Ze moeten honderden miljoenen dollars aan bezuinigingen ophoesten, duizenden banen schrappen, geen ‘genderideologie’ meer verspreiden en moeten keihard optreden tegen pro-Palestijnse demonstraties op de campus. Intussen krijgen ze hoon en haat te verstouwen op X, het medium van Elon Musk.
Amerikaanse universiteiten sidderen van angst door de weergaloze aanval die de regering-Trump de afgelopen weken op hen heeft ingezet. Een anonieme bestuurder – iedereen houdt zijn hoofd nu omlaag – vertelde The New York Times dat hem was aangeraden persoonsbeveiliging te nemen. Hij had „nog nooit zoveel angst gezien” bij collega’s.
Meer dan vijftig universiteiten zijn doelwit van onderzoek door de federale overheid, die met financiële druk aandringt op het navolgen van nieuwe richtlijnen over ‘gevoelige’ onderwerpen. Voor Trump en zijn radicaal-rechtse supporters is dat onderdeel van een wraakzuchtige afrekening met universiteiten die studenten geen vaderlandsliefde bijbrengen maar nationale zelfhaat. Daaronder valt het denken – en spreken – over gender, discriminatie en racisme, klimaat en het opkomen voor ‘gemarginaliseerde groepen’.
Het fanatisme waarmee nu de staatsmacht wordt gebruikt, is revolutionair en nieuw, de aanval zelf niet. Die kent een lange historische aanloop. Traditionele Amerikaanse afkeer van elites speelt een rol, maar veel belangrijker is de jarenlang opgebouwde kritiek op de ‘linkse’ hegemonie in het hoger onderwijs door Republikeinse politici en alt-rightactivisten. Met culture wars over feminisme en racisme wisten zij bij veel Amerikanen het beeld te vestigen dat universiteiten beheerst worden door ‘marxisten’ die op ‘gewone’ Amerikanen neerkijken en minderheden voortrekken. De groeiende inkomenskloof in de VS en de extreem hoge collegegelden van excellente universiteiten hielpen ook mee (een jaar Harvard kostte in 2024/25 zo’n 60.000 dollar alleen al aan collegegeld, nog los van huisvesting en boeken, een jaar Yale zo’n 70.000 dollar).
De campagne van Trump richt zich niet alleen tegen wat volgens hem de universitaire ‘ideologie’ is, maar ook tegen hun demografie. Sinds de jaren zestig, toen de academische bevolking nog overwegend wit was, zijn de universiteiten door beurzen en diversiteitsbeleid veel diverser geworden. Volgens gegevens van het nationale instituut voor onderwijsstatistiek (NCES) was in 1980 81 procent van de bachelorstudenten wit, in 2020 was dat gedaald tot 54 procent. DEI-beleid (diversiteit, gelijkheid, inclusie) heeft daar een belangrijke rol in gespeeld, een doorn in het oog van rechts dat terug wil naar de oude ‘all-American’ universiteit die louter zou zijn gebaseerd op ‘verdienste’.
Spectaculaire nieuwe instroom
Progressieve critici werpen tegen dat zeker tot halverwege de twintigste eeuw afkomst en vermogen eerder bepaalden wie aan welke universiteit terecht kon. De GI Bill (1944), bedoeld om veteranen na de Tweede Wereldoorlog op weg te helpen, leidde tot een spectaculaire nieuwe instroom in het hoger onderwijs van vooral witte veteranen – de wet pakte in de praktijk discriminatoir uit. De uitspraak van het Hooggerechtshof in 1954 dat segregatie aan openbare scholen strijdig is met de Grondwet opende de weg voor meer zwarte Amerikanen naar de universiteit.
Onder invloed van de Koude Oorlog stak in de jaren vijftig tegelijk wantrouwen van ‘communistische’ academici de kop op, tijdens de heksenjacht van senator Joe McCarthy. Maar een harde breuk met mainstream Amerika kwam pas met de massale studentendemonstraties van de jaren zestig tegen de Vietnamoorlog. Bij protesten op Kent State University in Ohio schoot de Nationale Garde in 1970 vier studenten dood – geweld dat door veel Amerikanen niet werd afgekeurd en door sommige tegendemonstranten werd begroet met vier in de lucht gestoken vingers. De studentenbeweging, gelieerd aan radicale politiek, gaf voeding aan de rechtse verdenking dat universiteiten ‘marxistische’ broeinesten waren geworden.
Marxistisch of niet, veel docenten en onderzoekers die aantraden toen de studentenaantallen toenamen waren in elk geval progressief, liberal, vooral in de sociale en geesteswetenschappen. Een onderzoek onder 1.417 Amerikaanse hoogleraren wees in 2007 uit dat het overgrote deel van hen zich liberal noemde (44 procent) of gematigd (46 procent), slechts 9 procent conservatief.
Het begin van de afrekening kwam na het aantreden van Ronald Reagan in1980. Niet alleen oudere conservatieven trokken nu van leer tegen linkse hegemonie in de Academie, ook een jonge garde Republikeinen. In Illiberal Education (1991) fulmineerde publicist Dinesh D’Souza tegen het hoger onderwijs, volgens hem geobsedeerd door ras en sekse. D’Souza, die allengs radicaliseerde tot complotdenker, sprak later ook van de „nazi-wortels” van links Amerika. Eenmaal politiek actief en veroordeeld wegens gesjoemel met donaties, kreeg hij in 2018 prompt gratie van president Trump.
Veel invloedrijker was de filippica van de classicus Allan Bloom tegen verslonzing van de universiteit in zijn boek The Closing of the American Mind (1987), dat een bestseller werd. Volgens Bloom waren studenten ten prooi gevallen aan moreel relativisme, door toedoen van linkse academici die het geloof in waarheid zouden hebben opgegeven. Tot zijn eigen verrassing werd Bloom een superster met het boek, een teken dat kritiek op de universiteiten breed ingang had gevonden.
Een wezenlijk algemeen belang
Toch is nu alles anders. Ook tijdens die eerste golven van kritiek stond niet het idee ter discussie dat universiteiten een wezenlijk algemeen belang vertegenwoordigen en de overheid afstand moet houden. Toen het Amerikaanse Congres Richard Nixon in 1969 voorstelde federale subsidie te schrappen aan universiteiten die Vietnam-protesten op hun campus toestonden, weigerde de Republikeinse president resoluut – de staat moest daarbuiten blijven. „De federale overheid moet niet treden in de handhaving van academische vrijheid of rust op de campus”, aldus Nixon, „dat is de taak van universiteitsbestuurders”. Nu schrapt Washington 400 miljoen dollar steun aan Columbia University in New York, als straf voor lakse bescherming van Joodse studenten, en 800 miljoen bij Johns Hopkins in Baltimore, met tweeduizend ontslagen in de VS en elders tot gevolg.
Nieuw is ook de campagne van steenrijke tech-magnaten tegen de universiteiten. Elon Musk wil alles wat er ‘woke’ is uitbannen, PayPal-oprichter Peter Thiel hekelde het hoger onderwijs als een „sociopathische bubbel”. Investeerder en miljardair Marc Andreessen noemde de universitaire wereld in een interview „versteend en corrupt” en bepleit de ontmanteling ervan.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129618742-d411f2.jpg|https://images.nrc.nl/7JsE6berk1nBr2_I7htSzsp91Xg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129618742-d411f2.jpg|https://images.nrc.nl/_xvBKxkU9VKsTe4YjFjVBNiRKo4=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data129618742-d411f2.jpg)
Keerpunt was de Gaza-oorlog. Tijdens de hevige pro-Palestijnse protesten van studenten eind 2023 dreigden eerst al rijke donateurs hun steun aan universiteiten als Harvard in te trekken. Het Huis van Afgevaardigden begon hoorzittingen over oplevend antisemitisme op de campus. De Republikeinse afgevaardigde Elise Stefanik – overtuigd Trump-aanhanger en alumnus van Harvard – legde bestuurders van Harvard, MIT en de Universiteit van Pennsylvania genadeloos op de pijnbank. Het drietal putte zich uit in ontwijkende antwoorden en juridische nuances – olie op het vuur – en twee van de drie zagen zich genoopt af te treden.
Dat succes gaf de aanval uit de rechterhoek nieuwe brandstof. De rechts-revolutionaire activist Christopher Rufo verspreidde berichten over plagiaat door de nog overgebleven bestuurder, Claudine Gay, de eerste zwarte vrouw aan de top van Harvard – ook zij stapte op. Rufo, een gast van Trump in Mar-a-Lago, is een media-bewuste aanjager van de aanval op de universiteiten. Zijn kritiek is niet dat universiteiten te elitair zijn, maar dat een verkeerde – linkse – elite er de dienst uitmaakt, die nu moet worden opgeruimd.
Sommige oudere liberals geven de universiteiten er ook zelf de schuld van dat ze de boksbal zijn geworden van radicaal-rechts. Historicus Michael Ignatieff klaagde vorig jaar op bezoek in Nederland over het eenzijdig linkse en posmoderne karakter van de Amerikaanse geesteswetenschappen. Het heeft universiteiten tot een gemakkelijke prooi gemaakt voor rechtse activisten, meent hij.
Anderen wijzen erop dat universiteitsbesturen zich door het neoliberalisme steeds fanatieker zijn gaan toeleggen op bedrijfsvoering en intellectueel engagement hebben verwaarloosd. Ze zagen niet aankomen dat het Trump nu menens is. Gevolg is dat nu een angstige verlamming de universitaire wereld heeft getroffen. Massale protesten tegen de kneveling van de academische vrijheid zijn vooralsnog uitgebleven.
