Onder water is de oorlog al begonnen. Hoe bescherm je kwetsbare zeekabels tegen sabotage?

Ze hebben ergens nog wel een stukje liggen, zegt de Boskalis-medewerker. Hij komt terug en legt met een bons een loodzware onderzeese stroomkabel op de tafel van het Papendrechtse hoofdkantoor van het offshorebedrijf. Twintig centimeter in doorsnede, met drie dikke koperen kernen om de stroom van een windmolen te transporteren. Knappe jongen die zo’n kabel kapot krijgt. En toch gebeurt het.

De bodem van de Noordzee (het Nederlandse deel is groter dan heel Nederland) ligt bezaaid met duizenden kilometers leidingen en kabels. Een onderzeese internetkabel is zo stukgetrokken – per ongeluk of expres. Minstens zo cruciaal zijn de stroomkabels van windmolenparken voor de kust. In 2030 levert windkracht 75 procent van de Nederlandse elektriciteit; een rake sabotageactie kan dus het hele land platleggen.

Onder water is de hybride oorlog in volle gang. In 2022 werd de gaspijpleiding Nord Stream 2 in de Oostzee opgeblazen. Eind vorig jaar was een stroomkabel tussen Finland en Estland het doelwit van een vermoedelijke sabotageactie en even daarvoor trok een Chinees schip datakabels stuk in de Oostzee. Wat dichter bij huis: een schip uit de Russische schaduwvloot hing in 2023 rond ten noorden van Terschelling om aan een datakabel te snuffelen. Dat is niet verboden, maar wel verdacht.

Kaartjes met de ligging van de zeekabels zijn overal te vinden. Tot voor kort verstrekte Rijkswaterstaat zelf details over alle kabels en leidingen in de Noordzee, maar eind januari werd die informatie uit veiligheidsoverwegingen „gedepubliceerd”. Je moet het potentiële saboteurs ook niet té makkelijk maken.

Ook zonder sabotage is de onderzeese infrastructuur kwetsbaar voor ankers of sleepnetten van vissersvloten. In de Noordzee is dat de belangrijkste schadepost, die vaak leidt tot juridische aanvaringen tussen netwerkbedrijven en vissers.

In een zanderige bodem kun je kabels ingraven met een onderwaterploeg – Boskalis maakt zo kabelgoten tot acht meter diep. In de beweeglijke bodem van de Noordzee gaan zandduinen namelijk ‘wandelen’, net als duinen op land. Ploeg je niet diep genoeg, dan komt de kabel na een tijdje aan het oppervlak te liggen.

Een andere optie is: stenen storten. In de jaren tachtig begon Boskalis met deze techniek waarbij kabels met een laag zware stenen worden bedekt. Ze maken er een soort verkeersdrempel van, waar ankers overheen glijden zonder schade aan te richten. Stenen helpen gasleidingen op hun plek te houden, zodat ze niet gaan ‘zweven’.

De begraaftechniek werkt tot een diepte van zo’n 1.500 meter en de keien haalt het bedrijf uit Noorse steengroeven. Boskalis’ grootste schip kan ruim 45.000 ton aan rotsen vervoeren, genoeg om zo’n tien kilometer kabel te bedekken.

Kabels beschermen is prijzig – hoe dieper je graaft, hoe duurder het wordt. Die economische afweging is verpakt in CBRA’s (cable burial risk assessment), ingewikkelde formules die rekening houden met de toestand van de zeebodem, seismische activiteit en het aantal passerende (vissers-)schepen. In de risicoberekeningen speelt moedwillige vernieling amper een rol. Nu de kans op sabotage toeneemt, zullen de gemiddelde aanlegkosten waarschijnlijk ook stijgen.

Het gaat om veel geld; dat zie je bijvoorbeeld bij de trans-Atlantische datakabels, de glasvezelbundels die grote internetbedrijven als Google en Meta gebruiken om datacenters aan elkaar te knopen. Zulke kabels worden in sneltreinvaart over de bodem van de oceaan gedrapeerd. Het venijn zit ’m in de staart, als zo’n kabel in de Noordzee ingegraven wordt. Van de totale aanlegkosten van duizenden kilometers kabel gaat soms de helft op aan dat laatste, ondiepe stukje.

Politie op zee

In Nederland is het kwartje gevallen: kritieke zeekabels moeten beter beveiligd worden. Het vorige kabinet trok 41 miljoen euro uit voor het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI). Daarin werken meerdere departementen samen, omdat defensie, de kustwacht, de inlichtingendiensten en het bedrijfsleven de krachten moeten bundelen. Eén overkoepelende autoriteit voor de Noordzee zou handiger zijn, maar Den Haag is er nog niet uit wie precies wat gaat doen.

De Nederlandse marine is vermaard om haar onderwateroperaties, maar „we zijn geen politie op zee”, zegt Paul Flos. „Als er op land een hoogspanningsmast in de fik staat, dan bel je ook niet het leger, maar de politie. Op zee is dat de kustwacht.”

Flos is de Nederlandse commandeur die met de marines van andere Noord-Europese landen nieuwe technologie onderzoekt om verdachte schepen te signaleren. Hij verheugt zich al op komende maand, als voor de kust van Scheveningen voor het eerst op grote schaal geoefend wordt. Dat gaat via samenwerkingsverband SeaSEC, een speeltuin voor de marines van zes Noord-Europese landen.

Het bedrijfsleven ziet een nieuwe afzetmarkt nu defensie ruimere budgetten krijgt. Een van de start-ups is Optics11, dat een soort onderwatermicrofoon ontwikkelde: een glasvezelkabel die onderzeese geluiden ‘zichtbaar’ maakt en kan waarschuwen voor verdachte activiteiten.

Je zou kabels ook kunnen bewaken met onderzeeërs, maar de Noordzee is niet diep genoeg voor een volwassen onderzeeboot. Je kunt er wel kleinere, onbemande vaartuigen loslaten die op afstand worden bestuurd. Maar dat vergt een groot team om de boel in de gaten te houden.

Drones dan maar? Autonoom varende schepen zijn volgens Flos nog niet geschikt voor echt defensiewerk, maar de ontwikkelingen gaan snel. De Delftse start-up Lobster Robotics maakt onderwaterdrones die de zeebodem in kaart brengen met camera’s. Die technologie zou je kunnen gebruiken om verdachte pakketjes bij zeekabels te signaleren. Het neusje van de zalm op het gebied van onderwaterbewaking zijn de XLUUV’s: Extra Large Uncrewed Underwater Vehicles. Die kunnen dagen onder water blijven en duizenden kilometers afleggen, maar kosten tientallen miljoenen euro’s per stuk.

Volgens Casper Bosschaart van TNO is het zonde van het geld om in de Noordzee zulke dure robots te laten patrouilleren. „De XLUUV’s kunnen ook ingezet worden om de boel te saboteren. Bovendien: je zoekt naar een speld in een hooiberg. Het is efficiënter om verdachte activiteiten op te sporen op basis van wat je aan de oppervlakte ziet, in combinatie met sensoren onder water.” Het draait om ‘attributie’: bewijs vinden wie precies de kabel stuktrok. Pas dan kun je handelen.

Eén ding is zeker: de Noordzee is de perfecte plek om te experimenteren met de beveiliging van kabels. Het is namelijk de moeilijkste zee ter wereld, zegt Paul Flos. „Er is veel stroming, geen zicht, zanderige bodem en heel druk verkeer dat voor achtergrondgeluid zorgt bij sonarmetingen.” Zoals zijn collega’s bij de NAVO zeggen: als het in de Noordzee werkt, werkt het overal.

Met medewerking van Boskalis, Koninklijke Marine, SeaSEC, Stratix en TNO.