Het Hongaarse parlement heeft maandag een controversiële grondwetswijziging aangenomen die de regering onder meer toestaat lhbti-evenementen te verbieden. Het amendement werd aangenomen met een meerderheid van 140 stemmen voor tegenover 20 stemmen tegen. Met de wetswijziging worden de rechten van de lhbti-gemeenschap in de EU-lidstaat nog verder ingeperkt.
De wetswijziging komt niet uit de lucht vallen. In februari deed de Kremlin-gezinde premier van Hongarije Viktor Orbán de aankondiging dat hij voor het Paasweekend af zou hebben afgerekend met de „liberale netwerken” in zijn land.
Een maand geleden werd het anti-lhbti-amendement ingediend door Fidesz, de partij van premier Orbán, en versneld door de parlementaire machine gehaald. Vanwege de grote meerderheid van de rechts-populistische partij en de christelijke coalitiepartij KDNP in het Hongaarse parlement, was het aannemelijk dat de wetswijziging inderdaad zou worden doorgevoerd.
Afschrikmiddel
De wijziging verankert de erkenning van slechts twee geslachten (m/v), wat een grondwettelijke basis biedt voor het ontkennen van de genderidentiteit van sommige non-binaire burgers in Hongarije. Daarnaast maakt het de weg vrij voor autoriteiten om gezichtsherkenningssoftware te gebruiken om deelnemers van de Pride te identificeren, en mogelijk te beboeten.
Eind vorige maand verbood het parlement al de Budapest Pride. De dertigste editie van de Pride-mars trekt jaarlijks tienduizenden bezoekers. Ten tijde dat het wetsvoorstel ingediend werd, lieten de organisatoren al weten de mars alsnog door te laten gaan. De oppositiepartij Momentum stelt maandag dat de wetswijziging zal worden ingezet als ‘afschrikmiddel’ voor mensen om deel te nemen aan de mars.
Lees ook
Verbod op Budapest Pride, juist nu Hongaarse economie slecht draait: ‘Niet voor het eerst probeert Orbán de aandacht af te leiden’
Niet alleen de lhbti-gemeenschap zal de gevolgen van de nieuwe wet voelen. De Hongaarse regering krijgt met het doorvoeren van het amendement ook de bevoegdheid het staatsburgerschap van Hongaarse burgers met een dubbele nationaliteit „die een bedreiging vormen voor de veiligheid of soevereiniteit van het land” op te schorten.
Weerstand
Het voorstel leidde de afgelopen weken tot grote weerstand. Hongaren gingen massaal de straat op om tegen de ‘ontmanteling van de democratie’ te protesteren. Ook gaven 22 Europese ambassades in Hongarije, waaronder die van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, een gezamenlijke verklaring uit waarin ze zeiden zeer bezorgd te zijn dat de wetgeving zou leiden tot „beperkingen op het recht op vreedzame vergadering en de vrijheid van meningsuiting”.
Al eerder voerde Orbán’s partij meerdere wetten in die de rechten van de lhbti-gemeenschap inperken. Zo werden in 2021 onder meer lesmateriaal en advertenties verboden die seks met iemand van hetzelfde geslacht onder kinderen ‘populariseren’, of waarin homoseksualiteit wordt getoond of iemands genderidentiteit wordt bevestigd.
Lees ook
Het kabinet is te stil over Hongarije, en dus over de rechtsstaat
De definitie van wie een vrouw is heeft volgens de Britse gelijkheidswet uit 2010 alleen betrekking op mensen die als vrouw geboren zijn. Toch biedt deze wet wel bescherming aan transgenders tegen discriminatie.
Dat heeft het Britse Hooggerechtshof woensdag uitgesproken. De rechters zeiden ook dat het gebruik van een „gecertificeerde interpretatie van geslacht’’ zou leiden tot „een vreemde ongelijkheid” in status tussen transgenders met een geslachtsveranderingscertificaat en transgenders die dat niet hebben.
De zaak wordt in het Verenigd Koninkrijk gezien als zeer belangrijk voor de rechten van transgender personen. Rechter Lord Patrick Hodge beklemtoonde de uitspraak „niet te zien als een overwinning voor de ene partij ten opzichte van de andere” en hij benadrukte dat Equality Act transgenders nog steeds beschermt tegen discriminatie.
De uitspraak betekent dat een deel van een Schotse wet van tafel moet, namelijk het deel dat regelt dat trans vrouwen meegerekend mogen worden bij doelstellingen om vijftig procent vrouwen in raden van bestuur te krijgen.
Genderdisforie
De zaak was aangespannen door de actiegroep For Women Scotland die vindt dat iemand alleen een vrouw kan zijn als ze als vrouw geboren is. Schrijver J.K. Rowling, bekend van Harry Potter, financiert deze groep. De groep werd opgericht nadat de Schotse regering in 2018 een nieuwe genderwet voorstelde die de procedure voor het verkrijgen van een zogeheten geslachtserkenningscertificaat (GRC) veranderende. Onder deze wetswijziging konden personen hun geslacht met dit document laten vastleggen op basis van zelfindentificatie, zonder medische diagnose. Die wet is in Schotland aangenomen maar door de overkoepelende regering in het VK tegengehouden en dus niet actief. Dit betekent dat de diagnose genderdysforie nog altijd vereist is voor een dergelijk certificaat.
De actiegroep spande een zaak aan tegen een andere aangenomen Schotse wet, de Gender Representation on Public Board. Deze wet stelt doelstellingen vast voor het verhogen van het percentage vrouwen in raden van bestuur. Trans vrouwen in het bezit van geslachtserkenningscertificaat tellen volgens deze wet mee als vrouw. Daartegen nam For Women Scotland juridische actie.
Het hooggerechtshof van Schotland gaf de groep ongelijk en bepaalde trans vrouwen meetellen als vrouw in het bestuur, onder deze wetgeving. De actiegroep ging daarop in beroep bij het allerhoogste Britse rechter, het hooggerechtshof in Londen.
Het is op dit moment onduidelijk welke gevolgen deze uitspraak heeft voor interesekse personen.
Het debat in het Verenigd Koninkirijk over transgenders was de afgelopen jaar verhit, terwijl het niet om grote aantallen gaat. Sinds de invoering van de Gender Recognition Act in 2004 kregen circa 8.500 mensen in het Verenigd Koninkrijk een gendererkenningscertificaat.
J.K. Rowling speelde een grote rol in het Britse debat. Ze wierp zich op als ‘voorvechter van vrouwenrechten’. Ze noemde in 2022 toenmalig Schots premier Nicola Sturgeon „een vernietiger van vrouwenrechten”. Critici vonden dat Rowling transfobe uitspraken deed.
De actiegroep waar Rowling aan is verbonden, zei tijdens de behandeling van de zaak dat de voor hen gunstige uitspraak ook in Engeland, Schotland en Wales consequenties moet hebben voor faciliteiten voor specifiek mannen of vrouwen, zoals toiletten, gevangenissen en ziekenhuisafdelingen. De Britse krant The Guardian onderschreef dat woensdagmorgen. „Hoewel de rechtszaak in Schotland begon, kan de uitspraak grote gevolgen hebben voor de manier waarop ruimtes en diensten voor alleen mannen en vrouwen in Engeland, Schotland en Wales worden gerund.” De verwachting is ook dat deze uitspraak het debat opent om de gelijkheidswet uit 2010 te veranderen.
De coalitie heeft na zo’n 25 uur onderhandelen een akkoord bereikt over de Voorjaarsnota. Dat melden partijleiders Geert Wilders (PVV), Dilan Yesilgöz (VVD), Caroline van der Plas (BBB) en vicefractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven (NSC) woensdagochtend op X.
In de Voorjaarsnota wordt de lopende overheidsbegroting bijgesteld en vooruitgeblikt op de uitgaven in 2026. Het kabinet schoof de afgelopen maanden alle financiële problemen voor zich uit. Tijdens de onderhandelingen over de Voorjaarsnota zou het kabinet met oplossingen komen. Ook stelden de partijen wensenlijsten samen, waardoor de uitdaging om tot een akkoord te komen toenam.
Wilders schrijft „erg blij en trots” te zijn dat de huurstijging voor de sociale huurwoningen voor 2025 en 2026 wordt „bevroren”. Ook noemt hij het „geweldig” dat er een miljard euro is gereserveerd om de huurtoeslag extra te verhogen.
Yesilgöz meldt dat er ruim 1,1 miljard euro wordt geïnvesteerd in defensie en veiligheid. Volgens de VVD-leider wordt de bezuiniging op kinderopvang geschrapt, de energierekening wordt verlaagd.
Eigenlijk gaat het nog steeds niet goed met het Nederlandse onderwijs, blijkt uit de woensdag verschenen Staat van het Onderwijs, het jaarlijkse rapport van de Onderwijsinspectie. Maar dit jaar probeert de inspectie haar hoofdboodschap iets positiever in te steken. Het werkt niet echt motiverend dat elk jaar alleen de nadruk ligt op wat slecht gaat, kreeg ze te horen vanuit het onderwijsveld.
„Men is er inmiddels wel van doordrongen dat het niet goed gaat met taal, rekenen en burgerschap”, zegt inspecteur-generaal Alida Oppers via een videoverbinding. „Elke tijd vraagt om zijn eigen aanpak, dus besloten we om onze tone of voice te veranderen. We hebben ook geprobeerd om een preciezer inzicht te geven in de oorzaken van de problemen en wat eraan gedaan kan worden. Dat werkt stimulerender dan alleen vaststellen wat niet goed gaat.”
In het rapport ziet de inspectie tegenvallers dit jaar als „kansen” en „onbenut talent”
In het voorwoord van de Staat wijst de inspectie op de grote hoeveelheid herstelopdrachten op burgerschapsonderwijs die ze heeft gegeven: op 57 procent van de onderzochte basisscholen en op 62 procent van de middelbare scholen. Een herstelopdracht is een tekortkoming die een school binnen een bepaalde tijd moet herstellen. De inspectie schrijft daarna gelijk dat docenten „steun” verdienen bij „de uitdagende opgave om te zorgen voor rust, verdraagzaamheid en een respectvolle dialoog”. Ze kijkt daarbij vooral naar de overheid. Die moet „voorbeeldgedrag” vertonen, staat in het persbericht bij de Staat.
In het rapport ziet de inspectie tegenvallers dit jaar als „kansen” en „onbenut talent”. Zoals de vele kinderen die met een taalachterstand aan de basisschool beginnen. Ook het achterblijvende onderwijs aan nieuwkomers wordt genoemd en de onvoldoende ondersteuning van ‘thuiszitters’.
Verder begint de inspectie de Staat met goed nieuws over taal en rekenen: er is de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekomen voor basisvaardigheden (taal, rekenen en burgerschap), in regeerprogramma’s én in het onderwijsveld. Dat heeft er mede toe geleid dat de corona-achterstanden in het basisonderwijs zijn ingehaald. De inspectie geeft daar zelfs „een compliment” voor aan „alle betrokkenen”.
Constructieve houding
De PO-Raad en de VO-Raad, de belangenbehartigers van respectievelijk het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, beamen dat ze behoefte hadden aan een andere toon. „Je weet elk jaar dat de Staat eraan komt en op een gegeven moment verwachtten scholen: het zal wel weer een negatief verhaal zijn, want dat is het elk jaar”, zegt een woordvoerder van de VO-raad. „En telkens verscheen daarbij een ronkend persbericht voor de bühne, terwijl het verhaal vaak genuanceerder ligt als je de achterliggende data van de Staat bekijkt. We zijn daarom blij met de constructievere houding.”
Met een eindoordeel plak je een sticker op een school: goed of niet goed
Die opmerking over nuance beaamt de inspectie in ieder geval als het gaat om eindoordelen die ze aan een school geeft. Een school kan na een inspectiebezoek het oordeel voldoende, onvoldoende of zeer zwak krijgen. „Met een eindoordeel plak je een sticker op een school: goed of niet goed”, zegt Oppers. „Dat doet onvoldoende recht aan de variatie, want op sommige onderdelen kan een school met een onvoldoende wél goed scoren.”
Andersom geldt het ook, volgens de inspecteur-generaal. Het is dan belangrijk dat een school aan dat onderdeel werkt en niet achterover gaat leunen vanwege de voldoende. Daarom kijkt de inspectie met veel interesse naar een experiment van de Engelse Onderwijsinspectie waarbij er geen eindoordeel meer wordt gegeven, schrijft ze in de Staat van het Onderwijs.
Die heeft dit jaar dus een behoorlijk andere insteek dan voorgaande jaren. Oppers: „We zijn gegaan voor aanmoedigende formuleringen, maar de resultaten zijn over het algemeen niet heel positief. Die kunnen we ook niet beter maken dan dat ze zijn.”
Lerarenopleidingen maken met stimulerende teksten reclame voor hun studies.
Foto Kim van Dam/ANP
Leesniveau
Verderop in het rapport zijn, ondanks de stimulerende toon, nog wel zorgelijke bevindingen te lezen. Zo blijkt net als vorig jaar uit steekproefonderzoek dat 20 procent van de scholen in het basisonderwijs en voortgezet een onvoldoende scoort. Die analyse doet de inspectie naast haar reguliere onderzoek, waarbij ze alleen op bezoek gaat bij scholen waarvan ze vermoedt dat die niet goed genoeg presteren. De steekproef is nog niet omvangrijk genoeg om representatief te zijn (dat is ze voor het basisonderwijs pas volgend jaar en voor het voortgezet over drie jaar), maar het is veelzeggend dat het percentage zowel vorig jaar als dit jaar op 20 procent uitkomt, volgens Oppers.
Het basisonderwijs scoort het slechtst op het onderdeel ‘zicht op ontwikkeling’. Dat gaat bijvoorbeeld over de vraag of leerlingen voldoende begeleiding krijgen en of de school gestructureerd achterstanden bestrijdt. In het voortgezet onderwijs werden relatief veel herstelopdrachten gegeven op het onderdeel ‘pedagogisch-didactisch handelen’. Dat gaat onder meer over het afstemmen van het onderwijs op de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen.
Relatief de meeste herstelopdrachten werden bij beide onderwijssoorten gegeven op het onderdeel basisvaardigheden. Daar is het al jaren slecht mee gesteld in het Nederlandse onderwijs. In het basisonderwijs zijn leerlingen weer terug op het niveau van vóór corona, maar toen ging het ook al niet goed. De zorgen van de inspectie richten zich met name op de onderbouw van het voortgezet onderwijs. 64 procent van de leerlingen in jaar twee van vmbo-basis en -kader haalt het vereiste niveau voor leesvaardigheid niet. Op vmbo-t, havo en vwo gaat het iets beter, maar daar blijft het leesniveau sinds 2018 wel afnemen. Ook is tussen schooljaar 2022-2023 en 2023-2024 op bijna alle schoolniveaus in de onderbouw het rekenniveau afgenomen.
Afgelopen jaar is de inspectie ook begonnen met steekproefonderzoek op het mbo. Ze benadrukt dat dat (nog) niet representatief is, omdat er pas 83 onderzoeken zijn gedaan. Bij deze eerste reeks werd 45 procent van de opleidingen beoordeeld met een onvoldoende. Dat hoge percentage is vooral te wijten aan het onderdeel ‘studiesucces’. Bij die standaard wordt, anders dan in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, vooral gekeken naar het aantal ongediplomeerde schoolverlaters. Dat is relatief hoog op het mbo.
Lees ook
Minder scholen bezoeken, maar intensiever onderzoek doen, is nu de werkwijze van de Onderwijsinspectie