Op een kalkoenboerderij met 27.000 dieren in Putten is vogelgriep vastgesteld. Om verdere verspreiding te voorkomen worden de dieren geruimd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Dat meldt de NVWA in een persbericht.
Om verspreiding naar andere delen van het land te voorkomen worden er ook in de omgeving van de kalkoenboerderij maatregelen genomen. In een straal van drie kilometer liggen nog twaalf andere pluimveebedrijven. Binnen een straal van tien kilometer, maar buiten de drie-kilometerzone, liggen 62 pluimveeboerderijen. Voor deze bedrijven geldt nu een vervoersverbod: vogels, eieren en andere producten mogen het terrein niet verlaten.
Sinds vorig jaar november geldt er een landelijke ophokplicht voor vogels die gefokt worden voor de verkoop. Daardoor moeten alle vogels op pluimveebedrijven binnenblijven in een afgesloten ruimte, en mag er geen bezoek komen op het bedrijf, behalve de dierenarts en personeel. Dat besluit volgde op een uitbraak op een kampeerboerderij, eveneens in Putten. Dat was destijds de eerste uitbraak in Nederland in bijna een jaar.
Ook in december werd vogelgriep vastgesteld op een pluimveebedrijf in Friesland. Daar werden ongeveer 63.000 vleeskuikens geruimd om verdere verspreiding te voorkomen.
Eerder deze maand kregen de eerste Nederlandse leghennen een vaccin tegen vogelgriep. Of dit daadwerkelijk helpt tegen toekomstige uitbraken moet nog blijken. Dit wordt nog onderzocht.
Lees ook
‘Moet je echt eerst een uitbraak in Nederland hebben voor de kippen naar binnen mogen?’
De Bijbel in duizend woorden samenvatten is godsonmogelijk en met Vom Kriege van Carl von Clausewitz gaat het ook niet. Terwijl je toch zo graag zou laten zien hoezeer het werk het lezen waard is. En uitleggen dat de uitspraak ‘Oorlog is slechts de voortzetting van politiek met andere middelen’ geen cynische wisecrack is maar tot de voornaamste inzichten van Clausewitz behoort: oorlog voeren is een vorm van politiek handelen en niet militairen maar politici behoren de doelen te bepalen.
Clausewitz was de Pruisische officier die wilde weten waaraan Napoleon zijn militaire successen dankte. Napoleon had Pruisen in 1806 vernederend verslagen en dat zat hem dwars. Hij analyseerde de napoleontische veldslagen en breidde dat later uit tot alle oorlogen die tussen 1740 en 1815 waren uitgevochten. Clausewitz had zélf tegen de Fransen gestreden, in 1812 zelfs in Russische dienst, en wist waarover hij sprak.
Uiteindelijk gingen zijn conclusies ver voorbij ‘Napoleon’ en raakten ze de oorlog als zodanig. Clausewitz ontdekte wetmatigheden en vaste problemen en stelde beginselen op. Hij was bij lange na niet de enige die dat deed – tijdgenoot Antoine-Henri Jomini had lang evenveel gezag – maar hij was de beste. Een deel van zijn conclusies is van blijvende waarde gebleken, het andere deel geeft een heldere kijk op de inrichting van napoleontische veldslagen.
In Vom Kriege zijn alle verworven inzichten samengebracht. Het is véél, dat kan niemand ontgaan, en ook hier en daar wat taai als Hegel en Kant een woordje meespreken, maar dat staat Clausewitz niet vaak toe. En net als Proust schrijft hij leesbaarder dan je verwachtte. Een probleem is de redundantie in het werk: veel is dubbelop. Dat komt omdat Clausewitz het nooit heeft kunnen voltooien.
Werkendeweg deed Clausewitz steeds nieuwe inzichten en ideeën op en hij was aan een grondige herziening van zijn werk begonnen toen hij in 1831 plotseling aan cholera overleed. Zijn vrouw maakte de tekst persklaar maar wist natuurlijk niet wat Clausewitz voor ogen had gestaan. Zo ontstonden de inconsistenties en interne tegenspraak die de historici nu nog bezighouden.
Op zijn opvatting dat oorlog voeren een vorm van politiek handelen is en dat politici daarin het laatste woord behoren te hebben is Clausewitz nooit teruggekomen. Wel zag hij hoe eerzuchtige en arrogante legerleiders probeerden de politiek te negeren. In de moderne tijd zet een (niet uit te sluiten) autonome escalatie van geweld tot een kernoorlog de politiek sowieso buiten spel. En voor veel van de huidige ‘non-state actors’, die er in Clausewitz’ tijd niet waren, lijkt oorlog soms eerder doel dan middel.
Griezelig was Clausewitz waar hij pleitte voor de ‘absolute oorlog’. Dood en verderf, bloed en gruwel zijn de essentie van de oorlog, vond hij, en vertoon van terughoudendheid en mededogen, wat je wel aantrof in ‘beschaafde’ landen, leidde tot absurditeiten. Uiteindelijk wilde je toch het vijandelijk leger vernietigen om de vijand je wil op te leggen, ja: seine Staatenexistenz aufzuheben. De inzet van ongelimiteerd geweld had Napoleon veel voordeel gebracht. Maar gaandeweg begreep Clausewitz dat een oorlog een ‘beperkte oorlog’ kon blijven als de politiek slechts beperkte doelen stelde. Je bezette een stuk land als onderpand en daar bleef het bij. Legerleiders moesten wel tijdig te horen krijgen of ze in een grote of kleine oorlog vochten. Dat Clausewitz het scherpe onderscheid tussen die twee later heeft losgelaten vind je niet makkelijk terug in Vom Kriege.
Het overschatte offensief
Mét Napoleon behoorde Clausewitz tot de eersten die inzagen hoezeer het moreel van de troepen bepalend kon zijn voor hun succes. Anders dan de Pruisische troepen wisten de ‘volkslegers’ die Napoleon in 1806 inzette zich door heel Frankrijk gesteund. Clausewitz beschreef het als de drie-eenheid regering-leger-volk. Het moreel viel op allerlei manieren te versterken, zag hij, en weinig werkte beter dan een overwinning. Van troepen die in het offensief gingen nam de krijgslust ook vaak vanzelf toe, de Franse maarschalk Foch was van dat idee bezeten.
Clausewitz vond de waarde van het offensief overschat. Tot gruwel van veel militairen beschreef hij de verdediging als de sterkere vorm van oorlog voeren: de aanval kalm en georganiseerd afwachten op zelf gekozen terrein, misschien wel in eigen land. Als dat niet te lang duurde hoefde het moreel er niet onder te lijden.
Zum Kriege bevat tientallen misschien wel honderden van dit soort overpeinzingen en constateringen. ‘Elke aanval verliest gaandeweg aan kracht’ is een fijne die ook in het dagelijks leven troost kan bieden. ‘Altijd de troepen bijeenhouden en inzetten op het zwaartepunt van de tegenstander.’
De vele hoofdstukken die praktische aanwijzingen geven voor veldtochten en veldslagen in Napoleontische zin zijn een genoegen apart, al was het maar omdat je de kans krijgt mee te rekenen. Je leest dat de gemiddelde dagmars 25 km was en dat het marstempo op zo’n 2,5 à 3 km per uur lag. Een infanteriedivisie van 8.000 man, inclusief artillerie, passeerde een vast punt in ongeveer een uur. Moesten er snel 40.000 man naar het slagveld komen dan moesten die per se over een breed front optrekken, anders arriveerde de achterhoede pas als de slag al voorbij was.
Uitgebreid behandelt Clausewitz de voor- en nadelen die verschillende terreintypen (bossen, moerassen, vlak terrein versus geaccidenteerd terrein) bieden aan de aanvallers of verdedigers in een veldslag. Het voordeel van een hoge positie, legt hij uit, is dat het naar beneden schieten merkbaar accurater is dan het naar boven schieten. Dat zijn vrouw dat er niet uitgehaald heeft is misschien te begrijpen, maar waarom de latere tekstbezorgers dat niet deden is onduidelijk.
Wie vanaf vliegveld LAX bij Los Angeles naar Anaheim rijdt, zoals ik afgelopen zondag deed in een ‘gele taxi’, krijgt de indruk dat Amerikanen natuur haten. Louter grijze betonnen en stalen bedrijfspanden staan er langs de snelwegen en fly-overs. En staat er toch ergens een boom, dan ligt er afval onder.
Maar wie vervolgens in Anaheim door de stille straten wandelt, ziet bloeiende judasbomen, ruikt bloesem en wordt vriendelijk begroet door mensen die hun hond uitlaten of het gras maaien.
Amerika heeft twee gezichten. En dat geldt ook voor de ‘World Meeting’ van de American Physical Society (APS) in het Anaheim Convention Center en de conferentiezalen van de tegenovergelegen Hilton- en Marriott-hotels. Veertienduizend fysici nemen deel aan deze grootste natuurkundeconferentie ter wereld. Alle nationaliteiten lopen hier door elkaar. En wat ziet iedereen er verzorgd uit! Wat is alles perfect georganiseerd. Hoe brandschoon zijn de zalen en het plein met de palmbomen en de fonteinen.
Jonge fysici zijn overduidelijk trots dat ze deel uitmaken van dit speciale ‘event’. In lange rijen staan ze tussen de middag voor de foodtrucks met burrito’s en salades. De muziek van een dj even verderop versterkt het ‘niets-aan-de-handgevoel’. Maar de mensen die de pleinen vegen en de prullenbakken legen, die de foodtrucks en de koffiepunten bemensen of lunch uitserveren, dat zijn vooral Mexicanen – net zoals de taxichauffeur die me naar Anaheim bracht. En stilzwijgend hoop je maar dat hun papieren in orde zijn, want elke dag brengt nieuws over nog weer grovere deporaties van immigranten.
De nieuwe Amerikaanse politiek drukt ook de sfeer in ‘onze’ Airbnb die aan een van de bloesemrijke straten ligt. ‘We’ zijn de sprekers van een sessie, op uitnodiging van de APS, over de bijdragen van vrouwen aan de ontwikkeling van de quantumfysica. Met zijn vijven vertegenwoordigen we een internationale werkgroep die de afgelopen drie jaar een boek over dat onderwerp in elkaar heeft gezet. In januari noemde wetenschapsblad Nature de presentatie van dat boek, later deze zomer, een van de meest ‘notable events’ van het Internationale Quantumjaar 2025.
Zo’n Trumpiaanse lens
Maar ja, de sessie waarin we later deze week een paar hoofdstukken zullen presenteren, zal óók rijk zijn aan woorden die je volgens de regering-Trump beter niet meer kan gebruikten. ‘Women’ bijvoorbeeld. Misschien zullen we zelfs ‘stereotype’ zeggen. En wanneer je eenmaal door zo’n Trumpiaanse lens kijkt, zijn we sowieso een rommelig gezelschap van Europeanen, Canadezen en Amerikanen.
Ik denk dat onze regering AI gebruikt om zulke termen te turven, zegt een van die Amerikaanse collega’s terloops. Een Canadese collega blijft onophoudelijk ‘doomscrollen’. Voor ons allemaal is het een raar gevoel dat de genuanceerde blik waarmee we naar de geschiedenis van quantum probeerden te kijken, ineens bijna subversief lijkt te zijn.
En tegelijk loopt die conferentie in Anaheim dus onverstoorbaar door, met vlekkeloze lezingensessies en geweldige sprekers. Mijn Canadese collega en ik gaan naar een ervan, over de ontwikkeling van atoombommen tijdens het Los Alamos-project. We horen hoe de Amerikaanse overheid en legerleiding het geheimhouden van onderzoeksresultaten – destijds iets nieuws – niet louter afdwong om te voorkomen dat kennis in vijandige handen viel. Geheimhouding was voor hen net zo goed een middel om de wetenschappers in het project te disciplineren – en een excuus om hun eigen strategieën al helemaal niet te delen.
Sommige wetenschappers weigerden op deze manier te werken. Anderen lieten zich meeslepen door de technologische ontwikkeling en dachten verder niet na. Weer anderen bleven nog heel lang geloven dat een atoombom nodig was om de nazi’s te verslaan, zelfs al wisten militaire strategen allang dat Japan het doelwit zou zijn – en Amerikaanse dominantie het doel.
De spreker citeert de toenmalige voorzitter van de onderzoekscommissie voor defensie die dit beleid bedacht en uitvoerde. „De wereld zal worden geregeerd door degenen die weten hoe je natuurwetenschap moet toepassen”, zei deze Vannevar Bush nog voordat de atoombom uitontwikkeld was. En: „Maatgevend voor onze [Amerikaanse] overwinning is onze dominantie na die overwinning.”
Macht vergaren
Is dat wat de regering-Trump wil? Terug naar die tijd kort na de oorlog toen Amerika inderdaad voor altijd onoverwinnelijk leek? Toen er nog niet zulke grote immigratiestromen waren tussen landen die goedkoop grondstoffen en producten leverden en de rijke VS? Toen vrouwen veel minder rechten hadden dan nu – en lhbtq+’ers nog minder. Willen Trump en de zijnen door voortdurend verwarring te zaaien en druk uit te oefenen, ‘nuttige’ wetenschappers opnieuw voor hun karretje spannen terwijl anderen het zwijgen wordt opgelegd? Willen ze opnieuw macht vergaren met hulp van innovatie, zoals nu AI?
Voorlopig werd hierover na afloop van de lezingen in Anaheim nog – met mate – gediscussieerd. Ook onze sessie gaat straks gewoon door. Maar of het genoeg mensen zal lukken om te blijven nadenken, met rechte rug? Onder de palmbomen op het brandschone plein lijkt de toekomst heel ongewis.
Margriet van der Heijden is natuurkundige en hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de TU Eindhoven.
Een glas crémant d’Alsace bij de heilbot, waarom niet? Het is maandag, bijna weekend als je terugkijkt. En buiten schijnt de zon. Laten we even vergeten dat het zorgwekkend warm is voor de tijd van het jaar. David Van Reybrouck (Brugge, 1971) heeft iets te vieren. De schrijver van Congo (2010) en Revolusi (2020), van Pleidooi voor populisme (2008) en Tegen verkiezingen (2013), van poëzie, theaterstukken en romans, van het proefschrift From Primitives to Primates waarmee hij in 2000 de graad van doctor in de archeologie verwierf, is door het bestuur van de Maand van de Filosofie uitgeroepen tot de nieuwe Denker der Nederlanden. Vanaf 4 april zal de katheder van waaraf hij zijn stem kan laten horen hoger zijn dan die al was. Zijn pleidooien voor vernieuwing van de democratie en tegen de verwoesting van de aarde zullen twee jaar lang luider klinken dan ze al deden. Bij een lunch in een Amsterdamse brasserie praten we over zijn ideeën.
U wilt aan vérdenken gaan doen, schrijft u in uw essay ter gelegenheid van uw benoeming.
„Vanuit de verre toekomst naar het heden kijken, bedoel ik daarmee. Ik ben geïnspireerd door de Japanse econoom Tatsuyoshi Saijo, die daar een methode voor heeft ontworpen, Future Design. Bij belangrijke keuzes, zegt hij, moet je je verplaatsen in de toekomst en van daaruit terug redeneren. In zijn bekendste experiment liet hij vier groepen mensen besluiten nemen over gemeentepolitiek en stadsplanning. Een deel van hen kreeg een gele kimono aan, zij representeerden het jaar 2060. Fascinerend om te zien dat de groepen zonder hen andere discussies voerden dan de groepen waarin wel mensen in gele kimono’s zaten. Die hielden rekening met de belangen van toekomstige generaties.”
U heeft het in uw essay ook over verdénken.
„Waarmee ik verdenken van je eigen mening bedoel, argwaan ten opzichte van jezelf. Hoe weet je zo zeker wat je zeker meent te weten?”
U wist al voordat Trump werd herkozen dat u de nieuwe Denker zou worden.
„En sindsdien zijn we in ongekend vaarwater gekomen. De thema’s die mij na aan het hart liggen zijn democratiseren, dekoloniseren en decarboniseren, en die blijven relevant, maar ik wil wel een fundamentele openheid bewaren voor wat zich nog gaat aandienen. Mijn essay heet De wereld en de aarde en vanochtend, toen de definitieve tekst naar de drukker ging, heb ik de ondertitel bedacht: Hoe houden we het veilig? Veiligheid is een notie waar ik niet veel over geschreven heb en die wel steeds crucialer wordt.
„Ik ben net terug van een reis van acht weken op een vrachtschip naar Congo – ik was er weer voor het eerst in negen jaar – en voor vertrek moest ik een safety training volgen. Die is sinds een paar jaar verplicht voor iedereen in de maritieme sector. Brandende containers blussen, vanaf een toren in kolkend water springen, op een reddingsvlot zien te geraken dat ondersteboven ligt. We zijn enorm bezig met veiligheid, in het uitgaansleven, tijdens openbare manifestaties – zeker na de aanslagen in Duitsland – en in Europa, nu Trump aan de macht is. Allemaal begrijpelijk, maar het grootste veiligheidsvraagstuk van deze tijd krijgt steeds minder onze aandacht.”
U bedoelt klimaatverandering?
„Klimaatverandering is maar één dimensie van de crisis die de aarde bedreigt. Ik ben erg onder de indruk van het werk van de Zweedse aardwetenschapper Johan Rockström, die met zijn team negen kritieke grenzen voor het aardsysteem heeft geïdentificeerd waarbinnen we veilig kunnen opereren. En dan gaat het over veranderingen in land- en zoetwatergebruik, of de opkomst van synthetische chemicaliën die nooit vergaan, over microplastics die op de hoogste bergtoppen worden aangetroffen. Zes van die grenzen zijn al overschreden, misschien zelfs zeven. En er is nog geen enkel internationaal verdrag gesloten dat dit aanpakt. Iedereen lijkt het onderwerp beu te zijn. Onder Trump wordt de fossiele sector zelfs weer van harte gestimuleerd.”
Kunt u het aan?
„Ik moet eerlijk zeggen dat de bootreis naar Congo wat dit betreft ontluisterend was. Ter hoogte van Angola zag ik ’s nachts wel twaalf fakkelvlammen van olieraffinaderijen om me heen, binnen een straal van een of twee zeemijlen. Er wordt daar met veel minder voorzorg gewerkt dan in Europa. Op de Noordzee en in Noorwegen wordt geturfd en geteld, kijk hoe schoon we zijn, we produceren de schoonste olie ooit, veel minder CO2, en het haalt niets uit, letterlijk niets. We verleggen het probleem. Dat samen met de afbraak van de naoorlogse wereldorde, het gemak waarmee het gebeurt, ja, dat maakt dat ik af en toe mijn laptop hard dichtsla en denk: ik ben er klaar mee.”
Wat houdt u gaande?
„Dat ik niet te veel hoop. Hopen is de beste manier om wanhopig te worden. Ik zag dat Tommy” – Tommy Wieringa – „een essay heeft geschreven voor de Maand van de Filosofie: Optimisme zonder hoop. Prachtig. Helemaal mee eens. Blijven ijveren voor een volle democratie, waarin stemrecht ook spreekrecht is. Blijven ijveren voor een weerbare natuur en een planeet die niet helemaal ontspoort. Ik heb grote nood aan momenten van stilte, van leegte, van rust, en sinds tweeënhalf jaar heb ik met Eva” – de onderzoeker en schrijver Eva Rovers, zijn vriendin – „een huisje in Noord-Frankrijk, waar we ons kunnen terugtrekken om te schrijven, te lezen, te wandelen. Maar het is altijd tijdelijk. Ik ga altijd door. Ik ben strijdbaar, weerbaar en onvermoeibaar.”
U kunt nu twee jaar lang terug brullen.
„De ‘Terugbruller der Nederlanden!’” Hij schudt nee. „Brullen is mijn aard niet. Maar opgeven ook niet. Ik ben het eens met wat de dichteres Henriëtte Roland Holst schreef: ‘de zachte krachten zullen zeker winnen / in ’t eind.’ Zij had de eerste Denker kunnen zijn.”
Lees ook
De nieuwe David Van Reybrouck prikt het Nederlandse sprookje over Indië door
Toen ze dat schreef was de Eerste Wereldoorlog nog niet eens voorbij.
„En moest de Tweede Wereldoorlog nog komen, ja. Ik zei toch al dat ik weinig hoop heb? De tribalisering van de westerse samenlevingen voltrekt zich, delen van de natuur zijn onherroepelijk verloren, soorten sterven uit. Het gaat niet meer over schade vermijden, het gaat over schade inperken. Wat dat betreft verbaas ik me over de bijna feestelijke oorlogsretoriek die we over ons heen krijgen. Moet er meer geld naar defensie nu de NAVO wankelt? Wellicht. Maar het enthousiasme waarmee vandaag de oorlogstrom geroerd wordt doet me denken aan de vrolijkheid waarmee de treinen eind juli 1914 naar het front begonnen te rijden. Het is idioot.”
Wel of geen 800 miljard naar de Europese defensie?
Hij wijst om zich heen en zegt: „De meeste mensen die hier zitten te eten hebben de deur van hun huis goed dichtgedaan toen ze weggingen. Helaas is het noodzakelijk om te investeren in antivirussoftware voor je computer. We moeten onszelf beschermen. De keuze is niet: wel of geen defensie. Maar laten we wel de proporties in de gaten houden. Er zijn zo’n 500 miljoen Europeanen en ruim 140 miljoen Russen. De gezamenlijke uitgaven van de Europese lidstaten en het VK zijn vele malen hoger dan die van Rusland. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd er al gesproken van een Europese defensiegemeenschap – wat een vergissing dat dat toen niet is doorgegaan. We hebben ons zeventig jaar lang rijk en veilig gerekend dankzij de NAVO. Dat blijft niet duren. Maar wat me stoort is dat er nu voor militaire doelen heel gemakkelijk geld wordt gevonden en voor het klimaat niet. Hier kan vérdenken nuttig zijn. Vanuit 2060 bekeken zien we dat er zeker vele tienduizenden Europeanen zullen sterven aan hittegolven, overstromingen, bosbranden en luchtvervuiling, terwijl nog maar moet blijken of de Russen gaan komen.”
Vanuit 2060 bekeken zien we dat er zeker vele tienduizenden Europeanen zullen sterven aan hittegolven, overstromingen, bosbranden en luchtvervuiling, terwijl nog maar moet blijken of de Russen gaan komen
Denkt u?
„Maar natuurlijk. Hoe lang hebben de Russen erover gedaan om dat modderige stukje land rond Koersk te heroveren? Ze hebben er zelfs duizenden Noord-Koreanen voor moeten invliegen. En dan zullen wij doen alsof ze al klaarstaan om Polen te annexeren? Ja, we moeten onze defensie op orde hebben, zeker als we de Amerikaanse steun verliezen. Hopelijk is er nog genoeg tijd. Maar op het grootste gevaar dat ons bedreigt anticiperen we steeds minder, terwijl we daarvan met grote wetmatigheid weten dat het op ons afkomt. Ik heb lang gedacht dat een paar kleine rampen de wereld wel zouden wakker schudden. Maar nee. Los Angeles mag affikken, Valencia mag onderstromen, Bahia Blanca in Argentinië. Na een paar dagen zijn we het vergeten. Blijkbaar zit het in ons om het lijden van mensen zo ver bij ons vandaan weer snel los te laten.”
Niet in u?
„Ik ben er aangescherpt gevoelig voor door mijn vader, die vervroegd is overleden tijdens de hittegolf van 2006, op zijn zevenenzestigste. Hij was nierpatiënt. Pas in 2022 tijdens de Klimaatzaak tegen de Belgische overheden” – aangespannen door burgers die eisen dat internationale klimaatbeloften worden nagekomen – „ben ik cijfers gaan opzoeken over aantallen doden door klimaatverandering. Sinds 2000 zijn er in België meer burgerslachtoffers gevallen door hittegolven en luchtvervuiling dan in de hele Eerste Wereldoorlog. Het gaat om duizenden mensen per jaar. Dúízenden.”
Waarom kunnen we er onze aandacht er niet bij houden?
„Omdat we machteloos zijn. De dochter van een goede vriend zei: klimaat is zo passé. Ze is zeventien. Ze zei: hoe we er ons als scholieren ook voor inspannen, het levert toch niets op. Dat gevoel van deze geëngageerde jonge vrouw is herkenbaar voor ongelooflijk veel mensen. De enige keuzes die je hebt gaan over lifestyle. Hoeveel biefstukken je per week eet. Hoe je reist. Welke kleren je koopt. De grote planetaire uitdaging wordt herleid tot hyperindividuele shoppingkeuzes. Vind je het raar als mensen zich blauw ergeren als er met het belerende vingertje wordt gezwaaid? Wij nemen elkaar de maat over onze individuele voetafdruk en ondertussen pompt de oliesector rustig door. Laat de mieren maar ruziën, dan kan de koe grazen.”
Dus wat nu?
„We moeten het collectief oplossen. Maar met de huidige politieke instrumenten zijn we niet goed meer in het nemen van collectieve beslissingen voor de langere termijn. Na de Tweede Wereldoorlog besloten onze overheden tot een pensioenstelsel. We hebben het toen wel gekund, hè. Grote veranderingen komen vaak na grote conflicten. De vraag is nu: kunnen we veranderen vóór de crash?”
Portret van David Van ReybrouckFoto Bram Petraeus
Wat verwacht u?
„Als ik niet zou geloven dat er nog op tijd kon worden ingegrepen, dan zou ik nooit zo eindeloos veel tijd hebben gestoken in democratische vernieuwing, een voorwaarde voor een goed klimaatbeleid. Dus nee, ik geloof niet dat het systeem eerst hoeft te crashen voordat we het gaan verbeteren.”
Erg opschieten doet het niet.
„Op de laatste pagina’s van Tegen verkiezingen, uit 2013, beschrijf ik wat er zou gebeuren als we onze democratie niet wisten te democratiseren: een woedende massa die het gebouw van de democratie bestormt om alles kort en klein te slaan en de kroonluchters jat. Wat denk je, zou een gepensioneerde Amerikaanse bouwvakker een paar winters geleden het Capitool hebben bestormd als hij zich gehoord voelde? Als hij in zijn volwassen leven meermaals de kans zou hebben gekregen om aan tafel te zitten met zijn medeburgers en zich te kunnen uitspreken? Zou hij dan ook zo sterk gevoeld hebben dat hem iets was ontnomen? Zou het dan toch zo zijn dat stemrecht zonder spreekrecht in tijden van groeiende ongelijkheid onvermijdelijk leidt tot de groei van wrok en rancune?
„Wie alleen een sleutelgat heeft om eens in de vier jaar door te praten, brúlt er doorheen. In Pleidooi voor populisme, uit 2008, bekommer ik me om het witte proletariaat. Ik vond dat maar weinig politieke partijen zich hun lot aantrokken. De progressieven verlegden hun mededogen naar het gekleurde precariaat en daarmee hebben ze het witte proletariaat in de armen van de populisten gedreven. Rechtse populisten. Het zijn historische vergissingen. Die stemmers zijn geen fascisten, nog niet. Maar ze worden het wel naarmate ze langer zo worden behandeld.”