amerikaanse handelstekort), houdt echter vooral stand als gekeken wordt naar de goederenstromen. Wie de diensten erbij betrekt, ziet ineens een veel genuanceerder beeld. Waar de VS in 2024 een tekort op de handelsbalans voor goederen hadden van ongeveer 1.060 miljard dollar, sloeg de balans voor diensten de hele andere kant op. Amerika exporteerde voor 1.026 miljard aan diensten, en is daarmee de grootste exporteur van diensten ter wereld. Amerika importeerde voor 748 miljard dollar aan diensten. Per saldo hadden de VS dus een dienstenhandelsoverschot van een kleine 280 miljard dollar.
Diensten zijn moeilijker te exporteren dan goederen. Waar bij goederen een container wordt volgeladen met producten of grondstoffen, zijn diensten veelal gekoppeld aan personen. Het is ook veel lastiger importheffingen te rekenen over diensten, al was het maar omdat de omzet en de winst van diensten makkelijk ‘verplaatst’ kan worden.
Maar de Amerikaanse dominantie op dienstengebied is wel degelijk in elk land voelbaar. Bancair maken kolossen als Goldman Sachs en JP Morgan de dienst uit. De grootste vermogensbeheerders ter wereld (BlackRock, Vanguard) zijn Amerikaans. Grote Amerikaanse advocatenfirma’s zijn in elk zakendistrict ter wereld belangrijke spelers. En zo ongeveer het hele internet (sociale media, zoekmachines, clouddiensten) is in handen van Microsoft, Meta, Amazon, Apple, Google en Facebook.
In de financiële dienstverlening alleen al hebben de VS een overschot op de handelsbalans van 113 miljard dollar, op het gebied van andere zakelijke dienstverlening (advocaten en zo) een overschot van 109 miljard. Ook bij intellectueel eigendom, telecom en reizen slaat de balans voor de VS positief uit: op al deze terreinen exporteert Amerika meer dan het importeert.
Tarief van 218 procent aan VS
Alles bij elkaar opgeteld (goederen en diensten) resteert nog steeds een Amerikaans handelstekort van zo’n 750 miljard dollar, maar het is wel een stuk kleiner dan waar Trump mee rekent. Derhalve zouden de wederkerige heffingen die Trump anderen wil opleggen fors lager moeten zijn. En wie verder inzoomt naar individuele landen, ziet de balans soms zelfs helemaal omslaan. In een recente nieuwsbrief van Global Trade Alert, een ngo die handelsbarrières bijhoudt en analyseert, doen twee auteurs een vingeroefening wat die totale handelsbalans voor consequenties zou kunnen (zeker niet moeten, zeggen ze erbij) hebben. Een land als Saoedi-Arabië zou een tarief van 218 procent aan de VS mogen opleggen als de dienstensector de maatstaf zou zijn. Brazilië kan een heffing van 148 procent invoeren, Ierland 112 procent. En zelfs China zou met Trumps eigen methodiek het ‘recht’ hebben een heffing van 70 procent op Amerikaanse diensten in te voeren.
Het is onwaarschijnlijk dat dergelijke tarieven ooit ingevoerd zullen worden, geen enkel land (behalve China) lijkt bereid de wapens die Trump heeft ingezet op gelijke wijze te hanteren. Maar dat diensten wel een onderdeel van de handelsoorlog kunnen gaan uitmaken, bleek uit de reactie van de Europese Commissie vorige week. Die kijkt nadrukkelijk ook naar de grote Amerikaanse techbedrijven bij het formuleren van een gepaste reactie op Trumps heffingen. Diensten dus. Trump mag dan het speelveld bepalen voor zijn deel van de heffingenstrijd, over de antwoorden van zijn tegenstanders in de handelsoorlog heeft hij weinig te zeggen.
