De school in Deventer waar asielzoekers (nog in asielprocedure) en statushouders (met verblijfsvergunning) Nederlands leren, gaat dicht. De asielprocedure duurt meestal jaren. Die tijd kun je beter goed benutten, vonden Laura Faber en Sanne Terlouw. Zij zagen asielzoekers uit het azc doelloos rondhangen in de binnenstad en begonnen met lessen Nederlands. Eerst aan de keukentafel. Daarna, met financiële hulp van de gemeente, een school die ‘Iedereen aan Boord’ heet.
Lees ook
Geweldige school moet stoppen
Het werd een groot succes. Vluchtelingen kregen lessen en maakten allerlei uitstapjes om Deventer en haar inwoners beter te leren kennen. Ook kregen ze hulp bij het vinden van een snuffelstage of betaald werk. Wethouder Rob de Geest (PvdA), onder meer verantwoordelijk voor asiel en migratie, ging er een paar keer kijken en zag de toegevoegde waarde.
Waarom moet de school dicht?
„De school biedt onderwijs en hulp aan zowel mensen met verblijfsstatus als zonder. We zien dat het erg goed werkt, mensen krijgen een betere start, leren eerder Nederlands. Iedereen is enthousiast. Daar hebben we van geleerd. We gaan die kennis benutten. Als gemeente dragen we meer dan 1,2 ton bij in twee jaar. Bij zo’n bedrag moet je aanbesteden. De school ‘Iedereen aan boord’ heeft besloten daar niet aan mee te doen.”
Wethouder Rob de Geest (PvdA).Foto gemeente Deventer
De school wil dat ook asielzoekers welkom zijn. Dat mag niet volgens de voorwaarden van de aanbesteding. Waarom niet?
„We krijgen geld van het Rijk voor de inburgering van statushouders, niet voor de inburgering van asielzoekers. We betalen dat als gemeente uit eigen zak. Asielzoekers die we in Deventer Nederlands leren, kunnen later met verblijfsvergunning elders geplaatst worden, of geen status krijgen. Dan investeer je in mensen die vervolgens niet in Deventer terecht komen. We leggen als gemeente al eigen geld bij. We moeten keuzes maken.”
Als alleen statushouders welkom zijn, dan is een aanbesteding toch niet nodig? Zij kunnen deelnemen aan een door het Rijk gefinancierde inburgeringscursus.
„De aanbesteding is voor een vóór-inburgeringstraject. Ook als iemand een verblijfsvergunning heeft gekregen, duurt het nog een tijd voordat de intake voor de inburgering is gepland. Om die tijd te overbruggen, willen we investeren in een voorschool. Die financieren we als gemeente zelf.”
Bij Iedereen aan Boord konden mensen terecht zolang ze het nodig hadden. Waarom heeft de nieuwe voorinburgeringsschool een strak programma van dertien weken?
„Na die dertien weken kunnen mensen hopelijk snel aan de echte inburgering beginnen.”
Wat gebeurt er met de asielzoekers in het azc?
„Er zijn andere trajecten waarop ze kunnen inhaken. We hebben de meedoen-balie, waar je je kunt opgeven voor vrijwilligerswerk. Daar hebben verschillende mensen ook een mooie tijdsbesteding gevonden.”
Er zijn verschillende delegaties langs geweest om te leren van het succes van de school. Is het niet zonde dat een school waarmee je zo kunt pronken als gemeente stopt?
„Dat is zeker jammer. We hebben ons nek uitgestoken en anderhalf jaar lang extra geïnvesteerd. Nu investeren we nog steeds uit eigen zak, in het voortraject van de inburgering. Als we in Nederland willen dat ook asielzoekers inburgeren, dan moet dat vanuit het Rijk komen.”
Lees ook
Hier kunnen asielzoekers Nederlands leren tíjdens het wachten op de IND
Het aantal asielzoekers dat in Nederland wordt toegelaten, is sinds de zomer van vorig jaar hard gedaald. Waar voorheen meer dan 80 procent van de eerste asielaanvragen werd ingewilligd, krijgt sinds halverwege vorig jaar 65 procent een verblijfsvergunning.
Immigratiedienst IND schrijft de plotselinge daling van het aantal ingewilligde asielaanvragen toe aan verschillende oorzaken. Een is een nieuwe werkwijze, waardoor de IND aanvragen strenger toetst. Vluchtelingen moeten meer moeite doen om hun asielverhaal te onderbouwen en moeten vaker aantonen dat zij persoonlijk gevaar lopen in hun herkomstland. „We denken dat deze nieuwe werkwijze van invloed kan zijn geweest op het inwilligingspercentage, maar we hebben er geen onderzoek naar gedaan”, zegt een IND-woordvoerder.
Een andere oorzaak is volgens de dienst een aanpassing van het landenbeleid. Irak en Jemen werden vorig jaar voor bepaalde groepen veiliger verklaard, waardoor mensen uit die landen minder gemakkelijk asiel krijgen verleend.
De IND voerde in de zomer van 2024 een nieuwe werkwijze door. Dat werd gedaan door demissionair staatssecretaris Eric van der Burg (VVD), vlak voordat het kabinet-Schoof aantrad. Aanleiding vormde politieke druk. De Tweede Kamer vond het Nederlandse inwilligingspercentage te hoog. Die lag eerder op 85 procent, terwijl in Europa gemiddeld de helft van de eerste asielaanvragen wordt ingewilligd. In een motie eiste de Kamer in 2023 nieuw toelatingsbeleid, waarin „de bewijslast zoveel mogelijk bij de asielzoeker” zou liggen.
Risicogroepen
In de nieuwe methode moeten asielzoekers meer doen om geloofd te worden door de IND. Als ze bijvoorbeeld geen identiteitsdocumenten bij zich hebben, moeten ze daar een goede reden voor aandragen. Anders kan hun aanvraag worden afgewezen.
Daarnaast is het beleid voor ‘risicogroepen’ aangescherpt. Zo kreeg bijvoorbeeld een journalist uit Rusland gemakkelijker een verblijfsvergunning, omdat werd aangenomen dat diens hele groep gevaar loopt. In het nieuwe beleid zou een journalist uit Rusland dat alsnog individueel moeten aantonen.
De nieuwe werkwijze leidt volgens de IND tot betere beslissingen. „Waar onze besluiten eerder een opsomming waren van diverse argumenten, wordt nu duidelijker gezegd: dít is waarom wij afwijzen”, aldus een woordvoerder.
Als je geen voorrang meer geeft aan een groep die je voorheen grotendeels inwilligde, gaat dat percentage naar beneden
Er is ook kritiek. Vluchtelingenwerk volgt de uitwerking van het nieuwe beleid via haar netwerk van asieladvocaten. Volgens de ngo is door de werkwijze sprake een „veel strengere toets”, waar echte vluchtelingen het slachtoffer van worden. „Soms wordt een aanvraag op basis van een ontbrekend document niet verder behandeld”, zegt Myrthe Wijnkoop van Vluchtelingenwerk. „Terwijl dat niets hoeft te zeggen over de geloofwaardigheid van de vluchteling.”
Als voorbeeld noemt Wijnkoop de afwijzing van een alleenstaande moeder uit Jemen met vijf jonge kinderen. De vrouw vreesde voor eerwraak en wilde haar kinderen beschermen tegen besnijdenis – in het gebied waar haar ex-man vandaan komt, is vrouwenbesnijdenis aan de orde van de dag. Terwijl de IND haar verhaal in grote lijnen gelooft, werd de aanvraag afgewezen om procedurele redenen. Onterecht, oordeelde de rechter onlangs: de IND had tal van relevante omstandigheden niet meegewogen.
Landenbeleid
Een andere reden voor het dalende inwilligingspercentage is het aangepaste landenbeleid. Tot halverwege vorig jaar kregen bijvoorbeeld christenen en jezidi’s uit Irak makkelijker asiel verleend. Omdat ze niet langer gelden als ‘kwetsbare minderheidsgroepen’, is dat lastiger geworden. Ook voor Jemen is het beleid aangepast. Hoewel de situatie daar nog altijd onstabiel is, neemt de IND niet langer aan dat alle Jemenieten gevaar lopen.
De IND wijst nog op een andere factor die het inwilligingspercentage zou drukken. Eerder gaf de dienst voorrang aan aanvragen van Syriërs, die vrijwel standaard werden ingewilligd. Rond de zomer van vorig jaar stopte de IND daarmee. „Als je geen voorrang meer geeft aan een groep die je grotendeels inwilligt, dan gaat je inwilligingspercentage naar beneden”, zegt de IND-woordvoerder.
Sinds de val van het Assad-regime neemt de IND helemaal geen beslissingen meer over asielaanvragen van Syriërs.
Lees ook
Door nieuwe wetten van minister Faber zal het alleen nog maar drukker worden bij de vreemdelingenrechtbank
In de hoek op de eerste verdieping van de bieb is geen boek te bekennen – maar daar komen de heren aan het tafeltje dan ook niet voor. John van Berkel (70) staart naar het schaakbord, geduldig wachtend op de zet van zijn tegenspeler. „We zijn inmiddels aan elkaar gewaagd”, zegt Fred (83) – hij wil alleen met voornaam in de krant.
De mannen komen hier „één à twee keer” per week. „Dat valt nog wel mee, hoor”, zegt John. „Sommige mensen komen elke dag.”
„Je komt heel wat schaakverslaafden tegen”, beaamt Fred, die hier „haast iedereen” kent. Wat hem betreft is het „de mooiste ontmoetingsplek van Rotterdam”. „Ik kom vooral naar de bibliotheek om mensen te ontmoeten. Vooral jongere mensen. Als ik een goed gesprek heb, is schaken niet zo belangrijk.”
De stadsbibliotheek van Rotterdam trekt jaarlijks zo’n 2,5 miljoen bezoekers, verspreid over 23 vestigingen door de stad. Toch ziet ook een aanzienlijk deel van de inwoners de bibliotheek nooit vanbinnen. Ze hebben het geld niet of weten simpelweg niet wat de bieb te bieden heeft.
Om hen over de streep te trekken, zet Rotterdam een uitzonderlijke stap: per 1 mei kunnen alle inwoners gratis lid worden van de bibliotheek. Wie een boek te laat inlevert, wordt daarnaast niet meer beboet. „In bibliothekenland een langgekoesterde wens”, aldus Alice Vlaanderen, directeur van Bibliotheek Rotterdam.
Lees ook
Elke dag naar de bieb, maar niet voor de boeken
Laaggeletterd
Gidsend door de Centrale Bibliotheek aan de Hoogstraat ziet Vlaanderen „de wereld samenkomen”. Jongeren zitten verdiept in het scherm van hun laptop, ouders lezen hun kinderen voor, maar bezoekers krijgen ook hulp bij hun belastingaangifte of een WhatsApp-snelcursus.
„Als je hier een tijdje gaat zitten”, zegt Vlaanderen, „zie je mensen uit alle lagen van de stad. Maar we denken dat dat nog beter kan.” De gemeente krijgt namelijk „veel signalen dat mensen de bibliotheek nog niet laagdrempelig genoeg vinden”, zegt cultuurwethouder Said Kasmi (D66) in zijn werkkamer in het stadhuis. „Terwijl het bij uitstek een plek is waar iedereen een boek moet kunnen lezen, een cursus volgen, andere mensen ontmoeten.”
Laaggeletterdheid ga je maar op één manier tegen: door veel te oefenen en veel te lezen
Onlangs nog: een lerares die van een kind had gehoord dat haar moeder niet naar de bieb wilde vanwege een openstaande boete. Vlaanderen: „Dat gebeurt echt regelmatig.”
„Een hoop Rotterdammers hebben te maken met armoede”, zegt Kasmi. „Dan is een boete of lidmaatschapsgeld een te hoge drempel.” Hij wijst erop dat een op de vijf Rotterdammers laaggeletterd is – dat is ruim boven het landelijk gemiddelde (12 procent). „Laaggeletterdheid ga je maar op één manier tegen: door veel te oefenen en veel te lezen.”
Twintigduizend
Met het gratis lidmaatschap kunnen leden maximaal zes boeken per jaar lenen. Wie meer wil, moet voor 4 euro per maand een aanvullend abonnement afsluiten.
De wethouder verwacht niet dat dit mensen alsnog ervan weerhoudt om lid te worden. Het grootste deel van het aanbod van de bibliotheek ís bovendien al gratis, zegt Kasmi. „Het doel is mensen überhaupt de bieb in te krijgen. Als je eenmaal binnen bent, zijn er ook allerlei andere voorzieningen en faciliteiten. Maar mensen weten dat niet eens.”
De vraag is of de bibliotheek het bredere publiek bereikt dat ze hóópt te bereiken. Vlaanderen: „Ik wil niet zeggen dat het een makkie is, maar we hebben wel veel contact met scholen, huisartsen, kinderdagverblijven. Mede via hen willen we dit onder de aandacht brengen, bijvoorbeeld door folders neer te leggen.”
De doelstelling is ambitieus: de bibliotheek denkt, op basis van een pilot, twintigduizend nieuwe leden binnen te kunnen halen – 20 procent van het huidige bestand. De kosten (onder meer voor de inkoop van boeken) worden volgens de wethouder gedekt door „een combinatie van onze eigen subsidie en die van het Rijk”.
Leeftijdsgrens
In Nederland is een lidmaatschap van de bibliotheek tot aan de achttiende verjaardag gratis. Dan volgt doorgaans een e-mail met een felicitatie en de boodschap dat het lidmaatschap voortaan geld kost. Om te voorkomen dat jongeren afhaken, verhoogt een groeiend aantal gemeenten de leeftijdsgrens van het gratis lidmaatschap.
In Spijkenisse, een van de voorlopers op dit gebied, is een lidmaatschap sinds 2018 tot dertig jaar gratis. Met succes: het leverde de bibliotheek vijfduizend leden op, zegt directeur Victor Thissen. „We kregen veel meer jongeren over de vloer die hier een kop koffie kwamen drinken of studeren.”
We kregen veel meer jongeren over de vloer die hier een kop koffie kwamen drinken of studeren
Rotterdam hoopt dat andere gemeenten volgen. En wil een signaal afgeven aan politiek Den Haag, waar de btw-verhoging op boeken nog altijd in de lucht hangt – het door het kabinet toegezegde alternatief ontbreekt vooralsnog. „Dit is ook een beetje een reactie daarop”, aldus Kasmi.
De bibliotheek zegt het effect op de leden- en bezoekersaantallen te willen monitoren. „Ik denk niet dat een gratis lidmaatschap het panacee is”, zegt Vlaanderen. „Maar ik denk wel dat het helpt om een groep binnen te krijgen. En hopelijk worden ze dan verleid om eens een boek te lezen.”
Lees ook
Waarom moet het geld per se bij kunst en boeken vandaan komen?
Prostaatkanker denderde eind 2012 Felix Metselaars leven binnen. Hij wist niets over de ziekte. Over de prostaat evenmin. Waar zát dat ding eigenlijk? Onder de blaas, zo bleek. Om de urinebuis heen. Een klier ter grootte van een kastanje die prostaatvocht aanmaakt dat bij een orgasme met het zaad naar buiten komt.
Ook in de klier van Math Muijres zat kanker, bleek op 22 januari 2018, Muijres vergeet de datum nooit meer. De kanker, zo hoorde hij, zat ook in de lymfeklieren en het bot van zijn heup. Bij uitgezaaide prostaatkanker overlijdt bijna driekwart van de patiënten binnen tien jaar. Muijres deed onmiddellijk wat hij altijd had nagelaten: hij stelde zijn testament op.
Metselaar (79) en Muijres (68) vertellen hoe het is om te leven met een ziekte die, zo bleek onlangs uit cijfers van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), vorig jaar in Nederland werd vastgesteld bij 15.212 mannen. Daarmee komt prostaatkanker onder mannen inmiddels bijna net zo vaak voor als borstkanker onder vrouwen (15.407 diagnoses in 2024). Het aantal nieuwe patiënten stijgt al jaren als gevolg van de vergrijzing want prostaatkanker doet zich meestal voor onder 65-plussers. Ze leven vaak nog meerdere jaren met de ziekte, zodat de volkswijsheid luidt dat je niet sterft áán maar mét prostaatkanker. In werkelijkheid stierven in 2023 ruim drieduizend mannen aan de ziekte en streefde prostaatkanker in dat jaar borstkanker in dodelijkheid voor het eerst voorbij.
Hoe verloopt het leven na de diagnose? NRC vroeg het aan twee mannen met uiteenlopende ervaringen.Bij Math Muijres bleek de kanker uitgezaaid, bij Felix Metselaar niet. Beide mannen pleiten voor meer kennis bij het grote publiek. Kennis over het feit dat het kanker nummer één is onder mannen. Kennis over de kans op overlijden. Kennis over het risico op incontinentie na een prostaatverwijdering – Metselaar weet er alles van. En kennis over het belang van vroegere screening want de ziekte is een sluipmoordenaar. Math Muijres merkte niets, tot zijn plasstraal toch wel opvallend aan kracht had ingeboet. Toen klopte hij aan bij de huisarts. „Als ik eerder was gescreend, was mijn levensverwachting nu jaren hoger geweest.”
Geen goed nieuws
Felix Metselaar, oud-docent natuur- en scheikunde, had geen lichamelijke klachten. Toch meldde hij zich bij de dokter, op aanraden van een oud-leerling. Haar vader was aan prostaatkanker overleden, ze wilde Metselaar waarschuwen. „Als ik jou was”, zei ze, „zou ik mijn bloed laten prikken.” Hij had een licht verhoogde psa-waarde, een teveel van het eiwit aangemaakt door de prostaat. Niet alarmerend, wel verdacht: misschien was er kanker in het spel. Het was 2011 en z’n psa bleef stijgen, van 4 naar 5 tot boven de 6 in 2012. De uroloog nam stukjes van zijn prostaat onder de loep. Geen goed nieuws. „Ik? Prostaatkanker?”, dacht Metselaar toen hij het hoorde. Hij snapte het niet. Hij voelde zich „ontzettend fit”. Hij was een actief hockeyer, al zijn hele leven, ook nu nog, boven de 65. Kankerpatiënt: zo zág hij zich gewoon niet.
Klachten had Metselaar niet, toen hij zijn bloed liet onderzoeken. „Ik? Prostaatkanker?” dacht hij toen hij de diagnose te horen kreeg. Foto Merlin Daleman
Bestralen of verwijderen? Hij was er snel uit. Haal die kanker alsjeblieft weg. Begin 2013 ging de prostaat uit zijn lijf. De uroloog sneed nogal ruim want er leek wat tumor aan de buitenkant van de prostaatwand te zitten. „Dat betekent dat er extra zenuwen beschadigd zijn”, zei de uroloog. „O”, zei Metselaar.
De eerste drie weken liep hij rond met een kathether. Hij hockeyde er zelfs mee, in Barcelona, tijdens een toernooi dat hij niet wilde missen. Hij bond de plaszak om zijn been en verstopte hem onder een lange broek in de hoop dat geen hockeystick hem lek zou prikken. „Ik speelde niet slecht, geloof ik.”
Zonder katheter bleek hij aanvankelijk „zwaar incontinent”. Maar goed, dacht hij: ik leef nog. Het advies was bekkenfysiotherapie, Metselaar deed braaf de dagelijkse oefeningen. Het hielp hoogstens een beetje. Een normale plasbeurt zat er sinds de prostaatverwijdering niet meer in. In plaats daarvan bleef de urine druppelen en soms kwam het met scheutjes. Hij was aangewezen op inleggers in zijn ondergoed. Uitjes ging hij plannen, ‘is daar een toilet’ werd de hamvraag. Hij droeg reserve-inleggers bij zich. Hij droeg die extra inleggers in een jaszak of een vestzak maar niet in de zakken van zijn feestelijke outfit ter ere van de 65ste verjaardag van zijn vrouw. Daar zaten ze, met vrienden te tafelen in een etablissement ver weg van huis. „Ik geloof dat ik aan het doorlekken ben”, zei hij tegen zijn vrouw, die naast hem zat. „Blijf maar zitten”, fluisterde ze en ze snelde naar hun auto waar nog wat absorberende celstof lag voor ongelukjes onderweg. Zijn broek was drijfnat. „Ik voelde me waardeloos.”
Ja, aan een oud-collega legde hij het uit, toen de vlek in zijn broek groot werd tijdens een boswandeling en zij hem verbaasd vroeg waarom hij niet even was gaan plassen. Tja, incontinentie, niet het leukste gespreksonderwerp.
Hij kreeg een prothese die verlichting bood. De prothese sluit zijn urinebuis af, op zijn balzak zit een bedieningsknopje. Eén druk op de knop en de blaas leegt zich. Nu, vijf jaar later, werkt de prothese minder goed dan eerst. Inleggers komen nog steeds van pas. En sinds kort draagt hij bij wijze van experiment wasbare, absorberende onderbroeken die in Nederland nog nauwelijks op de markt zijn en door menig zorgverzekeraar nog niet worden vergoed. „Die bevallen me heel goed.”
Het besef dat de kanker hem op een dag fataal wordt, verlaat Math Muijres geen dag. Maar het vloert hem niet. Foto Merlin Daleman
Bij Math Muijres was de kanker dus in zijn heup doorgedrongen, hoorde hij op zijn 61ste. Ineens bleek zijn leven eindig. Eerder, tja, lééfde hij gewoon, met zijn vrouw met wie hij trouwde in 1981 en met wie hij een zoon en een dochter kreeg. Oké, toegegeven: hij was óók getrouwd met zijn werk, als zelfstandige op het snijvlak van bestuur en ict. Aan acquisitie deed hij niet: ze wisten hém te vinden. „Ik draaide de mooiste projecten in gemeenteland”, vertelt hij aan de moderne tafel in zijn moderne huis in de taille van Zuid-Limburg, het dorpje Grevenbicht.
Piano
Na de diagnose stopte hij twee jaar met werken. Hij zocht naar betekenis en dacht die te vinden achter het stuur van een nieuwe, zilverkleurige Mercedes AMG. Die ging heel snel maar dat gold ook voor de politie, zo bleek, en Muijres verkocht de auto. De piano bleek een duurzamer aanschaf en ook het zingen pakte hij op en toen hij met zijn zangcoach repeteerde en er een liedje voorbijkwam met het regeltje ‘And when my life is over’ overviel het verdriet hem – „baf!, zo uit het niks.”
Hij kreeg hormoontherapie. Anti-hormoontherapie eigenlijk, periodieke injecties om de aanmaak van testosteron lam te leggen. Want testosteron, zo leerde hij, stimuleert de groei van prostaatkanker. Aan sport had Muijres nooit gedaan en nu is hij ter behoud van zijn fitheid drie keer per week in de weer met kettlebells in de gym van de fysio.
De hormoontherapie pakte hem zijn lust af en ook zijn orgasme. „Het stopt nu daar waar normaal de climax begint.” Op zijn 24ste had hij het waarschijnlijk een ramp gevonden. Nu, als zestiger, noemt hij het „vervelend”. Hij zegt: „De intimiteit die aan de basis ligt van het seksuele, is veel belangrijker. Dat je het fijn vindt om tegen elkaar aan te liggen, dat je ’s nachts tegen elkaar aanschuift.” De intimiteit en genegenheid tussen hem en zijn vrouw „is er met sprongen op vooruit gegaan”.
Het besef dat de kanker hem op een dag fataal wordt, verlaat hem geen dag. Maar het vloert hem niet. En aan de buitenkant merk je er niets van. Sterker, het besef dat hij lijdt aan een ongeneeslijke ziekte lijkt bij menigeen te zijn weggeëbd. Heel gek: toen hij destijds het slechte nieuws deelde, leken sommigen hem te zien als op sterven na dood. Maar toen hij laatst tegen iemand zei dat hij nog altijd veel sport om genoeg energie te houden, was het ineens: ‘O? Ben jij nog ziek dan?’
Het besef dat de kanker hem op een dag fataal wordt, verlaat Math Muijres geen dag. Maar het vloert hem niet. Foto Merlin Daleman
Prostaatkanker heeft gewoon een heel lange spanningsboog, maar ja, wat doe je eraan? Spreekt hij over de dodelijkheid – driekwart dood binnen tien jaar, gemiddeld negen afgesnoepte levensjaren – dan antwoorden mensen opvallend vaak: ‘Maar je kunt ook morgen onder een tram komen.’ Ze bedoelen het vast goed maar invoelend is het allerminst, zegt Muijres. „Op 22 januari 2018 hoorde ik dat ik dood zou gaan. Dat is echt iets anders dan het theoretische risico dat iedereen in zijn leven loopt.” Hij voelt zich goed, al is hij sinds kort wat sneller moe. Hoe lang hij nog heeft, weet niemand. Wat hij wel weet: dat hij tijdens Oud en Nieuw zijn vrouw aankeek en zei: „Wat was 2024 weer een verrekte mooi jaar.”