De Zweedse journalist Joakim Medin is donderdag bij aankomst in Turkije gearresteerd. Dat bevestigde de Zweedse minister van Buitenlandse zaken vrijdag na berichten van Medins werkgever Dagens ETC. Medin zou in Turkije verslag doen van de protesten tegen de regering van president Recep Tayyip Erdogan. De journalist wordt volgens Turkse media beschuldigd van belediging van de Turkse president en van lidmaatschap van een terroristische organisatie.
Donderdag liet Medin zijn werkgever weten dat hij werd meegenomen voor ondervraging. Volgens Andreas Gustavsson, hoofdredacteur van Dagens ETC, zit Medin vast in een gevangenis in de buurt van Istanboel. Op de website van de krant noemt hij de beschuldigingen tegen zijn verslaggever zaterdagmiddag onjuist. Hij roept hij de Zweedse regering op de druk op Turkije op te voeren om Medin vrij te krijgen.
Medin heeft volgens zijn hoofdredacteur in de gevangenis contact gehad met een advocaat, maar nog altijd niet gehoord waarvan hij formeel wordt beschuldigd. Sinds de arrestatie van Ekrem Imamoglu, de burgemeester van Istanboel en politieke rivaal van Erdogan, zijn grote protesten uitgebroken. Daarbij werden al bijna 1.900 mensen opgepakt. Ook een BBC-journalist werd 17 uur vastgehouden en woensdag het land uitgezet.
De zaak van Medin gaat verder terug dan de recente protesten. Het zou gaan om een actie van januari 2023, waarbij in Stockholm een pop van de Turkse president ondersteboven werd opgehangen. Medin ontkent bij die actie betrokken te zijn geweest. De Zweedse minister van Buitenlandse Zaken Maria Malmer Stenergard zei vrijdag de zaak serieus te nemen en contact te hebben gehad met de Turkse ambassadeur om de zaak „op te helderen”.
Alles glimt in de vitrines van de tentoonstelling Suit Yourself in het Rijksmuseum in Amsterdam. Er hangen jasjes, gilets en kamerjassen van glanzend zijde en fluweel, bijna allemaal volgeborduurd met bloemenprints van glanzend draad en versierd met knopen vol grote glanzende stenen. Het zijn Nederlandse mannenkleren uit de periode 1750 tot 1850. Een nogal flamboyante periode waarin kleren vooral welvaart moesten etaleren.
De tentoonstelling, of nou ja, met slechts twee vitrines is het meer een presentatie, is het debuut van Vanessa Jones, sinds een jaar kostuumconservator bij het Rijksmuseum. Haar voorganger Bianca du Mortier ging in 2023 na 43 jaar met pensioen. Als Britse – hiervoor werkte Jones bij de Leeds Museums and Galleries – bekijkt ze Nederlandse mode van een afstandje.
„Ik wilde heel graag laten zien dat Nederlanders in die tijd enorm creatief waren en hun eigen ding deden”, zegt ze. „Daar staan Nederlanders namelijk totaal niet om bekend. Bij Nederlandse mode denken de meeste mensen alleen aan de sobere, zwarte kleding uit de zeventiende eeuw.”
Terwijl de meeste Europeanen naar Italië keken, haalden Nederlanders hun inspiratie van over de hele wereld.
In de achttiende en negentiende eeuw kleedden mannen in heel Europa zich flamboyant, maar Nederlanders deden dat volgens Jones op eigenzinnige en inventieve wijze. In de archieven van het Rijksmuseum kwam ze kledingstukken tegen die haar verbaasden. Zoals een blauw jasje waarin karton verwerkt is om het torso langer en platter te laten lijken. En een gilet van katoen waar zilverdraad doorheen geweven is waardoor het zijde lijkt. „Zoiets heb ik oprecht nog nooit eerder gezien.”
Hergebruikte, handbeschilderde zijde uit China. Nu een gilet, maar oorspronkelijk een damesjurk. Foto Rijksmuseum
Invloed van de VOC
Terwijl de meeste Europeanen in die tijd vooral naar Italië keken, haalden Nederlanders hun inspiratie van over de hele wereld. De VOC bracht stoffen als zijde, katoen en linnen naar Nederland. In de vitrine staat een gilet met bloemenborduursels geïnspireerd op een palempore: een handbeschilderde bedsprei uit India. Er zijn lange kamerjassen met overduidelijk uit Japan afgekeken kimonomouwen. Een knalrood jasje is versierd met een dessin vol Turkse invloeden. Dat jasje geldt als klederdracht en werd gedragen op het platteland. Bijzonder, want vaak is alleen de kleding van de stedelijke elite – die het zich konden permitteren hun kleren niet tot de laatste draad af te dragen – bewaard gebleven.
Het is verfrissend om te zien hoe traag de mode in honderd jaar veranderde, zeker nu trends tegenwoordig vaak al binnen een paar maanden afgedankt worden. En áls de mode veranderde, kwam dat door historische keerpunten als de Franse Revolutie, die ervoor zorgde dat de mode een stuk ingetogener werd. Rijkdom werd nog steeds geëtaleerd, maar nu subtieler. Niet meer met weelderige bloemenprints in een rijk kleurenpalet, maar bijvoorbeeld met een overbodige tweede rij knopen op een gilet. Soldaten in uniform golden als hét toonbeeld van mannelijkheid, waardoor er steeds meer militaire invloeden terugkwamen in alledaagse mannenkleren.
Jas geïnspireerd door typisch Franse hofkledij.
Foto Rijksmuseum
Machinaal
Ook de industrialisatie was van grote invloed. Toen die in de negentiende eeuw goed op stoom kwam, werden stoffen steeds vaker machinaal geborduurd of geweven. Kleren werden niet meer uitsluitend op maat gemaakt door kleermakers, maar hingen voortaan kant-en-klaar in warenhuizen. Het aanbod werd groter en toegankelijker.
Wat opvalt is dat veel kleding in de tentoonstelling gerepareerd of vermaakt is. Een gilet gemaakt van Chinese zijde waar met de hand bloemetjes op geschilderd zijn, blijkt geüpcycled: eerst was het een damesjurk. In een jasje is een zijpand van een andere stof genaaid, omdat de eigenaar dikker is geworden of omdat het jasje is doorgegeven aan iemand met een grotere maat. „Heel duurzaam”, zegt Jones. „Maar puur uit noodzaak. Zeker niet om morele of ethische redenen. Textiel was zó kostbaar dat mensen er wel zuinig op móésten zijn. Zelfs als je steenrijk was, had je nog geen vijftig kledingstukken. Eerder tien. How times have changed.”
Suit Yourself is t/m 15 maart 2026 te zien in het Rijksmuseum in Amsterdam. Info: rijksmuseum.nl
Is er nu wel of geen landelijk huisartsentekort? Nee, schreef oud-minister Pia Dijkstra (Medische Zorg, D66) vorig jaar aan de Tweede Kamer. Ja, dat is er wel, stelden onderzoeksinstituut Nivel en de Landelijke Huisartsen Vereniging. Om aan alle onduidelijkheid een einde te maken, ging de Algemene Rekenkamer aan de slag met de vraag: wie heeft er gelijk? Na vier maanden presenteert Ewout Irrgang, collegelid van de Algemene Rekenkamer, deze woensdag het verlossende antwoord in het rapportFocus op huisartsentekort.
Zegt u het maar, wel of geen tekort?
Irrgang: „Ja, er is een tekort. Een op de twintig mensen is op zoek naar een huisarts. Een deel heeft helemaal geen huisarts. De schattingen variëren van 45.000 tot 194.000 mensen, al is het moeilijk er een exact cijfer op te plakken. Ruim 730.000 mensen hebben nu wel een huisarts, maar ze willen wisselen en dat kan niet. Ze zijn bijvoorbeeld verhuisd en er is geen huisarts in hun nieuwe buurt.”
Als je op internet zoekt, vind je door heel Nederland praktijken met patiëntenstops of wachtlijsten.
„60 procent van de huisartsen had vorig jaar een patiëntenstop. Het tekort zal verder toenemen: 56 procent van de huisartsen gaat de komende twintig jaar met pensioen of op zoek naar een andere baan. Er is echt wel iets aan de hand.”
Waar gaan mensen naar toe als ze geen huisarts hebben?
„Je kunt bij een acute klacht uiteindelijk wel als ‘passant’ terecht bij een huisarts, maar vaak stellen patiënten dat uit. Dat is echt onwenselijk. Je gaat noodzakelijke zorg mijden, dat kan later tot duurdere en meer ingrijpende zorg leiden.”
De Rekenkamer schrijft dat de meeste patiëntenstops vorig jaar in de regio’s Haaglanden, Gooi en Vechtstreek, de Drechtsteden en Amersfoort waren. De Nederlands Zorgautoriteit (NZa) constateerde vorige maand dat het aantal mensen dat via bemiddeling bij de zorgverzekeraar een huisarts probeert te vinden in een jaar is gestegen, van zo’n vijfduizend tot zo’n zevenduizend.
Den Haag, Het Gooi? Niet de regio’s die je direct zou verwachten…
„Je kunt niet makkelijk zeggen: ‘daar is het huisartsentekort het ernstigst’. Neem Haaglanden, waar 75 procent een patiëntenstop heeft. Dat is een verstedelijkt gebied. Misschien kun je je bij die andere 25 procent gewoon inschrijven, en zijn die ook nog in de buurt. In bijvoorbeeld Friesland, Drenthe en Zeeland is het aantal patiëntenstops kleiner. Maar als daar een patiëntenstop is en je moet vervolgens twintig kilometer rijden, heb je geen huisarts meer in je directe omgeving.”
Waarom vragen zo weinig mensen hulp van hun zorgverzekeraar?
„Onbekendheid, vermoeden we. Veel mensen weten niet dat ze zich kunnen melden. Maar zorgverzekeraars weten misschien wel waar nog ruimte is. Of ze vragen een huisarts om toch nog iemand aan te nemen, omdat het echt nodig is.”
Minister Fleur Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, PVV) vindt het belangrijk dat iedereen zich kan inschrijven bij een huisarts in de buurt, schreef ze eerder aan de Kamer. Het kabinet ziet een belangrijke rol voor de huisarts, als iemand die moet voorkomen dat mensen te snel worden doorverwezen naar dure, specialistische zorg. Het goede nieuws is dat de Rekenkamer stelt dat het aantal huisartsen tussen 2000 en 2024 is gegroeid van 8.600 naar 14.300. Tegelijkertijd daalde het aantal patiënten per huisarts van ruim 1.800 naar 1.250.
Als die huisartsen allemaal wat extra patiënten nemen, is het tekort dan niet opgelost?
„Rekenkundig klopt dat. Maar het gaat voorbij aan de dubbele vergrijzing. Er komen steeds meer ouderen die steeds ouder worden, en die gaan vaker naar de huisarts. Ook wordt er zorg verplaatst vanuit het ziekenhuis naar de huisarts. En soms is er ruimtegebrek: dan kunnen er gewoon geen patiënten meer bij.”
Wat verder speelt, zegt Irrgang, is dat patiënten op de wachtlijst van de ggz en de jeugdzorg zich – ter overbrugging – bij de huisarts melden. Zo krijgt die er nog meer taken bij. „De huisarts is de frontlinie van de samenleving; die sluit nooit zijn deuren.”
Maar terwijl de vraag stijgt, neemt het aanbod van dokters juist af. Huisartsen die met pensioen gaan, hebben moeite een opvolger te vinden voor hun praktijk. Jonge huisartsen werken vaker in deeltijd of worden waarnemer.
U schrijft ook dat een kwart van de huisartsen na vijftien jaar iets anders gaat doen.
„Dat is heel veel. Administratieve lasten spelen een rol, werkdruk, de werk-privébalans. Het aantal opleidingsplaatsen is de afgelopen jaren verhoogd, maar lang niet alle plekken worden opgevuld. Het zou goed zijn om te kijken of we iets aan die in- en uitstroom kunnen doen.”
Dokters krijgen steeds meer ondersteunend personeel zoals doktersassistenten en praktijkondersteuners. Is dat de oplossing?
„Ook daar zijn personeelstekorten, die zie je overal in de zorg.”
En digitalisering, zoals thuisarts.nl of apotheek.nl?
„Ik ben zelf ook enthousiast, maar vier miljoen Nederlanders kunnen niet goed omgaan met digitale mogelijkheden. Digitalisering is geen magic bullet.”
Onze huisartsenzorg, zegt Irrgang, „is een heel mooi systeem waar ook internationaal met enige jaloezie naar wordt gekeken. Laagdrempelige, toegankelijke basiszorg, met een huisarts die de patiënten kent. Dat systeem moeten we koesteren. Maar het piept en het kraakt.”
Lees ook
De dokter zit straks gewoon in je achterzak: de digitalisering in de huisartsenzorg neemt rap toe
Het was zo’n vraag waarvan ik hem niet zelf had durven stellen, dus toen ze er dinsdag spontaan over begon was dat een meevaller. Het antwoord kwam opnieuw en opnieuw en opnieuw en opnieuw, telkens even ongevraagd, steeds in exact dezelfde bewoordingen. En daarom kan ik hier nu met zekerheid opschrijven: Marjolein Faber is géén stempelmachine.
Trouwe fans van het wekelijkse vragenuur in de Tweede Kamer hoorden de Asiel- en Migratieminister die nieuwe mantra ’s middags al introduceren, maar voor wie het had gemist had de redactie van Eva (AvroTros) ’s avonds een mooie stempelmachinecompilatie gemaakt. Daarin beantwoordde Faber vragen van Kamerleden over haar weigering om te tekenen voor lintjes voor COA-medewerkers met de woorden: „Als ik iets niet wil tekenen, dan teken ik het niet.” En met de mededeling dat ze „geen stempelmachine” is, dus. Bij Eva vonden CU-leider Mirjam Bikker en DD6-leider Rob Jetten dat het nou wel héél gek werd allemaal, bij Bar Laat (BNNVARA) zou CDA-leider Henri Bontenbal de boel weer onfatsoenlijk komen vinden. Nu was écht de grens bereikt.
Je zou denken dat je inmiddels een telescoop nodig hebt om die grens nog ergens ver achter ons te zien liggen, maar misschien was er inmiddels een nieuwe gevonden. Kijkend naar talkshows met politici en duiders bekruipt me geregeld het gevoel dat er nog veel grenzen in het vooruitzicht liggen; veel tafels vol verontwaardigde mensen; veel pogingen om daarna weer ‘op de inhoud te focussen’ en te roeien met de riemen die je hebt, doorpeddelend naar de volgende grens.
Dat unheimliche gevoel was dinsdagavond misschien extra sterk omdat ik ’s middags al (mea culpa) Ongehoord Nieuws (ON!) had gekeken – een even ongezonde als verslavende gewoonte. Een soort alternatief voor roken. De nicotine zit ’m in uitspraken als: „Assad was zeker geen perfecte democraat” (door terugkerende gast Filip Dewinter), en: „Laat je niet verleiden door de serene zang van Frans Timmersmans” (door presentator Tom de Nooijer). Deze dinsdag werd de presentatie verzorgd door Raisa Blommestijn, wier trademark het is om ieder item op zichzelf te betrekken en dan te zeggen: wat vervelend dat het nu over mij moet gaan.
Nu kondigde ze vanuit de studio een item aan over de steekpartij op de Dam. „Afgelopen weekend werd Amsterdam opgeschrikt door een mesaanslag”, zei Blommestijn, waarna ze overschakelde naar de verslaggever ter plaatse: Raisa Blommestijn. In het weekend had ze namelijk ook alvast zelf een reportage gemaakt. „Ik sta hier nu in Amsterdam”, zei verslaggever Blommestijn. Er volgden wat door ON gemaakte beelden van de Dam, afgewisseld met van andere omroepen geleende duidingen en voxpopjes. Toen terug naar presentator Blommestijn in de studio. Van Blommestijn naar Blommestijn en weer terug naar Blommestijn. Op dat punt van de dag was mijn brein al dermate gebroken dat het stempelmachineverhaal me niet eens meer verbaasde. Raisa Blommestijn bestaat in meervoud, Marjolein Faber is wél beleid en géén stempelmachine. Je doet het er maar mee.
Sesamstraat
Toen het tijd was voor Bar Laat wist ik dat ik zou accepteren wat er ook maar komen ging. Daar zat Paul Haenen, die ik ooit leerde kennen als de stem van Bert in Sesamstraat, tussen Bontenbal en politiek verslaggever Elodie Verweij. Als ik mijn ogen dichtdeed kon ik weer even de gele pop horen praten die ik vaak heb gemist. „Er blijkt toch ook dat er in het Kabinet veel ruzie en wantrouwen is, al heel lang.” Het leek hem tijd voor een verlossing „uit deze lijdensweg”. Wie moest er dan verlost worden, vroeg Pauw: Faber? Of het hele kabinet? „Het hele kabinet”, zei Bert. „En ik ben intussen ook wel benieuwd hoe een stempelmachine eruitziet.” Ik zou nog steeds elke avond naar hem kunnen luisteren.