De 21-jarige Shairone S. is vrijdag door de rechter in Amsterdam veroordeeld tot 14 jaar cel vanwege doodslag op Danzel Silos, bekend als rapper Bigidagoe. Het Openbaar Ministerie eiste 16 jaar. De rechtbank heeft in de strafmaat rekening gehouden met de jonge leeftijd van S. en het feit dat hij schuld had bekend.
Bigidagoe werd vorig jaar februari doodgeschoten na afloop van een feest bij een bedrijventerrein vlakbij het treinstation Sloterdijk. De 26-jarige Silos maakte deel uit van Zone6, een rapformatie uit Amsterdam-Zuidoost. Leden van deze rapformatie zijn de afgelopen jaren veelvuldig in verband gebracht met zware criminaliteit, geweld en vuurwapenbezit.
De schietpartij zou het gevolg zijn van een ruzie tussen twee groepen mannen. Shairone S. bekende eerder in de rechtszaak al te hebben geschoten op de groep waarin Bigidagoe zich bevond. Ook stelde hij dat het niet de bedoeling was om Bigidagoe te raken: hij zou het op iemand anders hebben gemunt. De rapper werd uiteindelijk geraakt door vier kogels, twee werden hem fataal.
Vuurwapen
In het vonnis schrijft de rechter dat het „door sommigen normaal gevonden wordt om met een vuurwapen op stap te gaan”. Op de in de rechtszaak vertoonde videobeelden rond het incident is te zien dat verschillende personen met vuurwapens rondlopen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar het „zeer zorgelijke” gemak waarmee er in dit soort situaties naar vuurwapens wordt gegrepen, legde de rechter uit. Deze „maatschappelijke tendens” heeft er, volgens de rechter toe geleid dat er zwaarder wordt gestraft voor vuurwapenbezit en -gebruik.
Dolce & Gabbana is het creatieve succesverhaal dat de ontwerpers Domenico Dolce en Stefano Gabbana al sinds 1985 samen schrijven. Het duo verenigt Noord- en Zuid-Italië: Gabbana komt uit designstad Milaan, Dolce raakte met het modevirusbesmet in het kleermakersatelier van zijn vader op Sicilië.
Sinds 2012 heeft het merk ook een lijn ‘alta moda’, of haute couture. In het neoclassicistische expositiegebouw Palazzo Esposizioni in Rome worden tot 13 augustus meer dan tweehonderd unieke stukken ‘alta moda’ van Dolce & Gabbana getoond, met kunst- en modehistorica Florence Müller als curator. Bereid u voor op kledingstukken met veel uitbundige kleuren, gouden borduurwerk, zwarte kant, lovertjes, lurex-macramé, kristal en broches, terwijl elke nieuwe tentoonstellingsruimte met muziek of met andere geluiden, zoals van vallend glas, de zintuigen prikkelt.
De expo Dal cuore alle mani – ‘Van het hart naar de handen’ – is naast een ode aan ontwerpen ook een eerbetoon aan ambachten zoals naaien, borduren en kantklossen. De tentoonstelling, die in een kleinere vorm vorig jaar in Milaan en eerder dit jaar in Parijs samen meer dan een half miljoen bezoekers trok, werd zo een overrompelend eerbetoon aan de Made in Italy.
Zaalbeeld van de tentoonstelling ‘Dal cuore alle mani’: uitbundige kleuren en borduurwerk.
De bont gekleurde volkscultuur van Sicilië is een inspiratiebron voor het ontwerpduo Dolce & Gabbana.
De ruime expositiezalen in Rome bieden de bezoeker, gespreid over een oppervlakte van 1.500 vierkante meter, een overzicht van de uiteenlopende inspiratiebronnen van de ontwerpers, van de Italiaanse Renaissance-schilderkunst, via film en opera, religie en mystiek, tot de bont gekleurde volkscultuur van Sicilië.
Tijdens deze ‘grand tour’ door kunstzinnig Italië is aan elk detail gedacht. De zaal die aan het geboorte-eiland van Domenico Dolce is opgedragen baadt in een sfeer van Siciliaanse folklore en is zo ‘over the top’, dat het hoogst onderhoudend wordt. Het veelkleurige majolica-aardewerk van Sicilië dat Dolce & Gabbana gretig in hun werk gebruiken, siert de volledige vloer van de tentoonstellingsruimte. De muren zijn bedekt met bont geschilderde houten panelen. In een videoboodschap licht de Siciliaanse houtschilder Salvatore Sapienza zijn ambacht toe. Ook de oer-commerciële touch ontbreekt niet: in dezelfde ruimte staan ook grote Smeg-koelkasten en koffiepotten met majolica-motief tentoongesteld, terwijl op de achtergrond Siciliaanse volksmuziek klinkt.
De Tijgerkat
Sicilië speelt ook de hoofdrol in de zaal ‘Il gattopardo’, opgedragen aan de beroemde roman De Tijgerkat van de aristocraat Giuseppe Tomasi di Lampedusa. De ruimte is omgevormd tot een balzaal, met als centraal element een met woorden uit de roman bedrukte baljurk. In de spiegels van de zaal hangen videoschermen, waarop regisseur Luchino Visconti’s verfilming van het boek Il gattopardo uit 1963 wordt geprojecteerd.
Slenterend langs de omvangrijke tentoonstellingsruimtes is er veel plek voor verwondering: de ruimte opgedragen aan opera is tot een operazaal met loges omgevormd, waarbij vorstelijke mantels in chique stoffen een visuele ode brengen aan Italiaanse grootmeesters als Giuseppe Verdi (wiens portret op een trui opduikt) en Giacomo Puccini (in de vorm van een lange mantel met een Chinees motief, opgedragen aan de opera Turandot, over een Chinese prinses).
Op een altaar wordt het heilige hart aanbeden – maar dan in gouden blingbling-versie en met het logo D&G
De expositie is ook een reis door de tijd: in een zaal gewijd aan de Renaissance-schilderkunst staat een reeks jurken, capes, mantels en bomberjasjes opgesteld die verwijzen naar werken van Sandro Botticelli, Titiaan, Rafaël en Leonardo da Vinci.
Her en der gaan de ontwerpen van het designerduo ook in dialoog met werk van kunstenaars, zoals een serie moderne schilderijen met vrouwen in ontwerpen van Dolce & Gabbana, tegen de achtergrond van Italiaanse kunststeden, werk van de Frans-Amerikaanse artieste Anh Duong. Haar schilderingen hangen in de openingszaal, waar de blik van de bezoeker wordt getrokken door een theatrale baljurk met papegaaimotief.
De expo heeft aandacht voor religie en mystiek. Hier wordt het heilige hart, met daarin het logo D&G, aanbeden.
Foto Mark Blower
Kunstzinnig volgens sommigen, kitscherig en overdadig volgens anderen, maar altijd exuberant, vrolijk, luxueus of en sensueel: de stijl van het ontwerpersduo wekt bij modeliefhebbers uiteenlopende appreciaties op. Ook aan ironie is op deze expositie geen gebrek, zoals de vette knipoog naar Zuid-Italiaanse religiositeit en mystiek, in een ruimte die tot een donkere kapel werd omgebouwd, waar op het altaar het heilige hart – maar dan in gouden blingbling-versie en met het logo D&G – wordt aanbeden.
Machobeeld
Veertig jaar na de oprichting is Dolce & Gabbana nog altijd een wereldwijd bekend luxemerk, ondanks – of misschien wel dankzij – de controverses waarin de ontwerpers geregeld belanden, en waarvan de expo zelf ver weg blijft. De twee waren ooit een stel, maar over lhbti-rechten denkt vooral de Zuid-Italiaan Domenico Dolce conservatief. Een uitspraak van Dolce, in het rechtse Italiaanse blad Panorama, dat proefbuisbaby’s volgens hem ‘synthetische kinderen’ zijn, maakte de Britse popzanger Elton John in 2015 zo woest dat hij opriep tot een boycot van het merk.
Ook met hun reclamecampagnes veroorzaakten Dolce en Gabbana al geregeld ophef. In Spanje werd in 2007 een foto van een vrouw die door een man met naakte torso bij haar polsen tegen de grond wordt gedrukt terwijl vier mannen toekijken, beschouwd als een machobeeld dat zou aanzetten tot geweld. Geërgerd over wat zij omschreven als ‘censuur’ trokken Dolce en Gabbana de reclamefoto in. In China leidde een reclamespotje dan weer tot klachten over racisme, waarna in 2018 de modeshow van het merk in Shanghai werd afgezegd. Toen sprak het Italiaanse modeduo niet van censuur – China is een grote markt voor luxe – maar stuurden de ontwerpers een filmpje rond met publieke excuses.
„Ik heb 450.000 euro ontvangen van de eerste contracten.”
„Ze hebben me 70.000 euro gegeven als extraatje.”
„Ariatna is flirterig. Ze is goed, ze is perfect.”
„En die nieuwe Colombiaanse?”
„Kies maar wie je wilt. Ariatna of Carlota. Of allebei.”
Deze zinnen lijken afkomstig uit een maffiafilm, maar het zijn uitspraken van hoge functionarissen binnen de Spaanse socialistische partij (PSOE) van premier Pedro Sánchez. De zaak die begon met geruchten en beschuldigingen is uitgegroeid tot één van de grootste politieke schandalen van de afgelopen jaren. De ‘Caso Koldo’ (zaak-Koldo) legt een netwerk van machtsmisbruik, corruptie en seksisme bloot binnen de socialistische partij. De positie van premier Sánchez is wankel. „Hoe kon dit onder zijn ogen gebeuren?”, zeggen oppositie en boze Spanjaarden op straat. Deze week wordt duidelijk of Sánchez kan aanblijven als premier. Mogelijk valt zijn regering en komen er vervroegde verkiezingen.
Centrale figuur in het schandaal is Koldo García, voormalig adviseur van ex-transportminister José Luis Ábalos, die in de opnames openlijk spreekt over forse geldbedragen die zijn doorgegeven aan partijgenoten. Met Santos Cerdán, een invloedrijk partijsecretaris en vertrouweling van premier Sánchez, bespreekt Koldo de verdeling van bedragen die oplopen tot honderdduizenden euro’s.
Het drietal zou overheidscontracten ter waarde van miljoenen euro’s hebben geregeld voor bevriende bedrijven tijdens de coronacrisis, onder meer voor de levering van mondkapjes en opdrachten aan bouwbedrijven. In ruil daarvoor zouden er commissies en steekpenningen zijn betaald via bemiddelaar Koldo, en werd het geld vervolgens onderling verdeeld. Caso Koldo speelt al enige tijd, maar er was geen concreet bewijs.
Opnames als verzekering
Dat bewijs kwam toen zakenman Víctor de Aldama met verklaringen naar buiten kwam. Hij vertelde hoe hij grote sommen geld overmaakte aan Ábalos, García en Cerdán, in ruil voor overheidscontracten. Deze betalingen zouden hebben plaatsgevonden in cafés vlakbij het hoofdkwartier van de PSOE.
De Guardia Civil opende een onderzoek. Er werden huiszoekingen verricht bij meerdere betrokkenen en tientallen personen werden ondervraagd. Bij Koldo thuis werden de geluidsopnames gevonden. Die zou hij hebben gemaakt als „verzekering”, omdat hij Santos Cerdán niet meer vertrouwde.
Koldo García, adviseur van voormalig transportminister José Luis Ábalos, verlaat de rechtbank in Madrid, december 2024.
Foto Rodrigo Jiménez/EPA
Volgens Koldo had hij alles bewaard, behalve wat oud-minister Ábalos betrof, dat had hij „gewist” uit loyaliteit. „Voor mij blijf jij altijd de man van mijn leven, want jij hebt dingen voor me gedaan die niemand anders ooit heeft gedaan. Maar die klootzak Santos heeft me vijftien jaar gebruikt en me niks gegeven”, is te horen op een van de opnames. Op een ander moment in het gesprek uit Koldo zijn woede over Santos Cerdán, omdat die volgens hem had geklaagd bij „el jefe”, refererend aan Pedro Sánchez. Het Openbaar Ministerie zit Koldo dan op de hielen. Maar hij waarschuwt: „Als hij me naait, weet ik ook hoe ik hem kan naaien.”
Een rechter van het Hooggerechtshof ziet de opnames als „hard bewijs” en roept Santos Cerdán op om 25 juni voor de rechter te verschijnen om tekst en uitleg te geven.
Onderzoeken naar vrouw en broer
Premier Sánchez, die zich in het verleden krachtig opstelde tegen corruptie en in 2018 aan de macht kwam na een succesvolle motie van wantrouwen tegen de door schandalen geteisterde Partido Popular (PP), ziet zijn eigen positie ernstig onder druk staan. Hij wordt geconfronteerd met een reeks gevoelige corruptieonderzoeken die steeds dichter bij zijn politieke en persoonlijke omgeving komen.
Sánchez wordt geconfronteerd met corruptieonderzoeken die steeds dichter bij zijn politieke en persoonlijke omgeving komen
Naast het onderzoek naar zijn voormalige minister van Transport en diens rechterhand, loopt er al enige tijd ook justitieel onderzoek naar Sánchez’ vrouw en broer. Al deze betrokkenen ontkennen iedere vorm van schuld.
Om zijn anti-corruptieboodschap kracht bij te zetten, reageerde Sánchez direct op de nieuwste onthullingen in de zaak-Koldo. Hij benadrukte dat er binnen zijn partij geen ruimte is voor corrupt gedrag en dwong Santos Cerdán om zijn functies binnen PSOE op te geven, inclusief zijn parlementszetel. Daarmee verliest Cerdán ook zijn parlementaire onschendbaarheid en heeft de Guardia Civil alle ruimte voor verder onderzoek. Daarnaast richt Sanchez een onderzoekscommissie op. „We zullen er alles aan doen om ervoor te zorgen dat degenen die corruptie hebben gepleegd, daarvoor zullen boeten”, zei hij in een toespraak.
Lees ook
Oud-rechter Baltasar Garzón: ‘Partijdige rechtspraak bedreigt de Spaanse democratie’
Ondanks deze maatregelen is Sánchez kwetsbaar geworden. Binnen de PSOE groeit de onrust, terwijl de oppositie scherpe kritiek levert. De conservatieve Partido Popular (PP) roept op tot vervroegde verkiezingen en beschuldigt de regering van het faciliteren van corruptie. „De zaak-Koldo legt het falen van Sánchez bloot en schaadt het vertrouwen van de Spaanse burger in de politiek”, zei partijleider Alberto Nuñez Feijóo. Ook de rechts-populistische partij Vox eist het onmiddellijke vertrek van Sánchez.
Publieke onvrede
Premier Sánchez weigert op te stappen en daagde de oppositie maandag uit om een motie van wantrouwen tegen hem in te dienen. Ook heeft hij aangekondigd dat hij in het Congres van Afgevaardigden zal verschijnen om zijn positie te verdedigen. De komende dagen vergadert Sánchez met coalitiepartners, onder wie de Catalaanse onafhankelijkheidspartijen Junts en Erc om zijn meerderheid in het parlement veilig te stellen.
Ondertussen neemt ook de publieke onvrede toe. Veel Spanjaarden zijn teleurgesteld door het voortdurende gebrek aan transparantie en het idee dat politieke en financiële belangen verstrengeld zijn. Vorige week gingen duizenden mensen de straat op in Madrid om te demonstreren tegen Sánchez.
Ondanks zijn zelfvertrouwen is de politieke toekomst van Sánchez onzeker. De komende weken worden cruciaal. De parlementaire hoorzittingen, de rechtszaak tegen Cerdán, en de reactie van Sánchez’ coalitiepartners zullen bepalen of hij politiek overleeft.
In oktober vorig jaar leidde Shona Shukrula als eerste vrouw een profduel in het Nederlandse mannenvoetbal. Een primeur. Maar ook een wat laat wapenfeit, omdat vrouwen in andere landen al langer mannenduels floten.
Neem Stéphanie Frappart, de eerste vrouw die tijdens een mannen-WK een duel leidde: de groepswedstrijd Costa Rica-Duitsland in 2022. Of Bibiana Steinhaus, die in 2017 als eerste vrouw een wedstrijd bij de mannen in de Duitse Bundesliga floot. De toenmalige voorzitter van de Duitse voetbalbond noemde haar optreden tijdens Hertha BSC-Werder Bremen „historisch”. Onder grote druk had ze de juiste beslissingen genomen, zei hij.
Maar er was ook onvrede. En onvrede over de onvrede. Toen er in de aanloop naar Steinhaus’ debuut op sociale media gemord werd over het besluit van de Duitse bond om haar naar voren te schuiven, liet de Duitse voetballer Ilkay Gündogan op X van zich horen. „Jullie zijn dus allemaal bang dat een vrouw het niet net zo goed zal doen als de mannen over wie jullie je elke week opwinden”, schreef hij, om daarna zijn respect voor Steinhaus te betuigen.
Wie beter wil begrijpen hoe lang de weg is die Frappart, Steinhaus en Shukrula hebben afgelegd, moet het vrijdag te verschijnen boek De vrouwen van ’61 van sporthistoricus Jurryt van de Vooren lezen. Een bij vlagen ontluisterend boek, dat laat zien hoeveel weerstand er altijd is geweest tegen vrouwelijke scheidsrechters in de populairste mannensport. Op basis van plakboeken, onbekende archiefstukken en vergeten filmbeelden schetst Van de Vooren een beeld van hoe het eraan toeging in de jaren zestig. In die tijd deden vrouwelijke scheidsrechters hun intrede in het mannenvoetbal. Bij jeugdvoetballers welteverstaan.
Op 11 september 1961 deelde het huisorgaan van de KNVB-afdeling Noord-Holland mee dat drie „pioniers” jeugdwedstrijden zouden gaan leiden. Ineke Boom, Klaziena Laan en Nel Rentenaar hadden een paar maanden daarvoor hun debuut gemaakt tijdens de jaarlijkse Adspirantendag in Alkmaar, het toen grootste jongenstoernooi ter wereld. De charismatische Alkmaarse KNVB-bestuurder Teun Bakker had hen, mede door een tekort aan mannelijke arbiters, uitgenodigd voor een verkorte scheidsrechterscursus. In het geheim werden ze klaargestoomd voor misschien wel het belangrijkste optreden van hun leven.
De vrouwen deden het zó goed, dat Bakker ze vaker wilde gaan inzetten. Zéér tot onvrede van het KNVB-bondsbestuur in Den Haag, dat vrouwelijke scheidsrechters „een schande voor de sport” noemde, en meer werk wilde maken van het aantrekken van mannen. Bondsvoorzitter Toon Schröder deed er alles aan om te voorkomen dat vrouwen wedstrijden van mannen zouden gaan fluiten. Ze waren niet eens lid van de KNVB, zei hij, want alleen mannen mochten lid worden. Sterker: vrouwen mochten in die tijd nog niet voetballen. De eerste officiële wedstrijd van het nationale vrouwenelftal zou pas tien jaar later worden gespeeld. Ook van die geschiedenis – voetballende vrouwen in Nederland – krijg je als lezer veel mee.
Bakker en Schröder kwamen lijnrecht tegenover elkaar te staan, en toen diplomatie geen uitkomst bood werd een stemming tijdens de bondsvergadering op 3 november 1962 gepland. Met 66 stemmen vóór en zestien tegen, werd bepaald dat vrouwelijke scheidsrechters voortaan wedstrijden voor jongens tot veertien jaar mochten fluiten. Daarna zou het nog 62 jaar duren voor Shukrula als eerste vrouw een wedstrijd van mannelijke profs floot. Langer dan Boom, Laan en Rentenaar (de eerste drie vrouwelijke KNVB-leden) voor mogelijk hadden gehouden.
„Moeizaam” noemt Van de Vooren de opstelling van de KNVB jegens vrouwen door de jaren heen. „Vooral in de 21ste eeuw lijkt het wat beter te gaan, met goede bedoelingen, maar in de periode daarvoor zeker niet”, zegt hij. Bij zijn research voor het boek verbaasde het hem hoe weinig er bekend is over het vrouwelijke aandeel in de voetbalcultuur, zoals vrijwilligers, donateurs en supporters. „En hoe ver dat teruggaat, ondanks alle tegenwerking en uitsluiting.”
Het was niet makkelijk de pioniers van toen op te sporen, zegt hij, omdat ze in 1961 allemaal nog hun geboortenaam hadden, die ze na hun huwelijk niet meer gebruikten. Met wat geluk kwam hij aan het mailadres van Rentenaar, bij wie hij op de koffie ging. Ze drukte hem een plakboek in handen, dat de basis voor zijn boek vormt, net als de plakboeken van de andere twee hoofdrolspelers.
Laan, die niet meer leeft, bleek het tenue te hebben bewaard dat ze droeg tijdens haar debuut in 1961. ‘Gevonden op een zolder in Alkmaar: het eerste tenue ter wereld van een vrouwelijke voetbalscheidsrechter’ staat boven een persbericht uit maart van dit jaar, waarin wordt aangekondigd dat er een boek op komst is, waarin de eigenaar van het tenue een glansrol speelt. Slim gedaan, dacht ik.
Met zijn boek wordt volgens Van de Vooren de aanname onderuitgehaald dat vrouwen destijds niet van voetbal hielden. Beste bewijs is volgens hem de stroom aan positieve reacties op een artikel in weekblad Eva, in 1961, over ene Joan Edwards uit Engeland, die niet mocht voetballen, en toen maar coach werd van een jongensteam. Of dat ongepast was, wilde de redactie weten. Of juist heel gewoon.
Een deel van de reacties op het artikel is opgenomen in het boek. De hunkering is bijna voelbaar, soms op het pijnlijke af. Zo verzucht een lezeres dat ze graag een jongen was geweest, zodat ze ook kon voetballen. Van de Vooren: „Vanwege de dubbele uitsluiting op het veld en aan de vergadertafels kregen vrouwen alleen nooit de kans uiting aan hun liefde voor de sport te geven.”
De Alkmaarse KNVB-bestuurder Teun Bakker had die geluiden wél opgevangen. En hij had besloten de regels van zijn eigen bond te trotseren. Het is jammer dat Van de Vooren geen mensen uit de omgeving van de in 1977 overleden Bakker gesproken heeft, want ik ben benieuwd wie de man was en wat dreef.
„Mijn boek is ook een ode aan Bakker, en daarmee een ode aan de ongehoorzaamheid”, zegt hij. „Regels zijn belangrijk, maar vaak ook niet.”