Een gewone namiddag, tegen het avondeten. Een stoet auto’s trekt traag Den Haag in, over het laatste stukje van de A12. Opstopping bij het stoplicht voor het Provinciehuis. Vaststaand verkeer op de Vaillantlaan in de Schilderswijk, op het kruispunt bij de Uithof in het zuiden van de stad.
’s Ochtends even na achten: ladende en lossende vrachtauto’s, bestelbusjes in de Goudenregenstraat, in de Frederik Hendriklaan. Schoolgaande fietsers slalommen eromheen. Het Hobbemaplein op een woensdagse marktdag, een wirwar van voetgangers met boodschappenkarretjes, fietsers, trams én auto’s. Op zaterdag is het nog veel drukker.
En altijd, in bijna alle Haagse wijken: automobilisten die rondjes rijden, speurend naar een schaarse parkeerplek.
Iedere stad zoekt een balans tussen auto, ruimte en leefbaarheid. In Amsterdam werd anderhalf jaar geleden een snelheidslimiet van 30 kilometer per uur ingevoerd en geëxperimenteerd met het afsluiten van verkeersaders. In Parijs worden straten autovrij gemaakt, in Londen geldt een emissiezone voor vervuilende voertuigen.
In Den Haag proberen stadsbesturen al tien jaar lang de Hagenaar op de fiets, in het openbaar vervoer of de deelauto te krijgen. Er kwamen snelfietsroutes, fietscursussen, goedkope fietsen voor kinderen, stallingen in leegstaande winkels. Sluipverkeer werd ontmoedigd, een circulatieroute ging verkeersstromen sturen, straten werden autoluw, parkeervergunningen gelimiteerd tot de derde auto, parkeerplekken gebruikt voor deelscooters.
Maar nog altijd is Den Haag de stad met de hoogste autodichtheid per vierkante kilometer én met de meeste inwoners per vierkante kilometer van Nederland. Het aantal auto’s per huishouden – 0,6 – nam in tien jaar nauwelijks af, terwijl het aantal inwoners groeide van 508.950 naar 568.419.
En het inwonertal stijgt verder tot 2040. „Het gaat niet meer passen”, zegt wethouder Arjen Kapteijns (Mobiliteit, GroenLinks). Hij rekent voor dat er honderdduizend inwoners bijkomen, vijftigduizend banen en 20 procent meer „verplaatsingen”. De stad kan in oppervlakte niet uitbreiden, want ze zit klem tussen kust en buurgemeenten.
Den Haag moet kiezen: wie krijgt welke ruimte?
De stilstaande auto
In de Fultonstraat in het Valkenboskwartier staat een picknicktafel op een parkeerplek, met een kleurige minibieb ernaast. Kinderen doen er spelletjes, volwassenen drinken koffie of wijn. De statige vooroorlogse huizen werden opgedeeld in meerdere appartementen. Ook in deze wijk moet je rondjes rijden als je wil parkeren.
„We hebben brutaal een tafel neergezet. We hadden geen auto, maar wel kleine kinderen. Waarom was er geen ruimte in de straat?”, zegt Eline Keus. Overbuurvrouw Estelle Smits: „De tafel zorgt ervoor dat we een dorp in de stad zijn. We kennen elkaar hier.”

Toen de gemeente de picknicktafel weg wilde hebben, kwam een deel van de bewoners in opstand. Elders in de wijk waren al ‘fietsvlonders’ – parkeerplekken die worden ingeruild voor fietsnietjes – en ‘terrasvlonders’ voor cafés: waarom dan geen ‘bankvlonder’? Ruim 73 procent van de straatbewoners stemde in met het behouden van de tafel.
In ruil voor de plek die ze bezetten, deelt een aantal inwoners een auto; in dit stuk wijk gaat het om 102 gezinnen voor 15 auto’s. „De meeste auto’s staan een groot deel van de tijd stil. Je koopt ook geen vliegtuig voor één keer per jaar vakantie”, redeneert Walter Dresscher, die een bewonerscoöperatie opzette.
Zo’n deelauto of het openbaar vervoer, dat is gewoon niet realistisch voor hardwerkende mensen
Niet alle bewoners van de Fultonstraat zijn blij. „Er zijn mensen die een auto nodig hebben, wij worden hier weggepest”, zegt een van hen. Ze wil niet met naam in NRC, er is tussen buren onderling al voldoende ‘gedoe’ geweest over het parkeren. Ze zegt: „Acht maanden per jaar is het kutweer, dan zit er niemand aan die tafel.”
De picknickbank is niet haar enige irritatie. „Ik hoef echt niet voor de deur te staan, maar ga als gemeente zuinig om met de schaarse ruimte.” Ze wijst op andere parkeerplekken die werden ingeruild voor fietsnietjes of laadpalen, voor ondergrondse afvalcontainers. Voor een pakhuis waarin appartementen werden gebouwd, staan deelauto’s.
De nieuwe auto
Dat is het beleid van de gemeente: wanneer nieuwe woningen worden gebouwd, moet de projectontwikkelaar parkeren op eigen terrein mogelijk maken of bewoners wijzen op deelauto’s en openbaar vervoer.
In de Boomblauwtjelaan in de wijk Ypenburg, bij de socialewoningbouwflat die vier jaar geleden werd neergezet, leek dat geregeld. De binnenplaats werd geen tuin, maar een parkeerplaats. Jennifer Romijn was een van de eerste bewoners: „Er was een vol-is-vol-beleid. Als je niet kon parkeren, dan reed je terug de straat op.”

Er waren namelijk maar 62 plekken voor ruim honderd bewoners. Dat leek geen probleem, tót de gemeente betaald parkeren invoerde in dit gedeelte van de wijk, zoals volgens haar al was besloten bij de ontwikkeling van de flat in 2017, ook vanwege de nabijheid van een zwembad en bioscoop. En de flatbewoners géén parkeervergunning voor op straat.
Ze zijn woest in de flat. Volgens hen staat het parkeerterreintje naast de flat vrijwel altijd leeg. In de straten achter de flat, met koophuizen die deels een eigen parkeerplek hebben, hebben de bewoners – zoals buurvrouw Michelle van der Lubbe het verwoordt – „poet, twee of drie auto’s en wel een vergunning voor de straat”.
In de flat ging de woningbouwcorporatie loten. Romijn: „Ik heb geturfd, er zijn mensen ingeloot die geen auto hebben.” Een oplossing is door de gemeente gevonden op het parkeerterrein van het zwembad naast de flat, maar zegt ze: „Dat is niet zo ver, maar toch…”
Van der Lubbe valt bij: „Ik heb een dochtertje van acht maanden, sta ik daar.” Ze is verpleegkundige en werkt onregelmatige uren. „Zo’n deelauto of openbaar vervoer, dat is gewoon niet realistisch voor hardwerkende mensen.”
Dat is toch geen groen, dat perkje? Maak daar gewoon parkeerplekken van
Datzelfde zeggen de bewoners van de starterswoningen aan de andere kant van het zwembad. Zij balen óók van het betaald parkeren, voor de eerste auto betaal je 97 euro per jaar, voor de tweede 339 euro. Een treinstation ligt op een kwartier lopen, de tram op vijf. „Het ov is niet te doen met twee kinderen en boodschappen”, zegt een andere Jennifer.
Ze wil niet met haar achternaam in NRC, haar man Sandib werkt bij een ov-bedrijf. Ze hebben twee auto’s: „Wie gaat mij naar huis rijden als ik geen auto mag hebben?”, vraagt hij. Jennifer wijst naar een groenstrook tussen het zwembad en de parkeerplekken. „Als ze die nu weghalen en dan zo schuin de auto’s. Dan is er toch meer ruimte?”
De rijdende auto
In de Kaapstraat, in het Transvaalkwartier tussen de Haagse Markt en het Zuiderpark, wijst Ali Bekdur ook op een perkje. „Dat is toch geen groen? Maak er gewoon parkeerplekken van. Nu is het een verwaarloosd stukje dat ten koste gaat van de bereikbaarheid.”
In het stukje straat waar Bekdurs makelaardij is gevestigd, wordt volgens hem dubbel geparkeerd, op de stoep geparkeerd, en vooral wordt het ingereden terwijl het doodloopt. Dan proberen automobilisten achteruit weer terug te rijden. Iedere dag, verzucht hij, ontstaan er ruzies. De gemeente zegt dat door actief handhaven het „ongewenste gedrag” afneemt.
Hollanders van tachtig proberen nog te fietsen. Turken zeggen: ‘ben je gek?’
De Kaapstraat is doodlopend gemaakt om de onoverzichtelijke kruising waarop hij uitkomt, veiliger te maken. De vijfsprong is nu een viersprong, volgens de gemeente verbetert zo de doorstroom. Er is een ‘sterfietsroute’ om snel fietsen van de ene kant van de stad naar de andere te bevorderen.
„Hollanders van tachtig proberen nog te fietsen. Turken zeggen ‘ben je gek’”, zegt Isa Dohan van tabakshop Cigo. „Het is fietsweer, maar heb jij iemand zien fietsen terwijl je hier staat?” De auto is een statussymbool, maar ook, zegt Dohan: „Hier werkt iedereen: in de uitzendbranche, in de kassen, in de bouw.” Net als buurman Bekdur heeft hij zijn winkel nu aan een pleintje in plaats van de straar. „Het heeft parkeerplekken gekost.”
De twee „snappen heus wel dat er minder auto’s moeten komen”. „Maar onze straat doodlopend maken is niet de oplossing”, zegt Bekdur. „Ik ben in heel veel grote steden geweest, Londen, New York, Istanbul. Daar heb je een metro om snel van de ene kant naar de andere te gaan.” Dohan: „Ik zou drie keer moeten overstappen om van huis hier te komen.”
Buurvrouw Katja Dzhodova is wel blij: „Het is beter doodlopend voor de kinderen. Mensen rijden hier zo snel, wel tachtig.” Ook zij en haar man, die in de bouw werkt, hebben elk een auto. Eén minder? Dat zou lastig zijn, zegt ze.
Lees ook
Stapje voor stapje moet de Hagenaar de auto uit
De afgepakte auto
Wethouder Arjen Kapteijns krijgt vaak naar zijn hoofd geslingerd dat hij, als GroenLinkser, de „auto wil afpakken”. Kapteijns: „We doen dit juist om de stad bereikbaar te houden voor mensen die de auto écht nodig hebben. Dat kan als we anderen stimuleren om een alternatief te gebruiken dat qua betaalbaarheid en comfort hetzelfde is.”
Hij erkent: „We vragen ook wel wat. En mensen hebben een gevoel van privilege: de auto hoeft misschien niet daadwerkelijk voor de deur te staan, maar wel in de straat – en dan liefst voor niks.” Maar, zegt hij: „Dat is niet houdbaar.”
Kapteijns zegt ook: „Dit is geen politiek vraagstuk meer, dit is een ruimtevraagstuk. Mijn voorganger was een VVD’er, dáárvoor zat hier een D66’er. Wie hier ook zit, zal iets moeten doen.”
Alle coalitieakkoorden sinds 2014 reppen over „een optimale balans” tussen auto en ruimte, en over parkeer- en verkeersmaatregelen om de leefbaarheid te verbeteren. Of er nu een linkser college zat (met de Haagse Stadspartij), een rechtser (met Hart voor Den Haag), een college met ‘autopartijen’ als VVD of Denk, of met groene partijen als de Partij voor de Dieren of GroenLinks.

In de Haagse gemeenteraad, waar debatten snel gepolariseerd raken, is weinig overeenstemming. Daar werd de afgelopen maanden verhit gesproken over een referendum over het uitbreiden van betaald parkeren, en over de noodzaak van een zero-emissiezone. Over paaltjes die een sluiproute afsloten, een flat waarvan de bewoners om moesten rijden om de parkeergarage te bereiken, een plein dat heringericht zou worden.
Hagenaars willen, als je het ze vraagt, zelf ook een leefbare en bereikbare stad. Tótdat concrete projecten hun straat raken, merkt Jos de Jong van de Fietsersbond. Hij is regelmatig bij bewonersbijeenkomsten als een straat opnieuw wordt ingericht, en woonde veel raadsvergaderingen bij.
Den Haag, zegt De Jong, is aanzienlijk onveiliger voor fietsers en voetgangers dan andere steden. Maar ieder verbetervoorstel van het college kost ruimte voor de auto. „En dan lopen de emoties hoog op.” Ongeacht achtergrond, opleiding of inkomen.
„Straat voor straat” wil Kapteijns toch Den Haag proberen te overtuigen om minder de auto te gebruiken. „We parkeren ook niet meer op het Binnenhof”, zegt hij.
Lees ook
In Puchstad Den Haag moet de brommer een vergunning hebben
