N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Elsbeth Binzenstock Josephine Rombouts staat voor het schilderij dat Hans Holbein van zijn gezin maakte en vraagt zich af waarom ze zich zo ongemakkelijk voelt. Eerst ziet ze ‘de vrouw van’, pas daarna Elsbeth.
In het Kunstmuseum van Bazel sta ik opeens tegenover haar: de vrouw van Hans Holbein. Een schilderij, dat ik ken van afbeeldingen en nooit in het echt heb gezien. Tot vandaag.
Het gezin van de schilder toont de vrouw van Holbein en hun twee kinderen. De moeder heeft haar hand op de schouders van haar zoon gelegd en draagt haar dochter op de arm. Ze kijken alledrie niet erg vrolijk. De meester schildert Elsbeth met haar haar strak naar achteren, haar buste een groot, wit vlak waarbij het decolleté zonder de minste verleiding in een donkere jurk zakt. Geen sieraad breekt de spanning, geen kant bedekt het naakte vlees.
Het beeld maakt me ongemakkelijk en ik vraag me af waarom. Ik vraag me ook af waarom een echtgenoot zijn eega zó wilde afbeelden. Ik speur langs de andere werken van Holbeins hand in dezelfde zaal, zijn portret van Erasmus, een dubbelportret van een rijk Duitse echtpaar, een groot schilderij van een mythologische courtisane, de Laïs van Korinthe. Aan die afbeeldingen kun je zien dat hij duidelijk weet wat een hoofddeksel, een kraagje of een goed gekozen kleur voor een model doet.
Hans Holbein de Jonge (1497-1543) was zelfs zo goed in het flatteus afbeelden van zijn modellen dat het hem bijna zijn hoofd kostte. De Reformatie in zijn woonstad Bazel ging gepaard met een beeldenstorm waarin veel van zijn altaarstukken en heiligenportretten sneuvelden. De Duits-Zwitserse schilder voelde zich genoodzaakt op zoek te gaan naar nieuwe opdrachtgevers.
Aan het Engelse hof viel hij met zijn neus in de boter: Henry VIII had na het afserveren van de paus, het uitroepen van zichzelf als leider van de Anglicaanse kerk, zijn echtscheiding en het onthoofden van zijn tweede vrouw wel een goede pr-campagne nodig. Holbein leverde hem het beeld van een breedgeschouderde, bijna bovenmenselijke vorst die overtuigend koninklijke waardigheid en kracht uitstraalt. De koning was zo tevreden met zijn transformatie op het doek dat hij Holbein de opdracht gaf om zijn vrouw te schilderen. Dat bracht de schilder op de lange termijn meer werk dan hij misschien had voorzien.
Minneliederen
Na de ontijdige dood van vrouw nummer drie werd Holbein eropuit gestuurd om potentiële bruiden te schilderen want het was de tijd van vóór polaroids en Tinder. De schilder ving op meesterlijke wijze de uitdagende schoonheid van de zestienjarige Christina van Denemarken in haar donkere weduwekleed. De koning was zo onder de indruk dat hij zijn muzikanten de hele dag minneliederen liet spelen. Jammer genoeg sloeg Christina zijn huwelijksaanzoek af: „Als ik twee hoofden had, zou ik er gaarne één ter beschikking stellen aan de koning.”
Holbein werd eropuit gestuurd voor nieuwe polaroids. Op basis van zijn schilderij ondertekende Henry het huwelijkscontract met Anna van Kleef. Er ging een venijnig versje rond aan het Engelse hof in afwachting van de bruid:
If that be your picture / Then shall we / Soon see how you and your picture agree.
De hovelingen hadden van dichtbij gezien hoe Holbein van een corpulente, oude man een overtuigend imposante en viriele vorst had gemaakt. Logisch dat ze sceptisch waren over het waarheidsgehalte van deze afbeelding. Arme Anna van Kleef. Zij moest bij aankomst in Engeland horen dat ze minder mooi was dan de versie van Holbein. („Weerzinwekkend”, noemde de koning haar.) Arme mevrouw Holbein, je mag hopen dat ze een beetje meeviel in het echt.
De woede van de koning richtte zich niet op zijn hofschilder, Henry stelde zijn raadgever Thomas Cromwell verantwoordelijk voor de vergissing van dit huwelijk en liet hem onthoofden. De vorst schijnt gezegd te hebben: „Ik zeg je, van zeven boeren kan ik evenzoveel heren maken, maar van zeven heren zou ik nog niet één Holbein kunnen maken.”
Holbeins opdrachtgevers waren mannen. Kerkvaders die een serene Madonna zochten, koopmannen die een schone Venus wilden, een man van bijna vijftig die een bruid van zestien jaar begeerde. En de meester leverde de male gaze wat het wilde zien.
Thuis schilderde hij zijn vrouw, de moeder van zijn kinderen. Een van zijn weinige niet in opdracht gemaakte werken, zonder opsmuk, zonder programma.
De vrouw van Holbein werd geboren als Elsbeth Binzenstock, ze was voor haar zesentwintigste weduwe van een leerlooier met wie ze een zoon had. In 1519 trouwde ze met de tweeëntwintigjarige veelbelovende kunstenaar. Ze kregen een zoon en een dochter voordat hij twee jaar op reis ging. Hij kwam weer een tijdje in Bazel wonen, schilderde dit portret, verwekte nog twee kinderen bij haar en vertrok toen naar het Engelse hof waar hij tot aan zijn dood bleef. Twee kinderen die hij daar kreeg bij een onbekend gebleven vrouw bedacht hij in zijn testament. Elsbeth was erfgename van zijn huis in Bazel en zijn werk. Zij verkocht het portret dat hij van haar maakte nog voor hij stierf.
Mijn female gaze veroordeelt haar kale buste, de vermoeide trekken en de afgewende blik. Ik vind dat de vrouw van Holbein niets heeft ondernomen om er wat florissanter uit te zien. Ze had ook in de spiegel kunnen opmerken dat die jurk haar niet stond, daar had ze de schildersblik van haar man niet voor nodig.
Compromisloze kale vlezigheid
Dat ze niets anders heeft gedaan dan ‘de vrouw zijn van’, wringt ook. Uit de geschiedenis blijkt dat het moeilijk was maar wel mogelijk om iets te ondernemen als vrouw. Ze had schilder kunnen worden, ondernemer, uitvinder of vertaler. Kortom: ik sta voor het doek te bedenken wat deze ‘vrouw van de schilder’ had kunnen doen om in mijn serie terecht te komen. En wat ze had kunnen aantrekken om haar man en de toeschouwer te behagen. Beduusd door mijn eigen pedanterie blijf ik nog even staan om te kijken naar wat de schilder en zijn vrouw te zeggen hebben zonder dat ik erdoorheen praat.
Holbein schilderde zichzelf niet bij zijn gezin. Het was geen familieportret, het nieuwe genre dat tijdens de Reformatie opkwam en het harmonieuze gezin als hoeksteen van de samenleving propageerde. Ik krijg na een tijd met dit schilderij doorgebracht te hebben steeds minder het idee dat Holbein ‘zijn vrouw’ schilderde, of ‘de vrouw’, zelfs niet ‘de moeder’. Ik herken geen programma in dit door niemand bestelde schilderij, geen agenda.
Ik bekijk haar gezicht, dat me aanvankelijk een beetje afstootte door de compromisloze kale vlezigheid, nog wat beter. Hij heeft haar ogen een mooie lijn gegeven en een warme blik. Nu pas zie ik dat er om haar mond een glimlach speelt. Ik ben zo bezig geweest met de vrouw van Holbein zien dat ik nu pas naar de persoon Elsbeth begin te kijken. Haar man deed dat, met zoveel distantie dat het onbehaaglijk is. Hij zocht naar de persoonlijkheid van degene die voor hem zat. Niet naar haar vrouwelijkheid maar naar haar menselijkheid.
Na het schrijven van een hele serie vrouwenportretten moet ik toegeven dat ik een schilder nodig heb om weer de mens achter de vrouw te zien.