N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Yassine Kaddouri (23) is student international business law, en heeft ook een webshop met baardgroeimiddelen. „Ik ga volgend jaar in Amerika studeren, dus wat ik overhoud zet ik daarvoor opzij.”
‘Sinds afgelopen zomer heb ik met een vriend een webshop waar we baardgroeimiddelen verkopen. Het is een middel dat ik zelf ook heb gebruikt en het werkte goed, alleen was het niet makkelijk te verkrijgen. En omdat ik vanuit mijn studie een grote interesse heb in hoe ondernemingen werken, dacht ik: ik kan het zelf ook gaan verkopen. De bedoeling is om ons assortiment uit te breiden, met ook haargroeimiddelen en andere cosmetica voor vrouwen en lifestyle-advies. Tot nu toe gaat het best goed, de eerste maand hebben we 2.500 euro omzet gedraaid. Vooralsnog gaat dat vooral op aan investeringen.
„Ik denk dat als je financiële vrijheid wil hebben, je wel je eigen onderneming moet starten. Ik hoop ooit advocaat te worden, maar ik ben niet bang voor een extra uitdaging. Ik ben van ver gekomen: ik begon op de mavo, ging toen naar de havo, het vwo en het hbo. Daardoor was ik wat extra jaren kwijt aan school, maar het getuigt ook van doorzettingsvermogen. En dat staat goed op m’n cv.
„Mijn vaste lasten betaal ik nu met de lening die ik van [studiefinancieringsinstantie] DUO krijg. In rustige periodes zoals vakanties werk ik hier en daar als kok of personal trainer. Soms geef ik ook bijles maatschappijleer en economie, en begeleid ik woningbezichtigingen voor een makelaar. Buiten de vakanties focus ik me zoveel mogelijk op mijn studie, dan heb ik weinig tijd om naast mijn onderneming nog te werken.”
uit
‘Mijn financiën richt ik nu volledig op een uitwisselingsprogramma met Amerika. Ik ga begin volgend jaar een paar maanden aan de University of Connecticut in Hartford studeren. De universiteit zit in een Harry Potter-achtig kasteel, heel leuk. Ik mag daar ook een master gaan doen en dat geeft me de mogelijkheid om uiteindelijk ook in de VS advocaat te worden. Het is wel prijzig, die uitwisseling: inclusief huisvesting, eten en uitjes kost het 11.000 euro. Ik ga het wel redden, ik heb al flink wat gespaard. En het mooie van onze onderneming is dat alles digitaal is; alleen de verzending van het product wordt door mijn partner gedaan. Vanuit Amerika kan ik het online gedeelte onderhouden en hopelijk krijg ik daar dan ook inkomsten uit.
„Ik sport bijna elke dag, dus ik probeer veel groenten en proteïnen te eten. En met de stijgende kosten loopt dat wel op. Een keer per week ga ik naar de universiteit in Leiden, de rest van de hoorcolleges kan ik online volgen. Als ik dan thuis ben, eet ik zo twee keer per dag warm, rijst met kip bijvoorbeeld. Ik woon in een studentencomplex in Amsterdam, met een dure supermarkt in het gebouw. De verleiding is heel groot om daar even snel iets te halen als ik iets mis, terwijl de goedkope supermarkt 250 meter verderop is. Dan ben ik dus vaak duurder uit.”
Caroline Dechamby: „Schilderen is altijd mijn nummer één geweest, daar verdien ik al veertig jaar mijn geld mee, maar ondertussen onderneem ik ook andere dingen binnen de kunst. Zo ben ik momenteel bezig met het inrichten van een luxe jacht van zestig meter. Het is voor een Amerikaans echtpaar dat ik al tien jaar ken en hun grote droom was om een jacht volledig te decoreren met mijn kunst. „Floating Dechamby”, noemden ze het. Vind je het geen giller? Ik heb in mijn atelier met voetstappen staan uitmeten hoe ver het is, zestig meter. Vér, joh! Er gaan vijftien werken van me hangen, plus nog enkele interieuritems van mijn hand. Ik zit in de upperclass – ja pardon, zo is het gewoon. Een groot werk van mij kost zomaar 30.000 euro, voor iets wat je in wezen niet echt nodig hebt. Het is luxe. Dat is mijn segment geworden door de jaren heen.
„Ik kom uit een creatief nest in Bilthoven, echt een happy family met een lieve broer en een creatieve zus. Mijn vader was architect, mijn moeder maakte miniatuurschilderijtjes. Zelf heb ik ook altijd geschilderd. Vanaf mijn achttiende, negentiende maakte ik hyperrealistische werken van appels, peren, tulpen. In eerste instantie om mijn eigen flatje te decoreren, maar uiteindelijk had ik een collectie waarvan ik dacht: wie weet verkoopt het wel. En dat bleek. Een keer kwam een kunstkenner naar mijn werk kijken. Hij zei: leuk hoor, die appels en peren, maar als je echt wil meedraaien op de Art Fairs, moet je iets anders gaan doen. Uit een soort provocatie heb ik toen gedacht: weet je wat, dan zet ik mezélf ervoor. Vanaf dat moment is dat mijn stijl geworden.”
Ondernemersgeest
„Appropriation bleek de stijl te heten; dat hoorde ik achteraf. Ik neem het werk van een bekende schilder – Picasso, Mondriaan, Miró – en zet mezelf ervoor. Letterlijk. Soms als een silhouet in plexiglas vóór het doek, andere keren schilder ik mezelf als figuur in het schilderij. Omdat je mij altijd van de achterkant ziet, en altijd gekleed in een salopette, een tuinbroek, heeft het iets herkenbaars. Grappig en krachtig tegelijk. Dat maakt dat veel vrouwen mijn werk willen kopen. Ik doe alles zelf en ben zomaar twee maanden bezig met een doek. Ik heb ook een ondernemersgeest en vandaaruit dacht ik: ik moet iets bedenken wat sneller dupliceerbaar is. Dus toen ben ik onder eigen naam in een kleine oplage tassen gaan maken, uurwerken; en ik verkoop nu zelfs poefen, strandlakens en bikini’s. Eigenlijk is Caroline Dechamby een brand geworden, een totaalmerk.”
Een avontuurlijk leven
„Al jong ben ik uit Nederland vertrokken. Ik wilde een avontuurlijk leven, dat is denk ik de rode draad. Vanaf mijn veertiende als model gewerkt; daar kon ik al snel mijn kostje mee verdienen. Na mijn middelbare school wilde ik naar Parijs om Frans te leren, maar mijn vader vond dat te eng en stuurde me in plaats daarvan naar Zwitserland, waar mijn ouders een appartement hadden in het plaatsje Chamby.
„Zo ben ik ook uiteindelijk aan mijn ‘artiestennaam’ gekomen. Ik reed daar rond in een oude Porsche 914 die ik zelf had gekocht – helemaal van mijn eigen geld, hè? – waar het dak van open kon en mijn lange haar wapperde in de wind. De mensen zagen dat en zeiden: ááh, daar is madame de Chamby! Nou, dat klonk zo goed, dat ik me vanaf mijn eerste expositie zo ben gaan noemen: Caroline Dechamby. Het helpt ook bij het schakelen tussen werk en privé. Want thuis ben ik gewoon Caroline Rijksen die een eitje bakt en in korte broek het onkruid uit de tuin trekt.
„Ik ben een harde werker, dat zal iedereen om me heen kunnen bevestigen. Ik heb behoorlijk wat tegenslagen gekend in mijn leven. Mijn man die ervandoor ging, juist toen onze dochter ernstig ziek werd bijvoorbeeld. Dat zeg ik niet om te klagen, want het heeft me juist sterker gemaakt. Maar ik heb het wel altijd alleen gedaan en altijd geleefd van mijn kunst. Daar ben ik enorm trots op.
„Ik ga altijd vroeg naar bed en word rond een uur of vier of vijf wakker. Dan pak ik pen en papier en schrijf ik op wat ik die dag wil gaan doen. Het is voor mij haast een meditatief moment, waarin ik heel helder na kan denken. Zalig! Dan is alles onder controle en slaap ik nog heerlijk verder.
„Om half 8 spring ik mijn bed uit en ga ik naar buiten. Minstens anderhalf uur lopen in de bergen – en stevig doorlopen, hè? In de winter ga ik iedere ochtend skiën. Ik ben fanatiek; ik wil per se dat eerste spoor hebben op de piste en ski dan keihard naar beneden. Alleen. Het klinkt heel ongezellig wat ik nu ga zeggen, maar ik heb geen zin om op iemand te wachten. Daarom ben ik misschien momenteel ook vrijgezel. Ik leef mijn eigen ritme en kom zelfs dan nog regelmatig tijd tekort. Ik werk heel hard, zeven dagen in de week, het hele jaar door. Dat houd ik alleen vol omdat thuis rust is. Als ik dat niet heb, word ik overspannen.
„Ik woon nu bijna dertig jaar in Crans Montana en denk dat het een van de mooiste plekken van de wereld is. De natuur, de zuivere lucht. Je kunt hier skiën, wandelen, golfen: het is zá-lig. In Zwitserland heb je twee soorten publiek: de autochtone Zwitsers en de buitenlanders die hier komen voor het land en het fiscale klimaat, zeg maar. Ik ken allebei die groepen heel goed. De jongens die met koeien werken, de guide de montagnes – dat zijn mijn vrienden. Die zijn zo geweldig. Maar ook die andere groep waardeer ik; met hen kan ik dinertjes hebben, golfen. Ze vragen hoe het gaat en gunnen je het succes.
„Ik heb een huis en galerie in Saint-Tropez en samen met mijn zoon een galerie in Miami, maar ik zou er niet kunnen wonen. Tien jaar geleden was er een plan om mijn brand te vestigen in New York. Er waren investeerders aan boord en ik zou twee weken per maand daar gaan zitten. Nou, ik heb me moeten terugtrekken. De stress van die stad, de energieën van mensen, ik vind het een verschrikking. Hier leef ik mijn eigen ritme op mijn berg. Het is echt mijn home geworden.”
Het kan iedereen overkomen: een ongeval of een ziekte die ervoor zorgt dat je je beroep niet langer kunt uitoefenen. Het afgelopen jaar ontvingen meer dan 800.000 mensen een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Wat moet je doen als je plotseling arbeidsongeschikt raakt? En hoe kan je je erop voorbereiden?
Voorbereiden op…
Arbeidsongeschiktheid is een thema waar de meeste mensen pas over na gaan denken als ze er mee te maken krijgen. Dat zou anders moeten, zegt Karin Radstaak van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Ze vergelijkt arbeidsongeschiktheid met andere belangrijke levensgebeurtenissen als het krijgen van een kind, of een scheiding. Of situaties die je niet verwacht, maar waarvoor je je wel verzekert. „Als je een brandverzekering afsluit, vraag je je af hoeveel je inboedel waard is”, aldus Radstaak.
Op eenzelfde manier is het volgens haar nuttig om na te denken over de situatie waarin je arbeidsongeschikt zou raken. „Wat gebeurt er dan? Met welke partijen kom je in contact? Wat voor regelingen zijn er?” Het Nibud heeft daarom een stappenplan opgesteld in voorbereiding op arbeidsongeschiktheid.
Naast het vergaren van informatie over arbeidsongeschiktheids- en ondersteuningsregelingen, is het verstandig te kijken naar waar je zou kunnen besparen en, om indien mogelijk, wat geld als buffer opzij te zetten. Radstaak: „Het hangt natuurlijk af van de mate waarin je arbeidsongeschikt raakt en of je daarnaast nog kan werken, maar het is sowieso goed te weten wat je financieel te wachten kan staan.” Als je onder een bepaald inkomensniveau terechtkomt, heb je bijvoorbeeld recht op huur- of zorgtoeslag, terwijl je daar eerder niet mee te maken hebt gehad.
Ook de manier waarop je werk georganiseerd is, speelt daarbij een grote rol. „In loondienst word je nog twee jaar in staat gesteld terug te keren als je ziek bent, maar als zelfstandige moet je je afvragen of je een arbeidsongeschiktheidsverzekering moet afsluiten of in een broodfonds moet stappen,” aldus Radstaak.
Handelen bij…
Als je bent uitgevallen is het altijd aan te raden te vragen of er iemand over je schouder mee wil kijken. „Je hebt dan zelf al genoeg zorgen over wat er met je aan de hand is”, zegt Radstaak. „Dus als iemand die je vertrouwt je kan helpen uitzoeken voor wat voor regelingen je eventueel in aanmerking komt, is dat heel nuttig.” Ook gemeenten hebben daarin een rol te vervullen, maar voor hen is het moeilijker om mensen te benaderen, onder meer vanwege groeiend wantrouwen in de overheid.
Naast wantrouwen speelt bij het vragen om hulp ook schaamte vaak een rol, ziet arbeidsdeskundige Janthony Wielink. Hij helpt vaststellen in hoeverre iemand nog kan werken en ondersteunt bij het voorkomen en herstellen van arbeidsongeschiktheid. „Mensen denken dat arbeidsongeschiktheid hen niet overkomt en worden dus altijd verrast. Het is helemaal geen schande om hulp te vragen, want alles wat er op je afkomt kan behoorlijk ingewikkeld zijn.”
In het proces na een ziekmelding is een open communicatie tussen werknemer en werkgever van groot belang, weet Wielink. Hij ziet dat beide partijen vaak onvoldoende om de tafel zitten om een gezamenlijk doel en een pad daar naartoe uit te stippelen. „Heel vaak wordt dat uitbesteed aan een arbodienst,” zegt hij. „En dat is dan een externe partij die gewoon zijn ding doet, terwijl het wel om jouw toekomst gaat.” Met een open dialoog en duidelijke verwachtingen kunnen werknemer en werkgever samen nadenken over welke werkzaamheden op termijn weer hervat kunnen worden.
Het doel moet duidelijk zijn en betrokkenen moeten denken in mogelijkheden over hoe dat te bereiken, stelt de arbeidsdeskundige. „Het hoofddoel is altijd terugkeren naar je eigen werk. Maar soms kan dat niet. Dan kan je gaan kijken naar ander werk in de organisatie. En als dat ook niet kan moet je kijken naar mogelijkheden bij een andere werkgever.” Dit is allemaal vastgelegd in de Wet Verbetering Poortwachter, waar een uitgebreid stappenplan bij hoort voor werkgevers om mensen terug te begeleiden naar werk.
Dat stappenplan kan voor alle betrokken partijen – van een bedrijfsarts, tot een casemanager en verzuimbegeleider – een valkuil zijn, ziet Wielink in de praktijk. Omdat er heel sterk op het proces wordt gefocust, en de werkdruk bij alle betrokken partijen heel hoog is, is meer sprake van een ‘vinkjescultuur’, dan van goede begeleiding. „Iedereen zet een vinkje bij het volgende stapje, maar het is beter om het proces holistisch te benaderen”, stelt Wielink. Tijdens trainingen die hij geeft oppert hij vaak: kijk eens of je niet ook een stapje kan overslaan, of juist een ander, extra stapje moet zetten.
Als het doel om terug te keren naar werk niet haalbaar blijkt, is het van belang dat daar duidelijk over wordt gecommuniceerd, vindt Wielink. Als mensen minder loon gaan ontvangen, of misschien richting een WIA-uitkering gaan, is het heel belangrijk dat ze weten wat ze kunnen verwachten. Als ze die duidelijkheid hebben zetten ze sneller een stap dan als het allemaal vaag blijft.”
Dus
Arbeidsongeschiktheid komt altijd onverwacht, maar dat betekent niet dat je je er niet op kan voorbereiden. Het helpt als je weet welke regelingen er bestaan, als je zicht heb op je financiële situatie en, indien mogelijk, een buffer kan opbouwen. Als je arbeidsongeschikt raakt, kan je in samenspraak met je werkgever of eventueel een andere werkgever kijken wat je nog wel kan doen.
Sean Hill (46) heeft het ondernemen met de paplepel ingegoten gekregen. Dat kan ook moeilijk anders, als lid van de Thaise ondernemersfamilie Chirathivat, dat met een door Forbes geschat vermogen van omgerekend 7,3 miljard euro de vijfde rijkste familie in Thailand is.
Tos Chirathivat (60) leidt sinds 2013 de detailhandel en vastgoedgigant Central Group, dat zijn overgrootvader Tiang Chirathivat in 1947 in Bangkok oprichtte. Het moederbedrijf bezit en beheert duizenden warenhuizen, winkelcentra, hotels en restaurants in Zuidoost-Azië en Europa. Ze staan onder andere in Japan, de Maladiven, Maleisië, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. En Hill is de neef van de kleinzoon die dit concern nu runt.
Wat heeft de Bijenkorf hiermee te maken?
Toen Central Group in 2022 samen met het Oostenrijkse vastgoed- en detailhandelconglomeraat Signa voor omgerekend 4,5 miljard euro de Britse Selfridge Group kocht, werd het concern mede-eigenaar van de Bijenkorf. Nadat in 2023 Signa in financieel zwaar weer terecht was gekomen, kreeg de Thaise familie die Central Group bezit de Bijenkorf helemaal in handen. Inmiddels is Central Group nog voor zestig procent eigenaar van de zeven Bijenkorffilialen in Nederland: in oktober 2024 nam het Saoedische Public Investment Fund (PIF) een aandeel van veertig procent in Selfridges, waardoor Central Group nu samen met het Saoedisch staatsfonds dit moederbedrijf van de Bijenkorf bezit.
Hill heeft dus veel ervaring in de detailhandel?
Inderdaad. De Bijenkorf zelf liet weten dat Hill „de juiste persoon” is om het bedrijf „verder te laten groeien”. Central Group zei dat „retail” Hill als „lid van de Chirathivat-familie” in het bloed zit. Zo was hij vijf jaar lang voor Central Group verantwoordelijk voor het vastgoed in Europa.
Ook had hij vijf jaar lang een leidinggevende functie bij het Berlijnse KaDeWe (Kaufhaus des Westens), met zestigduizend vierkante meter het grootste warenhuis op het Europese vasteland. Daar zette hij op de zesde verdieping een food hall neer, met luxueuze gerechten en een champagnebar, om ook de tongen te kunnen strelen van de welgestelde klanten. Verder was hij lid van de directie van het Italiaanse warenhuis La Rinascente, waar hij nieuwe merken introduceerde en advies gaf over nieuwe winkellocaties.
Wat staat hem te wachten bij de Bijenkorf?
Vermoedelijk iets vergelijkbaars als in Duitsland en Italië. De ceo van Selfridges Group, André Maeder, omschrijft Hills toekomstige taak in elk geval als het „verder ontwikkelen” van de winkels en platforms „tot bestemmingen voor bijzondere ervaringen voor onze klanten”.
Nu kampt ’s lands bekendste luxewarenhuis volgens De Bijenkorf zelf met „een uitdagend economisch klimaat dat zich kenmerkt door aanhoudende economische onzekerheid en terughoudende consumentenbestedingen”. Zo had het in 2024 een omzetgroei van slechts één procent, bleek uit de jaarcijfers.
Makkelijk krijgt Hill het dus niet, maar daar lijkt hij niet zwaar aan te tillen. Op LinkedIn liet hij weten het „een enorme eer” te vinden om „verder te mogen bouwen” aan „een Nederlands icoon”. Ook zei hij alvast te zijn begonnen Nederlands te leren bij het taleninstituut van „de Nonnen van Vught”. Wellicht in de hoop De Bijenkorf gemakkelijker aan positieve omzetcijfers te helpen.