Mededogen met spartelende mens in een grandioze documentaire roman

Het gebeurt gelukkig niet heel vaak, maar het komt wel eens voor dat je als criticus met verbazing terugblikt op het oordeel dat je over een eerder verschenen boek van een schrijver velde. Ik heb er het in 2010 verschenen De verzopen katten en de Hollander niet voor herlezen, maar meer dan eens werd ik de afgelopen dagen overvallen door de gedachte dat het toch vrij bizar is dat er zo’n kwalitatieve kloof lijkt te bestaan tussen twee boeken van dezelfde schrijver. In 2010 dacht ik: ik weet niet of die Van Heest er verstandig aan doet om door te gaan met het schrijven van romans (want hij kwam over als een minder getalenteerde versie van zijn grote voorbeeld J.J. Voskuil), terwijl ik vijftien jaar later veelvuldig dacht: Van Heest, je bent een schrijvende geweldenaar van wie ik geen letter meer wens te missen, hoeveel van die dikke romans er nog zullen volgen.

Op het eerste oog is Van Heest in die tussenliggende vijftien jaar niet heel anders gaan schrijven. De boeken zijn nog steeds dik, de stijl nog steeds zakelijk met hier en daar dat mespuntje-ironie-voor-de-goede-verstaander en de compositie, met gewoon Van Heest zelf die als een vertellend hoofdpersonage verslag doet van zijn ervaringen, nog steeds documentair-realistisch. De grootste verandering is de setting waarover of waarbinnen geschreven wordt.

Alleenstaande parkeercontroleur

Eerst, dus ten tijde van De verzopen katten en de Hollander, de roman waarmee hij destijds debuteerde, was Van Heest een in Japan woonachtige journalist die – in mijn optiek nogal suffe – verhalen over zijn woonwijk in Tokio uitserveerde. Anderhalf decennia later is hij een echtscheiding verder, woont hij weer in Nederland en is hij niet langer journalist, maar een alleenstaande parkeercontroleur te Hilversum. In het vorig jaar verschenen, eveneens zeer aan te bevelen Parkeren in Hilversum was dit allemaal ook al zo, maar in De resten van een mens is Van Heest nog verder opgeschoven naar een wereld waarin hij als schrijver floreert.

Je leest opnieuw over de confrontaties die Van Heest op straat heeft met de automobilisten die hij op de bon slingerde, maar hij heeft dit aangevuld, en zonder enige twijfel verrijkt en verdiept, met tal van scènes over de mensen uit zijn sociale omgeving. Dat klinkt misschien nog niet heel wervend, maar Van Heest openbaart er niets minder mee – niet schrikken nu – dan het menselijk lijden.

Zoals ze vroeger wel eens schertsend over een boek van Gerard Reve konden zeggen dat er weer geen normaal mens in voor kwam, zo kun je over De resten van een mens zeggen dat er geen gezond mens in voorkomt. Aan iedereen, of Van Heest je nu meeneemt naar zijn familie in Duitsland, naar zijn collega’s in Hilversum, naar de al dan niet dementerende ex-nieuwslezer ‘Ben Hummer’ of naar zijn vrienden of kennissen: met iedereen is wel wat aan de hand, lichamelijk of mentaal. De mens is een spartelende, wanhopige soort door de lens van Van Heest, overlopend van agressie en argwaan en onherroepelijk aftakelend als een „verlepte vleesbloem”, zoals ooit in een stuk over Michel Houellebecq viel te lezen. En net als bij Reve is de uitwerking van het schrijven van Van Heest op de lezer louterend. Je moet vaak enorm lachen om al die rare mensen, en soms heb je dan ook weer enorm met ze te doen.

Contra-terreur

Met vooral veel aanvaringen op de Hilversumse straten begint het allemaal nog licht. Bewonderenswaardig soeverein houdt Van Heest zich staande tegenover al die hondsdolle proleten, veelvuldig terugvallend op een combinatie van welbespraaktheid en stoïcisme om de vervelende escalaties die in de lucht hangen in de kiem te smoren.

Wat helpt is dat Van Heest hóúdt van zijn werk: hij is buiten, hij hoeft niet om de haverklap met allerlei leidinggevenden om tafel én hij vindt het ook echt heerlijk om al die bekeuringen uit te schrijven; het is een activiteit die hij als notoire autohater op zeker moment ook wel als een vorm van „contraterreur” typeert.

En het is dus een gouden bestemming voor iemand die zich ’s avonds aan het schrijven zet: met het in kaart brengen van al die conflicten is hij een vele malen opwindender schrijver geworden dan de schrijver van zijn eerste werk. Het doet denken aan het advies dat Maxim Gorki gaf aan Isaak Babel, namelijk dat hij een betere schrijver zou worden als hij zich onder de mensen zou gaan begeven.

Maar aan alle frivoliteit komt een einde als Emma Paulides na een paar honderd pagina’s het boek binnen komt wandelen. Ze is de moeder van de in 1984 vermoordde Sandra van Raalten – een uiterst tragisch voorval dat ook wel bekend staat als de Zaanse paskamermoord. Van Heest raakt met deze vrouw bevriend en alhoewel er dan al vele jaren over die moord heen zijn gegaan is Paulides er nog steeds vol van. Van Heest valt in de ontmoetingen met haar terug op een journalistieke techniek: hij laat Paulides dan in een ogenschijnlijk warrige, maar opvallend genoeg heel trefzekere full-quote-vorm vertellen, waarbij het in een verhaal dat van start ging over één of ander onschuldig onderwerp uiteindelijk tóch weer over Sandra gaat. Van het portret dat gaandeweg van deze vrouw ontstaat breekt je hart en het is de grootste aanwijzing dat Van Heest met De resten van een mens veel meer heeft willen overbrengen dan het vermaak dat inherent is aan zijn droogkomische pen.

Toen J.J. Voskuil in 2008 overleed werd her en der de vraag opgeworpen of de schrijver ook school had gemaakt. Zou zijn aanpak navolging krijgen of moesten we het doen met romans als Bij nader inzien en dat zevendelige Het Bureau? Van Heest, die bevriend was met Voskuil, die Voskuils weduwe een voorname plek geeft in zijn boeken en die de voorbeeldige bezorger is van Voskuils dagboeken, is de volwaardige Voskuil-erfgenaam. Qua aanpak dus, maar hij steekt de meester nu ook kwalitatief naar de kroon. De wereld is grover en uitgesprokener geworden sinds de hoogtijdagen van Voskuils schrijven en doordat Van Heest deze maatschappelijke ontwikkeling heeft toegelaten in zijn schrijven (let voor de aardigheid eens op het aantal openbaar seksueel gefrustreerden in het boek) heeft hij het documentaire schrijven waar Voskuil het patent op had passend vernieuwd en een nieuwe tijd binnen geloodst.

Vier à vijf leessessies, meer heb je voor deze 850 pagina’s niet nodig, zo verslavend is deze superieure lectuur, waarin de humaniteit noodgedwongen in een nog dikker camouflagepak verstopt zit.